Tuesday, November 28, 2017

"Het gelukkige eiland."

"Het ontwaken duurt er uren,
Ontwapenend is zij bijna, de sluimerende tonen van de natuur die langzaam weer tot het dagelijkse van het leven sluipt,
De nachten, zij duren er eeuwen, als de geeuw van een pasgeborene uitgestrekt in een voldane zucht veranderd, zo vallen zij daar in slaap, zachtjes de warmte verdelend over hem en haar,
Daar waar enkel het hart regeerd alsof zij altijd al de volmacht over besluitvorming had, zij staat fier aan het roer, is aanwezig op iedere bergtop en laat haar echo klinken in ieder dal,
De bomen zijn zo hoog, zij proosten met hun zoetsappige fruit op de vriendschap, laten vallen wat zij in overvloed hebben om ons te voeden, zijn de beschutting in ieder briesje dat een storm zou kunnen doen verraden, én tegen de zon die ons kan doen verbranden in het verlangen, toch te verdrinken in de oceaan,
Wij hoeven niet te bewegen, liggen dagen aaneengesloten in de hangmatten die kilometers lang uitgestrekt zijn, we plagen de voeten met plakkend strandzand en wassen elkaar daarna in de warmwaterbronnen, er hoeft niet gedeeld te worden, maar als vanzelfsprekend is het gelukkige eiland, een toevluchtsoord voor ieder die zichzelf als schipbreukeling aan onze diepe gronden gestand vind,
De regen spoelt onze zorgen weg en doet haar stromen in het water, dat er altijd beweging mag blijven in het vaststaande,
Ik trouw je op iedere nieuwe plek die wij vinden, elke keer een extra belofte, het geloof is grootser dan twee aaneengesloten glimlachen,
Ik ga enkel ver van je, om je voor het idee overnieuw te mogen missen, het gelukkige eiland jubelt, opdat ook zonder brand, sommig vuur nooit te doven is, en wij, wij dansen om haar heen, smeren elkaar in met de as en vallen iedere dag overnieuw voor de steeds ouder geworden jeugd in de ogen van hem die naast ons staat, "ik beloof je iedere dag naar je te kijken alsof je een vreemde bent, alsof ik je al levens ken én alsof je mijn bloed bent, ik beloof je iedere dag overnieuw te zien in de herinnering van liefde, ongeacht."


X-Y

"En als er oorlog is, zal ik je gewonden verzorgen, je bondgenoten bij de hand houden, je snachts in slaap fluisteren richting de vrede als jij nog op het slagveld staat,
.
En als de winter je slaat, de vrieskou niet uit je hart wil vertrekken, je botten zich opgeven van vermoeidheid, als jij niet meer weet hoe je op moet staan, huil mijn kind, laat haar stromen mijn man, ik zal je uit bed tillen en in bad zetten, 
Een eindeloze voorraad aan thee, warme chocomel en soep inslaan, ik zal onmenselijk buigen om je paraplu te kunnen zijn, wij zullen je beschermen tegen de storm, je zal weer opgewarmd worden, je hart zal ontdooien en jouw handen, zullen weer de ongekende warme uitstrekking van je liefde worden,
.
En als je in tien dagen, tien jaar ouder wordt, je haar sneller valt dan de bladeren van de bomen, de strepen van machteloosheid op je voorhoofd bijna als vaststaan lijken te zijn getekend, ik beloof je, jij zult weer jong zijn, wij zullen te vaak stiekem om half vier iets lekkers nemen, om de glinstering in je ogen te laten oplichten, 
Ik zal je plagen zodat jij me meer plaagt, ik geef me toch altijd gewonnen voor jouw ondeugende jongens blik, jij zal weer helen mijn man, jij zult weer lachen, als moet ik je laten sterven aan de kieteldood ik zweer, ik geef niet op tot ik de rechte lijn een schuin getrokken lip heb zien worden, je signature glimlach,
.
En als het lijkt of alles voor niets is geweest, ik smeek je ontwijk mijn ogen nooit, opdat zij tegen jou niet kunnen liegen, 
Als mijn armen te kort zijn, mijn benen te verkramd, als mijn hart te snel slaat en mijn mond te veel praat, als mijn lippen te gulzig zijn en mijn handen te vunzig, als ik te veel ben in te korte tijd, 
Als ik een pakket was wat geopend had moeten worden met een waarschuwing in plaats van een handleiding, dan zeg me, dat de schuld op het mijne ligt, de passen terug uit gezet moeten worden en mijn handen de vingers die niet de mijne waren los moeten laten, en ik zal je dankbaar verliezen, opdat ik je gekend heb, aan levens, en voor levens te over lang." .

