"Amerikaanse dromen worden hier tot verhalen gedicht,
De cameras lopen mijlenver,
Of er nog opmerkingen zijn?
In de wandelgangen fluisteren ze,
"Ze is een slecht, slecht meisje."
"Ze is een nep, nep meisje."
En er gaat niemand winnen,
Zolang er oorlog leeft,
De flitsen stormen door de film blijft rennen,
Zo triest dat wij de stad met licht zichtbaar proberen te maken,
Maar de peertjes die eens zo karakteriserend,
Zijn al lang niet meer zo vanzelfsprekend als de armaturen,
Maar wie zou de weg nu niet verliezen wanneer ze geleid worden door blind geloof?
En wat dan nog als wij ermee wegkomen dat wij ons allieerden met den valse God?
Ik weet dat roem niet meer is dan een riempje dat de hond niet omgedaan ziet,
Wij kunnen niet praten wanneer je zo bent,
Even grillig en wispelturig als de verslaglegging,
Toch aanbid ik, mijn lief, mijn liefje, mij-ein lief,
En dit is ons thuis, hier zijn wij geborgen tot cultureel erfgoed dat nog leven geblazen in de kleuren van haar pilaren zal,
Dames en heren, roddelpers en gegaardigden, knoop de oren, gelieve,
Dat hij elk onbehoorlijk voorstel wel bewaren zal voor tijdens de lakens,
Hij neemt mijn hand, midden op straat, loopt mij terug naar huis, wij sluiten de wereld achter de deur,
Maar de stad, de stad roept altijd zijn naam, en er blijft gefluisterd,
In de wandelgangen blijft het een middelbare zonder kans op slagen,
Er is enkel het tegengeluid van cheerleaders,
Tot wij vergeten dat zij bestaan, tot onverschillig,
Hier worden Amerikaanse dromen gedicht door de onverdraagzaamheid richting onhankelijke stemmen,
Maar de aangewezen overlevers zullen altijd opstaan en doorgaan met bouwen."
Sunday, January 19, 2020
G-vLL'n
"Er staat een stapeltje naast het bed te wachten, timide. Kan me nog herinneren de tijd, waarin geen internet en zonder tv. Ooit was het plafond kaal. Dan werd er gevloekt wanneer de batterij de zaklamp falen deed. Tot hij het peertje aan de fitting voldeed.
En toen was er licht.
Dag en nacht kon vergeten eindeloos werd er gelezen. Rolde door het bed van kaft tot kaft. Vloog door elk van zijn favorieten op een eigenzinnige draf. Er bleef geen bladzij onaangeraakt. Tot hij langzaam maar zeker, te lezen was. Tussen de zinnen door.
En toen was er liefde.
At graag appels als kind. Wist dat ik het niet pakken mocht. Maar de schaal was precies binnen handbereik. Had beter Eva geheten. Zo spendeerde ik mijn dagen met de achterkantjes van appels eten, ze zo weer terug te plaatsen dat de vrouw des huizen in de illusie leefde, dat er geen speeksel aan kleefde.
En toen was er verraad.
God zag dat er gespeeld met vuur. Het waren niet de vingers die gebrand. Het is nooit zo simpel. Comorbide levende met ons hart. De grootste straf. Een tweedeling tussen wat een mens weet, en wat een mens weten kan.
En toen was er niets.
Er leeft een doosje tussen de dubbele rijen van de Kallax. Gevangen tussen woorden van ooit en stof geval. Daar staat het geschreven alsof het gesproken. Maar niemand las, wat niet bezorgd genoeg kon.
En toen was er twijfel.
Soms ging de lamp uit. Leek het peertje warmte te schijnen. Soms werd het ingewisseld voor een zaklampje dat nog altijd schuchter flikkerd. Dan wordt de Bijbel der Kleurlozen gelezen en lijkt het even alsof niets veranderd.
En toen was er vloedde.
Het stroomt en overstelpt. Zoals ooit afwasmiddel geschikt leek toen elk ander ontbrak. Zij overliep sinds ik te dromend, altijd in verleden of toekomst. Nooit bewust de trap op draafde. Het water niet opmerkte tot de reserves in de kelder allang verdronken en met de buik omhoog.
En toen was er hoop.
Dat een buik vol van gemis voldragen kan. Dat zorgen gebaard kunnen en opgroeien zullen tot kinderlijke naïviteit. Dat niets prematuur in lessen. Leven bekentisvol betekend. Dat een buik vol van verdriet ook vruchtbaar. Tranen vliezen breken. Tot de kern geui't."
