Carmen Verduyn x Liberation Dance Eindhoven
Tijdens de 80 jarige herdenking van de bevrijding van Eindhoven werd de Liberation Dance Walk georganiseerd. Met 4 dansers op verschillende bijzonder relevante locaties in Eindhoven die te maken hebben met deze herdenking. Gedurende deze dans-wandel toch mocht ik een aantal stukken voordragen.
1.
Er loopt een lijn,
Of eerder nog een hek,
Als veertien jarige meisjes tellen we af,
Nous courons en même temps, nos doigts la frôlant,
Giechelend, onschuldig misschien,
Maar vooral onbezonnen.
Daar lopen zij, twee mannen die graag op hij woord staan, maar daar nog veel vaker vanaf stappen, zelf wanneer zij deze mars met dezelfde pas konden afleggen dan nog, gaan zijn er gelijk in op, maar lopen nooit gelijk aan elkaar,
Dat is waar wij twee vrouwen zijn, ze wachten op elkaar een paar meter voor het einde van het hek. Moedigen elkaar aan met de stilste fluisteringen, liederen van een nooit gekende moedertong, oogleden die langzaam knipperen.
Aan dit hek worden geen tranen gelaten, enkel vingers gekust, kaaklijnen met een klein stukje duim gestreeld. En als jij stout bent kind, dan zeg ik niets, ik neem je mee naar het buitenland, huil maar niet mijn kind.
2.
Het kind stopte met huilen. Erger nog, het kind huilde helemaal niet. Alsof er een aardbeving. Maar dan daar, precies daar, waar de kooi zit om te temmen, waar de steen drukt, waar de maal weegt, precies daar, steekt het.
De lijn springt af toe op. Echt leven doet het niet. Echt dood is ze ook niet te noemen. Hoe snel ze ouder worden weet je pas wanneer ze tussen opgebaard en opgeklaard in hangen. Als je de nagels letterlijk kunt zien groeien, een tikkeltje per keer. Softly, gentle. Yet unmistakingly. Tik. Tak. Tik. Tak. Tik. Tik. Tik. Tik. Tik.
Iedereen denkt te weten hoe het klinkt wanneer er gevuurd wordt. Maar je weet dat niet. Je kunt het niet weten. Het is helemaal niet zoals op tv. Geen bof, geen bom, geen bats, het is een tik. Tik. Tik. Tikkkkkk. Bijna, bijna zoals het tikken van een klok, bijna maar niet helemaal.
Er loopt een lijntje vanuit haar buik naar beneden. De druppels bloed vallen één voor één langzaam druppende. Drup. Drup. Drup. Als je zo'n plas ziet dan zou je nooit denken, dat het allemaal individuele druppeltjes zijn geweest die nog trager dan het tikken van de secondes of tikken van vingers op scherpen, drup, drup, drup.
Dat zijn ze wel, singular drops, een per een, in het plasje. En de lijn wordt even langzaam een stroompje, tot er daar te veel ligt, veel te veel, van te veel verloren. Dan is er niets meer. Behalve de herinnering aan die lijn, en dat verdomde tkkkk-en. How easy it could've been the other one.
3.
Soms dan droom ik over anderen. Andersoortigen. Dat ze beter zijn dan ons. Vanachter hekken en glasramen naar ons kijken alsof wij apen zijn. Alsof we zijn wat we zijn. Beestachtig.
Ze ijsberen daar op en neer die anderen. Begluuren. Ik wist het zeker dat ik het gezien had in de blik. Like it had been written in stone. Mactub.
Haar kind huilt. Zij huilt. De handen proberen dwars door het glas te grijpen. Maar het is te dik. Veel te dik. Zo veel te dik dat het bijna universa van afstand deed suggereren. Maar toch. Net niet helemaal.
Zij huilt. Haar kind huilt. Het wordt er warm. En lopen voelt als bezwijken. En de minuten voelen als jaren. En de voeten zwellen op. En de neusvleugels beginnen te steigen. En als snel weet ik niet meer welke druppel een traan of zweet is. Yet, they begg: S'il te plaît. S'il te plaît. Donnez-moi juste un moment, s'il vous plaît.
De moeder roept om iedere God waar ze niet in geloofd. Geen van alle antwoorden. Ze verwenst ze. Maar ook dat komt niet door. Er staan nog zeshondereenentwintig wanhopige leeuwen voor u in de wacht. Blijft u even aan de lijn alstublieft?
4.
En de lijn loopt maar door. Van vader op zoon. Van vader op zoon. From father to son to daughter to son to daughter to son. You can feel it in their bones. In de vernouwingen van de aders. Zij weten het zeker wanneer het eerste knobbeltje de borst opsteekt. Dat is er met de paplepel ingegoten. Één slik per keer.
Wat je niet ziet bestaat niet. Tot het wel bewezen is. Hoe onzichtbaar dan ook. Het is er, maar ook niet.
Exact gelijk aan, onze voorgangers. Ik tel het aantal stappen, de rimpels tussen haarlijn en wenkbrauw. Ik tel het aantal gebroken harten en gezinnen. Én nog een. Én nog een. Én nog een. Soms hangt de strop al klaar voor je direct bij geboorte. Dat kun je niet bewijzen, maar wel zien aan de blik. Gitzwarte grote ogen die strak vooruit kijken alsof het leven nu al tegenvalt nog voor het bewustzijn überhaupt. Één enkele rechte streep in het midden van kruin tot aan neus.
Sommige mensen noemen hun lichaam een tempel, andere vinden haar een gevangenis. Wat ze ook zijn mag, al te vaak lijkt de rib een kooi, een opening, beide. Het vogeltje kraait als een pasgeboren baby die haar lach voor het eerst ontdekt.
Ik zou haar onschuldigheid all-risk willen verzekeren. Maar de heeft alleen ons. Yey pridetsya ladit' s nami.
Er loopt een lijn, tussen hem, haar, zij, hun, jou en mij. Ik beloof het kind, ik wil je nooit opsluiten. Je zult vliegen, vallen, springen, je zult de knieën afschaven. Et je ne t'enfermerai jamais.
Ga maar kind, mijn kind, idi i bud' s mirom.
"Schrijver in tuin" vastgelegd door: Patricia Hilboca |
Comments