"Op heel de wereld is er..."

"Ik hou ervan als je me aan hem doet denken,
Vooral in die split seconde dat je kind bedenkt, dat het iets lekkers kan nemen als het wil, en mag gaan beslissen wat dan,
Ik zie de ogen turen over alle opties in de ruimte, een glinsterende glimlach van het sluimerende geluk van de zoete inval over enkele seconden,
Maar meer nog dan dat, hoe je kijkt wanneer je me over mijzelf verteld, hoe je praat wanneer ik je duidelijk iets mis heb gedaan maar er zelf niet altijd achter kan komen, 
hoe graag jij altijd dat doet terwijl ik het zo leuk vind als dat ook wel eens dit mag zijn, tenzij jij dit ook prima vind, want stiekem hou van je datjes, 
Hoe uitstappen altijd raar is, wel groeten aan je moeder of niet, gaat hij stoppen bij hem thuis of bij ons, houdt deze candlelight stem van een b-radiozender ooit nog op met praten? 
Wij zwijgen toch wel. 
Precies als het instappen in de jouwe, ik ben altijd even ongewennig, zelfs als ik zo probeer van niet, is en blijft het toch altijd, hoor dit wel zo te zitten, ik hoop niet dat ik en nadenken wanneer je uitstapt en zegt dat ik kan opzetten wat ik wil, welke knop nu eigenlijk voor het opzetten is,
En zoals hem, doe jij precies hetzelfde, klieren of muziek harder zetten tot ik een van de twee niet meer kan hebben in mijn nog stilgeslagen hoofd,
Maar het aller aller meeste, mag ik hoe je net als hem, de deur dicht maakt, hij en ik, wij hadden ons vaste uitzwaai ritueel, drie keer, altijd drie keer minimaal, vier als het kan, en vijf voor de slappe lach,
Stiekem, m'n lief, is het niet eens de deur maar het hele hoe je afscheid neemt,
Al haat ik het, ik hou ervan."

Friday, November 24, 2017

"Y por fin te encontrè."

"De regen drupt van de hemel af als suikerdikke honing,
Zoete stilmaker van mijn huiverige kindertong,
Tot iedere keer dat de winter doch mijn deur sluit,
Ik bedenk, maar ik had je nog willen zeggen dat, als je nog vijf minuten had dan,
Wij liegen, liever nog dan tegen de rest, graag tegen elkaar en het liever dan liefste, tegen onszelf,
Je draait je graag om, ligt er al voor klaar, ik kijk naar de strepen op je rug, jij hebt hier zo lang gelegen dat het mijn in jouw een afdruk heeft achtergelaten,
De glimlach van gemis aan herinneringen waarbij wij rimpels in bad krijgen van te lang, eten moeten bestellen omdat de soep verkeerd getrokken heeft gisteren nacht, ons verslapen en elkaars sok aantrekken terwijl we achter alle kleintjes en details aanrennen, we hadden een paar glazen te veel op en een vrij weekeind dat stiekem toch altijd vokgepland met familie en hier en daar bezoekjes zit, waar de muur ondertussen verroeste spijkers telt, oh wat zou het prachtig zijn als er een haakje zomaar breekt, gewoon omdat er zo veel tijd verstreken is,
Waar ik vergeet hoe bijzonder jij je sokken aan en uit trekt, tot jij het met een vinger in je mond ondeugend doet, en ik mij weer herinner hoe schaars overdaad aan het goede is,
Waar we eindelijk geleerd hebben elkaar niet meer te "wat-en?" als de ander ons gewoon bekijkt omdat het kan, omdat het geleerd kan worden, terug te kijken, te glimlachen, en te zeggen "jij ook, bijzonder mooiheid."
Waar "je moet gaan he?", " heb je de wekker gezet?" en "nog vijf minuutjes en dan," een geheel nieuwe betekenis heeft, maar nog altijd even dicht tegen bezorgdheid en missen aan leeft,
Waar ik ben in gedachte bij je, ik hou je vast is, ik denk aan je, ik sta achter je, val maar wordt, waar "ik wou dat ik...", "lief, kom eens hier, als wij nu eens..." wordt, 
Waar ik en jij een grijs gekleurd glimlachend wij wordt,
Gewoon waar jij het jouwe bent,
Ik het mijne, en wij, dan altijd nog, de iedere ons in het onze is."