En toen was er licht.
Dag en nacht kon vergeten eindeloos werd er gelezen. Rolde door het bed van kaft tot kaft. Vloog door elk van zijn favorieten op een eigenzinnige draf. Er bleef geen bladzij onaangeraakt. Tot hij langzaam maar zeker, te lezen was. Tussen de zinnen door.
En toen was er liefde.
At graag appels als kind. Wist dat ik het niet pakken mocht. Maar de schaal was precies binnen handbereik. Had beter Eva geheten. Zo spendeerde ik mijn dagen met de achterkantjes van appels eten, ze zo weer terug te plaatsen dat de vrouw des huizen in de illusie leefde, dat er geen speeksel aan kleefde.
En toen was er verraad.
God zag dat er gespeeld met vuur. Het waren niet de vingers die gebrand. Het is nooit zo simpel. Comorbide levende met ons hart. De grootste straf. Een tweedeling tussen wat een mens weet, en wat een mens weten kan.
En toen was er niets.
Er leeft een doosje tussen de dubbele rijen van de Kallax. Gevangen tussen woorden van ooit en stof geval. Daar staat het geschreven alsof het gesproken. Maar niemand las, wat niet bezorgd genoeg kon.
En toen was er twijfel.
Soms ging de lamp uit. Leek het peertje warmte te schijnen. Soms werd het ingewisseld voor een zaklampje dat nog altijd schuchter flikkerd. Dan wordt de Bijbel der Kleurlozen gelezen en lijkt het even alsof niets veranderd.
En toen was er vloedde.
Het stroomt en overstelpt. Zoals ooit afwasmiddel geschikt leek toen elk ander ontbrak. Zij overliep sinds ik te dromend, altijd in verleden of toekomst. Nooit bewust de trap op draafde. Het water niet opmerkte tot de reserves in de kelder allang verdronken en met de buik omhoog.
En toen was er hoop.
Dat een buik vol van gemis voldragen kan. Dat zorgen gebaard kunnen en opgroeien zullen tot kinderlijke naïviteit. Dat niets prematuur in lessen. Leven bekentisvol betekend. Dat een buik vol van verdriet ook vruchtbaar. Tranen vliezen breken. Tot de kern geui't."
X
"Het is als een huid waarvan we ruien. Die langzaam loslaat omdat nadat de grote teen te groot een gaatje in het geheel en de rest er heel langzaam al splijtende vanaf schuurd.
Normaal zal het nooit worden.
Soms kriebelt het, of is de jeuk zo immens, als een fantoompijn naar het vorige leven.
Een dejavu van het verlangen dat ooit brandende en met tijden in het zwakke moment nog nasmeuld.
Maar ik wed, dat wanneer jij savonds op het beste hoekje van de bank neervleidt, de Glenfliddich inschenkt en de schimmelkaas uitpakt, dat deze voor het eerst geroken wordt, voor de verwaarlozing waarmee voor lief genomen, dan slaat de vuist op tafel wanneer niet langer te ontkennen, en niet meer vanzelfsprekend de smaak van verloochening geslikt wordt.
Dan zal er gepulkt worden aan de vingers, velletjes zullen beknappeld en afgetrokken worden.
Het is niet van vandaag op morgen, daar is het hart, te hard voor. Het is als een huid waarvan we ruien. Tot zij op een dag, niet langer bestaat."
![]() |
Is it? |
Droom van de week
"De hemel kletterde naar beneden. Met heidenen tegelijkertijd. De hoorns doorboorde autoruiten en sloegen terracotta bloempotten kapot. God lag met opengereten wenkbrauw languit platgeslagen in het steegje. Niets was meer wat het leek. Zo monotoon als het leven kan klinken wanneer geproost wordt op degelijkheid zonder kaasje of worstje verzegeld. Werd het plots een staat van zijn, gegeven. Mens, God en geduivelde liepen een bar binnen. Compleet ontdaan. Zegt God tegen de bartender, "Schenk er mij maar een van mijn bloed." En liet de armzalige kastelein van perplexie zomaar dood neervallen. Lucifer schatert dat hij lacht, hij komt helemaal niet over, als iemand die echt uitgebrand is. Zo zitten zij daar. Zuchtend. Van geen goed en geen kwaad bewust. Mens schenkt drie perenlikeurtjes in. Er zal gedronken worden, verdomme. Zij spreken over kinderen en ouderschap, over natuur en de aandrang over het verlangen en de tergende traagheid waarmee leven ooit, tot zij niet langer mee. "Het lijkt langzaam op de klaren" wijst Andreas. Maar de gasten verliezen kleur met elke mistbank die verdwijnt en het weer terug geeft aan de horizon. "Blijf nog even hier," roept hij al evens, maar nog tijdens het schenken van de laatste ronde, verlaten zijn vrienden hem zonder opkijk of ommekeer. Mens, denkt Andreas, terwijl hij ze een voor een omver gooit, je had hem nog moeten vragen of Luci het nummer van je psych wilde. Zo veel verloren zieken, met de ziel onder de arm of die van andere dragende over de schouder. Hij zucht. Wenst opdat de regen zijn vrienden nog eens wil hemelen. Mits er drank is, een man en zijn God, een man en zijn verleidingen spreken nooit zo vloeiend als wanneer het rijkelijk vloeit van spraakwater op 'n eerlijkheidskweekje."
Ruiters
"De eenzaamheid van de nacht verbleekte wanneer zijn lip al strakgetrokken langzaam tot glimlach krulde in de slaap.
Soms, zoemt zijn snurk als een atmosferische storing door het landschap van mijn dromen heen.
Dan, lijkt het borstbeen nog machtiger dan tijdens de daad, zet deze kilometers ver strekkend uit en klapt weer in, dan doet hij mij denken aan de leegstand van de V&D en hoe dat hij ooit, opgeblazen zal.
Het verlies verstopt in het duister lijkt de kamer voorbij te sluipen wanneer hij al mijmerend met de kussens en het perzik ruikende nog handdoek vochtige haar speelt.
Soms, geeft hij zich over wanneer de waak op zijn verst, dan vleien de handen zich als die van een dame klaar voor ontvangst van het grootste genot.
Dan, dansen zijn benen door de nacht en geraken alle lakens abrupt verloren aan de vliegensvlugge voeten.
Het beangstigende aan de slaap, leek jaren, dat wanneer een mens dan van nature onbewust ademt, het hart vanzelfsprekend slaat, en dromen doen ontstaan zonder weet, tot weer wedergekeerd, dat dus ook, van nature en zonder enige weet, gestopt zou, overlijden zou, de dood, binnen zou kunnen kruipen van onder het dekbed langzaam, van tenen tot kop, het lijf van de ijzige kou zou voorzien.
Maar, de warmte, houdt mij nachtenlang wakker, in elk gedraai en gebrabbel dat hij predikt tijdens. En ik, geloof, dat de avond niet meer zo erg, de nacht niet meer zo eng, wanneer de dekens gedeeld met."
Soms, zoemt zijn snurk als een atmosferische storing door het landschap van mijn dromen heen.
Dan, lijkt het borstbeen nog machtiger dan tijdens de daad, zet deze kilometers ver strekkend uit en klapt weer in, dan doet hij mij denken aan de leegstand van de V&D en hoe dat hij ooit, opgeblazen zal.
Het verlies verstopt in het duister lijkt de kamer voorbij te sluipen wanneer hij al mijmerend met de kussens en het perzik ruikende nog handdoek vochtige haar speelt.
Soms, geeft hij zich over wanneer de waak op zijn verst, dan vleien de handen zich als die van een dame klaar voor ontvangst van het grootste genot.
Dan, dansen zijn benen door de nacht en geraken alle lakens abrupt verloren aan de vliegensvlugge voeten.
Het beangstigende aan de slaap, leek jaren, dat wanneer een mens dan van nature onbewust ademt, het hart vanzelfsprekend slaat, en dromen doen ontstaan zonder weet, tot weer wedergekeerd, dat dus ook, van nature en zonder enige weet, gestopt zou, overlijden zou, de dood, binnen zou kunnen kruipen van onder het dekbed langzaam, van tenen tot kop, het lijf van de ijzige kou zou voorzien.
Maar, de warmte, houdt mij nachtenlang wakker, in elk gedraai en gebrabbel dat hij predikt tijdens. En ik, geloof, dat de avond niet meer zo erg, de nacht niet meer zo eng, wanneer de dekens gedeeld met."