Thursday, November 23, 2017

"Le mal du sciècle - prt. III."

"Hier ga ik heen, deze plek, voor als mijn hoofd rust nodig heeft,
"Net als het boek van het meisje op het eiland?"
"Ja, lief, net als daar."
"Ik dacht dat grote mensen hun eigen boeken hadden, het heet toch kinderboek?"
"Dat is zo, m'n meis, mama schreef het om haarzelf te troosten, zodat ze zichzelf kon laten voorlezen, en daarin vond ik de stem van gemis,"
"Heeft missen een stem?"
"Hmhm je kunt het horen, buiten rond een uur of drie op een houten bankje in het park, stilte, maar toch, het gefluister van de wind, de voetgangers, de kinderen, de eekhoorns verderop, of wanneer je aan het strand zit en kijkt naar de branding, je het ritme van eb en vloed ontdekt als rustgevende ademhaling, hoe het je doet denken aan het uitzetten van zijn borstbeen, net voor de zucht, of soms, heel soms, in de meest alledaagse dingen, hoe je weken door de supermarkt loopt zonder muziek te horen, maar vandaag gangpaden zijn gevuld met plaatselijke muziek, hoe iemand voor je net te onhandig loopt om hem in te halen en je oog daardoor op frambozen, muffins, wraps vallen, de glimlach die het maakt je tong streelt bij de herinnering aan, hoe het toen proefde, en het daar eventjes lijkt, alsof die momenten voor eeuwig vastgezet zijn,"
"Kunnen dingen eeuwig zijn?"
"Ik denk m'n kind, dat dingen nooit voor eeuwige hetzelfde blijven, en dat dat het mooiste en meest trieste tegelijk is in deze wereld, en toch, is er altijd hoop, en werken voor, een hoop werken voor het kunnen blijven vasthouden van de dingen die wij tot eeuwigheid het onze willen noemen,"
"Wil je me het nog een keer lezen?"
"Er was eens een meisje, helemaal alleen, dreef zij daar midden op zee, dobberde rond op een stuk zwerfhout, en dit meisje, dit meisje had het zo ontzettend koud, ze keek naar daar in verte, zag iets glinsteren als ze zon, het jongetje zonder wie dit verhaal niet begon, hij dreef rond op zee, en nam mee, nam mee, alles wat hij zei, altijd in twee delen of keer, en..."
"De twee bootjes botsen..."
"Zomaar zonder pardon, is dit dan waar het verhaal écht begon."

Lost Hearts

"And I thought I heard you promise,
Oh no, I thought I heard you say,
Oh now, I hear the foxes calling.
But darling, this lamb is on the run,
Tell my why the hell it's wasted,
Only once on the young, once now,
Let's demand Cupid to take back his arrow.
Oh no, bow will bend again,
Oh yeah, we'll shoot it right this time.
And if Cupid won't take it back, oh no,
The haunting will case this lamb,
Right in, the slip of heavenly traps,
Take my hand,
Lets leave,
Cause aren't we all,
Lost hearts, trying to patch up the hurt?
And I thought I heard you say it,
Oh I, I thought I heard you call my name,
No oh, I thought you ment to catch me darling,
But are we all, lost hearts, trying to fight of the dark?
But are we all, lost souls, trying to find our way home?
The hunter's calling out the lamb, oh no,
And I, I thought I heard you say my name,
But aren't we all, scarred hearts, trying to find our path,
But aren't we all, scarred hearts, trying to find back our path."

"De Kafka bedekt naakt."

"Zij tuurt in de verte, fluistert naar de reiger dat zij het begrijp,
Onbewogen blijven stilstaan, én toch kunnen weten wat nu eigenlijk daarin het doel is,
Dat ik de Zwijger, mis wanneer ik door de stille kou van nachten in Schrik haar armen vallen opgesloten wordt,
Zij verteld mij, dat ik het weer doe, ik wist dat wij niet prima waren, maar ik raak zo tuureloos van mijn proberen terug te grijpen naar een omhelzing van de dekens die mij "jij bent oke," toefluistert.
Het is zover, het schokken is begonnen, zij schrikt wakker van mijn Schrik, en het spijt me, ik zeg je ik zal het matras verleggen, je niet meer ontwaken uit de dromen van je smaak,
Haar handen hevelen het levensrijke bloed van haar aderen naar het mijne, een extra trui,
Dat het niet nodig is om in schreeuwen uit te barsten iedere keer dat mijn nachtmerries steigerend de kop op steken,
Zij tuurt in de verte, haar dichtbij kijkt naar de reiger, mijn nabij trilt mijn benen op tilt,
Zeg hen, ook als jij het met vallen doet, dat jij op eigen benen staat."