X
"Hij rende naar binnen. Met een ongemakkelijke noodgedwongen haast. Zei dat de worstenbroodjes over en te veel. Terwijl het niet. Stopte mij zo stiekem zonder dat zij het zag nog een geeltje toen in het vuistje. Durfde mij niet aan te kijken.
Zei naar zijn te grote schoenen starend, "zorg er goed voor, en jij ook. Jij ook."
Zijn blik deed mij denken aan de eerste dode die ik zag. Het was een oudoom van mijn grootmoeder, hij was zijn leven lang met het circus rondgetrokken. Een ongelukkige clown. Had hemzelf van kant gemaakt ging het gerucht. Het gas was vergeten uitgedraaid. Ze speelde de liederen 'de toebadoer' en 'hij was maar een clown' mensen huilde krokodillen tranen en waren treurig gekleed. Sommige juist in volledig kostuum, compleet neerslachtig. De wereld klopte niet, er was geen blik op te werpen, die inzicht op te leveren leek. Zo keek hij naar zijn schoenen. Alsof hij de man, die straks in de kist, zo dood als een pier, nog steeds lichtelijk levend, lijkend.
'n prater is hij nooit geweest. Neemt mij nog eens vast. Draait abrupt om, neemt oma bij de arm op weg naar huis.
"Ga maar, de bus. Ga maar, voordat je..."
Met twaalf worstebroodjes bepakt zet ik de reis door. Eet er iedere dag eentje. Proef de mix van noodmuskaat en gedroogde peperkoek vermalen met het gehakt. Snuif thuis in en proef de heimwee over mijn tong heen glijden tot de tranen weer weggeslikt. Hij wist het. En hij wist dat ik wist, dat hij het wist.
Wij hebben er nooit over gesproken. Zijn teleurstelling was voelbaar maar zijn zorgen altijd nog aanweziger dan. De gesprekken gevuld met lange stiltes en het eten van roze koeken. Een mens weet niet wat het verliest, tot het al verloren is. Soms belt hij, dan kaart ie, steek ik 'n sigaret op, hij praat met haar, ik luister, en wanneer antwoord ontbreekt, adem ik luidkeels uit en trek ik nog een hijs, precies zoals zij zou, wanneer ook zij geweten had."
(fragment uit: 'Vrouwen die broeken dragen, en andersoortige met uitsterven bedreigd.")
Zei naar zijn te grote schoenen starend, "zorg er goed voor, en jij ook. Jij ook."
Zijn blik deed mij denken aan de eerste dode die ik zag. Het was een oudoom van mijn grootmoeder, hij was zijn leven lang met het circus rondgetrokken. Een ongelukkige clown. Had hemzelf van kant gemaakt ging het gerucht. Het gas was vergeten uitgedraaid. Ze speelde de liederen 'de toebadoer' en 'hij was maar een clown' mensen huilde krokodillen tranen en waren treurig gekleed. Sommige juist in volledig kostuum, compleet neerslachtig. De wereld klopte niet, er was geen blik op te werpen, die inzicht op te leveren leek. Zo keek hij naar zijn schoenen. Alsof hij de man, die straks in de kist, zo dood als een pier, nog steeds lichtelijk levend, lijkend.
'n prater is hij nooit geweest. Neemt mij nog eens vast. Draait abrupt om, neemt oma bij de arm op weg naar huis.
"Ga maar, de bus. Ga maar, voordat je..."
Met twaalf worstebroodjes bepakt zet ik de reis door. Eet er iedere dag eentje. Proef de mix van noodmuskaat en gedroogde peperkoek vermalen met het gehakt. Snuif thuis in en proef de heimwee over mijn tong heen glijden tot de tranen weer weggeslikt. Hij wist het. En hij wist dat ik wist, dat hij het wist.
Wij hebben er nooit over gesproken. Zijn teleurstelling was voelbaar maar zijn zorgen altijd nog aanweziger dan. De gesprekken gevuld met lange stiltes en het eten van roze koeken. Een mens weet niet wat het verliest, tot het al verloren is. Soms belt hij, dan kaart ie, steek ik 'n sigaret op, hij praat met haar, ik luister, en wanneer antwoord ontbreekt, adem ik luidkeels uit en trek ik nog een hijs, precies zoals zij zou, wanneer ook zij geweten had."
(fragment uit: 'Vrouwen die broeken dragen, en andersoortige met uitsterven bedreigd.")