X

"Zachtjes ademen, nog lichter bewegen, ontwaak niet, het tij is nog niet gekeerd.
Wij zullen de morgenstond niet overleven. " denk jij dat gepasseerde tijd nog eens kan passeren?"
Nee, ik denk het niet, maar ik weet zeker van wel.
Hij blijft vragen stellen die mijn dichterlijke vrijheid dichten.
De val van de nacht lijkt zwart, maar ik ben haar toch te vaak onder ogen gekomen,
Zij klinkt streng maar het trillende in haar stem, verraad het altijd,
Zij begrijpt het en ook al schreeuwd zij moord en brand van angst, ik laat haar,
Wacht tot haar rust in de duisternis donker genoeg is om zich stiekem tegen mij aan te vleien.
Slaap mijn kind,
En als jij bang bent,
Zeg ik niets,
Ik neem je mee naar het buitenland,
Huil maar niet, slaap, slaap mijn kind."

"Stadium ||| - Droom-land-schap."

"Midden op zee,
Voer een meisje,
Op een houtwrak,
Haar gezicht gesplitst in drieeen,
Zij jammerd om een knuffeldier,
Dat ik niet ken,
Hier kitekattekatkita,
Zuchtend kijkt zij naar de horizon,
Hoelang, hoelang duurt boven water blijven, wanneer je enkel drijft?
Als hopend op een zuchtje wind, een teken van leven,
Dreef zij recht in een storm,
De regen doorweekte haar huid en haar,
Bibberend vroeg zij zich af,
Zou dit het dan zijn?
Het einde van de wereld, het einde, midden op zee?
Tot op een ochtend, de regen verbleekte bij het botsen van het bootje,
Het bootje, dat deed glimmen als een spiegel en haar deed spreken,
"Vergeef je me? Heb ik je vermoord? Wil je liever dood zijn dan met mij leven? Had je me graag anders gezien? Spring dan als je durft, durf je?"
Het bibberende in de stem deed mijn tranen bleken als bijtend zuur over de wang, de poorten van de boot ver boven breken,
De hulpladder naar beneden, na gelang,
Ze klom en klauterde, zo een eind de lucht in,
Ze fluisterde zichzelf moed in, hoogtevrees dat had ze niet, angst voor vallen dat wel,
Wist mijn kleine meisje veel dat zo veel moeite doen om over de beschutting te komen, gelijk stond aan neervallen voor,
De boot leek leeg, op een paar voeten na, 
Zij droegen geen lijf, zelfs geen schoenen, liepen daar alsmaar,
Ze zocht hoog en laag, in alle kamers en aan dek,
Maar de kapitein, mijn kapitein,
Verliet zijn schip voor het behouden van de nek,
De foto's, het meisje zocht de boeken de troepjes en iedere kist zonder schat na,
Zachtjes klom zij naar beneden, sprong van de laatste paar treden zo op haar vlot,
Het maakt niks waar we leven, wie we kwijtraken onderweg, als wij maar weten wie wij in de spiegel zien,
Ik herken haar graag, het meisje met de eindeloze vraag, hoe denk je dat? Het voelt voet te zetten op land? Ik kus de spiegel zijn hand, hij kust mijn voorhoofd, zij drijft langzaam tussen beide, de stroom, droom zachter jij, maar natuurlijk ik droom altijd voor twee, voor jou, voor jou en voor mij."

Sunday, November 19, 2017

X

"Zachtjes ademen, nog lichter bewegen,
ontwaak niet, het tij is nog niet gekeerd.

Wij zullen de morgenstond niet overleven.
"denk jij dat gepasseerde tijd nog eens kan passeren?"

Nee, ik denk het niet, maar ik weet zeker van wel.
Hij blijft vragen stellen die mijn dichterlijke vrijheid dichten.
De val van de nacht lijkt zwart,
maar ik ben haar toch te vaak onder ogen gekomen,

Zij klinkt streng maar het trillende in haar stem, verraad het altijd,
Zij begrijpt het en ook al schreeuwd zij moord en brand van angst, ik laat haar,
Wacht tot haar rust in de duisternis donker genoeg is om zich stiekem tegen mij aan te vleien.
Slaap mijn kind,
En als jij bang bent,
Zeg ik niets,
Ik neem je mee naar het buitenland,
Huil maar niet, slaap, slaap mijn kind."