Wednesday, January 8, 2020
MAL-TA
"Soms ben ik bang, dat de zee ons opslokt. Dat wij gadeslaan op de rotsen die wij pretendeerde te zijn. Dan kijk ik naast mij en ligt hij daar, gestript van prestige, eigenaarschap en onuitroeibare misverstanden. Het licht schijnt zo puur te schitteren als een weerspiegeling van oprechtheid uitgestrekt over de zonvergulde huid. Dan zucht ik van genoegen. Bolt het zeil daarmee eventjes op en kabbelen wij, zucht, zucht, zuchtig door.
Soms ben ik bang, dat de zee ons opslokt. Dat wij gade slaan op de rotsen die wij pretendeerde te zijn. Dan kijk ik naar hem, naast mij, en vergeet ik, hoe bang wij vrouwen eigenlijk zijn."
Soms ben ik bang, dat de zee ons opslokt. Dat wij gade slaan op de rotsen die wij pretendeerde te zijn. Dan kijk ik naar hem, naast mij, en vergeet ik, hoe bang wij vrouwen eigenlijk zijn."
Where dreams go to die
"De feiten presenteerde zichzelf zoals de scheurkalender er u op kan zeggen dat zij elke dag gistere haarzelf kapot laat trekken om vandaag te kunnen tonen.
Dat het een koud kunstje is voor zij die laveloos door het leven banjeren met de viezigheid nog in de groeven van de schoen de woonkamer vervuilende.
Er wordt een vingertje gewezen wanneer het tijd zoals juffen al straffende naar de plakbollen en lege flesjes lijm wijzen net op het moment dat gelukzaligheid even plakkende leek.
Zo vergankelijk als alles is zo blijvend is niets dan wat je hoort en ziet en niets dan wat er kleeft.
Als een boei aan de voet omsloten loopt het al bepijnigd door het even alsof leven gegunt laat staan ooit gegeven.
Zij lacht wanneer er een te veel geschonken met de timmermanstaal waarin zij spreekt predikt ze de wereld haar grote publiek van vijf stuks tellende over de slangen al sissend.
Zelfgenoegzaam wijst de vinger van daar naar hier van hem naar haar van onzin naar nog minder relevant en zo bereikt het uiteindelijk altijd de zeurende tand.
De waarde van weten is niet hetzelfde als meten en in liefde compleet ongrijpbaar tot het in conclusie nog nooit zo begrijpelijk was als wanneer 1 + 1 meer dan de gemeenschappelijke waarde.
Noem'er Pinokko en Den Uyl zal niet tegenspreken of over misverstanden.
Zie't voordat liefde tegen liefde een titel wordt die bekend en onuitroeibaar.
Kamer'aas mijn raad de smaak van teleurstelling op de juk is onlosmakelijk verbonden met de kleur van wegcijferen voor zal niet langer grauw of nodig.
Begrijp dat wolven in schaapskledij altijd onbenullig tot gemoeten zal en altijd zielig tot onresulterend blijkt.
De agenda toont enkel wat het hare uitkomt tot de waarheid boven tafel komt en er wederom van deze tafel niet gegeten kan wanneer er honger naar troost of acceptatie.
Het gemis van een streling doet atmosferische storingen ontstaan en niet andersom soortgelijk doet het gemis aan diepgang de oppervlakkigheid ontstaan waarvanuit fundamenteel onderzoek niet langer mogelijk en de conclusie altijd leegte en ontbrekend aan blijft."
Friday, January 3, 2020
Moby my dear
"Noem hem Gierand, voor het gemak. Ik zei, dat het niet autobiografisch was. Maar ik lieg. Graag. Vaak. Te veel. Ik kende hem.
Gierand zat in de hoek van de kamer. Gesloten met een oog luierend op het boek. De ander al hunkerende naar oplichtendheid verder op. Hij zuchtte af en aan. Soms vroeg ik hem, dan tijdens, "denk je dat wij het redden?"
Maar zoals een kapitein, altijd, en een gereneraal ook niet anders kan dan, was hij geobsedeerd met het moeten kunnen winnen van een oorlog gevoerd om de vrede, met het moeten kunnen overmeesteren van ongeloofelijk onstuimige oceanen waar geen mens zich aan wil wagen.
Daarom wist ik, bij voorbaat al, dat het altijd nee, en altijd, ja zou. Maar vooral, in altijd en van nature, hangen blijven.