"8X8"

"Ik gebruik ze overal,
Wil het niet altijd,
Maar ben genoodzaakt,
Probeer het te ontwijken,
Maar ver kom ik daar niet mee,
Ik zocht haar in spiegels,
In letters, in seks zonder met maar straf,
Ik zocht haar in alles wat haar me nog niet eerder gaf,
Liet het achterwegen, deuren, kerken, haar verdeelde,
Gaf haar ieder stukje op om maar af te kunnen geven, maar zelfs al wilde ik zeggen dat ik het niet aan kon zien,
Ik stond erbij en keek ernaar,
Vroeg zachtjes aan de man op het bankje, waarom hij, hen dan wilde zien,
De ogen onder ogen komen,
Op vertrouwen hebben in vertrouwen,
De liefde ook als deze niet in de meest geliefde vorm aanwezig is, alsnog altijd lief hebben,
Ik zocht haar in reizen, vingertjes wijzen en veklaringen zoeken, in de hoeken met het stof dat wij niet zien maar altijd in de lucht hangt,
Ik zoch haar overal en nergens en het liefst bij de niemand die ieder ander heet,
Wist ik veel dat zij vanzelf durven te openen bij een ik en zich laten dicht en vallen voor een jij,
Wist ik veel dat zij houden van een spiegel als zij het beeld kunnen aanschouwen, van een wij."

"Je reinste Kafka - prt. 5"

"Vlekken voor mijn ogen, het maakt niets, ik neem je mee, ongeacht.
Dat zij op jouw plek ging zitten, dat zij mijn wateren doet breken, het spijt me, denk ik, het gevoel daartussenin, haar begrijp ik niet.
Dat het belangrijkste is altijd te kunnen weten, voelen dat je de ander echt gekend hebt... Maar wij onszelf zo gemakkelijk vergeten als het laatste ding op de boodschappenlijst.
Ik weet het zeker, dat ik het je vertelde, maar heb je ooit de fotos, plaatsen, muren gezien? 
Kruip met haar mee, kind mijn kind, zij zit huiverend in het hoekje met een slaapliedje een te wezen,
Ik haal je op, ik neem je mee,
Ik haal je op, ik neem je mee,
Ik staar in de verte, ongeacht,
Luister naar het gefluiser op het ritme van de trillende handjes die langs benen wrijven, zij wiegt haar straffen gezamenlijk met haar kleine oogjes in slaap, dromen is voor lieve meisjes, jij slaapt mijn kind, mijn kind, mijn stoute stoute kind.
En als zij stiekem toch droomt, dan zeg ik niets,
Ik haal je op, mijn man, ik neem je mee, naar dromenland."

"Sunctas en asperito nostrom pedram."

"Ze was klein,
Heel klein,
Te klein,
En stapvoets voorwaards bleef achteruit kruipen,
Tot ook daar ruimte voor logica bleek,
Ze was stil,
Heel stil,
Te stil,
En fluisteren klonk al snel als schreeuwen in de oren,
De mokken mogen niet vallen, zij zullen niet breken, de luisterende, is altijd zonder, geklemd tussen koude handen,
Ze was onschuldig,
Heel onschuldig,
Te onschuldig,
En deugd bleek zwaarder dan schuld te wegen, moest gebroken onder het lot van voorbereid gedragen worden,
Dat teleurstelling gecreëerd moet worden wanneer het pad vooralsnog als een wit puntje met pindakaas, moeilijk te slikken maar altijd gesmeerd door eigen hand leek,
Wij horen te stikken op de grote boze wereld, dat is hoe kinderen klaar zijn voor morgen, ook als de dag dat zij vertrekken vandaag nog niet voor morgen op de kalender staat,
Zij was afwezig,
Heel afwezig,
Te afwezig,
Tot zij zichzelf in aanwezigheid niet langer herkende als de oude bekende van de vervreemding die eens een goede buur bleek afgestamd te zijn,
Tot zij in aanwezigheid het ontbreken van afwezig zijn durft te bevestigen, tot zij niet langer op ziekte verlof, te laat of geoorloofd afwezig staat,
Tot zij niet langer huiverig op een eindeloos uitgestelde rapportkaart van het leven wacht, om de score af te lezen,
Tot twijfelachtig, ook ruim voldoende of misschien wel goed is."