Gierand was geen ontevreden man, verzorgde het bezit alsof schatten, maar kon in een ademteug overal afstand van doen. Dingen, deden hem veel maar niet zo veel als dingen kunnen doen.
Zo werd hij dan ook steeds kaler. Van kippen die kaal zijn, kan niet meer geplukt worden, maar er werd gepikt en gepikt. Hij werd zo bleek soms dat het grauw scheen. Hij werd zo tenger soms, dat hij bibberend leek.
Zo werd hij dan ook steeds kleiner. Zichzelf verontschuldigend dat hij een mens, ook maar mens, en een kind, een gekwetst kind was. Hij werd zo vaal dat het soms leek alsof hij kleurloos. Hij werd zo schuchter dan het soms scheen alsof hij overgeleverd aan, opgegeven had.
Gierand was niet zomaar een man, met een boek, hij was de man, met het boek van het juiste uur. Zo luidde de bellen, nieuwe tijden in.
"Noem me Alice," besloot ik hem.
Hij slikte zijn tranen weg. "Is het te redden denk je?" "Wat?" "Ik.."
Gierand nam de hand, al uitgestrekt op tafel. Wij schipperen de wereld rond, op zoek naar veren, die door zware weren loslieten, en bij elke onwaarschijnlijke vondst, lijkt hij groter, voller, bebloosder en gezonder. Met iedere veer, wordt hij veerkrachtiger. Alsof zelfs een kapitein, een generaal, in tijden van vrede, vleugels spreidend, vliegen kan."
21 voor 21
"En wanneer wij nog eens twintig van vandaag verwijderd, dan mag ik hopen dat, het porseleinen varkentje nog niet kapotgeslagen, enkel gewassen is.
Dat ieder jaar een les mocht zijn, in hoe het ook, en kan. Dat er te veel bootjes in flessen voor aan de muur. De collectie groter wordt met elke groeispurt van het jonge onbezonnen hart.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat zij nog goed gevuld en rijkelijk klinkend, elk dag van groots geluk geplunderd mag. Dat elk nemen, het schenken is, van een nieuw verhaal, dat verteld hoe het ook, en wenst.
Dat ieder jaar een proost mocht zijn, met zacht zoete afdronk. Dat de glaasjes nooit de vitrinekast maar juist de wasbak overspoelen. Dat er niets verstoft, opdat er te veel aangeraakt en vastgehouden wordt.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat zij Bourgondisch rond en om aan te vergrijpen is, in tijden van vieren, verrassen en vooruitgang vergezellen. Dat alle kleine beetjes, gedeeld, de oceaan doen overstelpen.
Dat ieder jaar een uitreiking, met warmte van handen strelende uitgestrekt over tafel. Dat zij altijd verenigd mogen om honger en dorst te stillen en lessen. Om aan te geven, waar de ander net niet reiken kan en te delen waar gebroken of als gesmeerd.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat openen bij geluk zo veel zaliger voor de ziel jubelt, dan het lid ooit had bedacht, tijdens het hard maken voor."
Dat ieder jaar een les mocht zijn, in hoe het ook, en kan. Dat er te veel bootjes in flessen voor aan de muur. De collectie groter wordt met elke groeispurt van het jonge onbezonnen hart.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat zij nog goed gevuld en rijkelijk klinkend, elk dag van groots geluk geplunderd mag. Dat elk nemen, het schenken is, van een nieuw verhaal, dat verteld hoe het ook, en wenst.
Dat ieder jaar een proost mocht zijn, met zacht zoete afdronk. Dat de glaasjes nooit de vitrinekast maar juist de wasbak overspoelen. Dat er niets verstoft, opdat er te veel aangeraakt en vastgehouden wordt.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat zij Bourgondisch rond en om aan te vergrijpen is, in tijden van vieren, verrassen en vooruitgang vergezellen. Dat alle kleine beetjes, gedeeld, de oceaan doen overstelpen.
Dat ieder jaar een uitreiking, met warmte van handen strelende uitgestrekt over tafel. Dat zij altijd verenigd mogen om honger en dorst te stillen en lessen. Om aan te geven, waar de ander net niet reiken kan en te delen waar gebroken of als gesmeerd.
En wanneer wij daar, dan hoop ik, dat openen bij geluk zo veel zaliger voor de ziel jubelt, dan het lid ooit had bedacht, tijdens het hard maken voor."
Subscribe to:
Posts (Atom)