Wednesday, April 26, 2017
Tuesday, April 25, 2017
X.
"Dat ik de naam moeder niet zal krijgen,
Al in geen tijden meer een dochter ben geweest,
Dat ik twijfel of een hem me wel ooit geliefde wil noemen,
Wanneer ik stilzwijgend blijk,
In het vervullen van de twee als meest vanzelfsprekende rollen,
Dat ik hoop haar nooit te horen,
"Jij hebt zeker geen kinderen?",
Omdat ik haar nooit zou stellen,
Mocht ik maar zo onbezonnen zijn,
Dat je mijn tranen op je buik mag zien als blijdschap,
Dat zij de dromen over je droom mogen schoonspoelen tot kraakhelder geluk,
Je haar nooit ziet als het wegspoelen van bloed,
Waarvan ik me afvraag starend naar het doucheputje,
Zou jij, mijn kind, gevangen door het dekbed,
Nog voor mijn wakker schrikken,
Een hem of haar zijn geweest,
Dat je niet uit elkaar valt,
Tussen de wc en de gootsteen,
Omdat je lichaam niet genoeg te bieden heeft voor twee,
Dat je niet mag twijfelen aan hoe je op moet staan,
Al is het enkel voor jezelf,
Één been, per keer,
Dat ik de naam moeder niet ga krijgen,
Al in geen tijden meer een dochter ben geweest,
Dat je mijn naam met liefde uitspreekt, ook als ik nooit een haar of beter ben geweest."
Tindell-effect
"Onderhuids bindweefsel,
Daar ligt het verschil van vorming,
De een vervalt snel,
De ander blijft gestaag onbewogen,
Heb veelal overwogen,
Onder welke soort ik val,
Dacht immers dat diagnoses niet liegen,
Maar bedrieglijk is zij wel,
Zelfs je lichtste aanraking,
Drukt als onhandig zonder herinneringen,
Het gehele spectrum aan kleuren door,
Tot in de verste verte lief ik je liefheid,
Of hij me nu bond en blauw of zij me perzik zacht gestreeld achterlaat,
Het is niet alleen de noten die je schrijft op mijn huid,
Maar de klanken die zij trillen binnenin,
Zij manouvreren zich tot diep in iedere celkern,
Zelfs daar, laten zij zonder dat ik haar bewust mee maak,
Constant afdrukken achter,
Als de mooiste consequentie,
Van onze lichamelijke imperfecties."
ESC BUTTON
"En als er een moment komt,
Waarop gaan niet meer de beste optie blijft,
Laat haar dan vertrekken in een druk op de noodknop,
Als er een moment komt,
Dat alle zichtbare beschermingsmechanisme verdwenen zijn,
Verdwijn dan niet in de gedachte,
Dat ze daar niet nog altijd zullen leven,
Wanneer de bergen aan herrie makers voor de hij iemand die te dichtbij mijn heiligheid stapt,
Voor jou gestapeld zijn tot een kast van een vent,
Vraag me dan niet direct om een la,
Klaag dan niet over hoe het bed er bij ligt, laat haar sluimeren,
Want ik mag haar rommelig en maar te beslapen aan een kant,
Tekeningen zijn aanwijzingen hier,
Foto's zijn lijstjes en tassen zijn als het tossen van een munt,
Alles is tot in de puntjes uitgestippeld,
Mocht ik ooit slaan, wellicht vaker op niets dan op de vlucht,
Voor het geval dat mijn blinddoek zich voorbind,
Mijn voeten rennen zonder stop,
"Kom jij me dan zoeken?"
"Weet je nog hoe mijn raadsels werken?"
"Woorden worden cijfers en cijfers zijn cijfers tot zij opgeteld aftrekbaar zijn tot herinneringen."
Gevangen in lijstjes die niet te doen zijn ondanks hun inzichtelijkheid,
Opgespijkerd aan de muur zonder kruis maar altijd koploper van mijn marathon,
Maak ze niet open de raadsels, ze zijn om te ontleden door gedachte Gang,
"Acht deuren, zeven kamers, zes tassen, welke tas neem je mee?"
"Geen een, want de zes kamers worden bezet door andere mensen, in de zevende ben jij, je tas vergeten ergens onderweg, de achtste is de nooduitgang,"
Al is de nood groot, zelfs bij vertrek neem ik altijd de ingang,
Voor een nieuwe start."
Fri-a-za
"Zij geeft gestalte aan kerkers,
reist tegelijkertijd de hoogte in,
toren reikend naar een atmosfeer waar bewolking niet langer gedachtes of gevoelens vertroebeld,
Maar schaduw deelt tot verlichting van te veel zonnestralen op een winterdag,
Ook wanneer er hier geroezemoes ronddwaald,
verdwaald de essentie van het geluid niet,
stilte, als een dove die voor het eerst hoort,
Zij biedt ons kelken aan, gevuld met een enkele slok,
dat we lichaam en bloed mogen delen als vanzelfsprekend,
haar aan elkaar schenken alsof haar waarde bepaald wordt,
niet door het geven of nemen, maar aan de hand van het leven in,
De ander, hij komt boete doen, wij zullen niet luisteren naar zijn woorden,
hij mag enkel voor zichzelf spreken, tot hij zijn eigen preek vind,
ik kan je niets nieuws leren, door woorden, gedraging voor te schrijven,
Je enkel fluisteren in je oor, je bent me niets schuldig,
dus voel haar,
de rijkelijkheid in herinneringen van onschatbare waarde,
waarmee wij onze tijd samen, betaalden aan elkaar,
Al zal geen moment verloren gaan wanneer de schaal voor eigen bijdragen,
ook door onze handen gedragen wordt,
dat we haar door mogen geven, zonder het gewicht te vergeten,
De ondraaglijke lichtheid, is het niet bestand zijn tegen,
wetende zijn, dat zij bestaat, maar hier niet op zal staan,
omdat zij in het verleden zit te dromen van de toekomst en jij leeft in elk,
en nu, hier, staat,
Haar straat telt geen nummers,
de weg is moeilijk te vinden,
er zijn geen instructies voor zoeken wat we missen,
want hoe kunnen wij weten wat ver is, als wij nooit naar daar gegaan zijn?
Haar wenteltrap naar boven, kraakt bij iedere trede,
provoceerd de gedachte, is het leven te smeden?
Ik neem aan van wel, maar zet in op niet,
te veel hier is van houdt gemaakt, niet dat er geen stenen trap kon staan,
maar het is altijd al zo gegaan,
Al schrijf ik bijbels voor je vol,
geloof is een nog schonere zaak dan geduld,
al ben ik niet religieus, ik hang haar aan,
bij iedere klokslag, klinkt zij duidelijker,
geloven in of heiligdom, zijn simpelweg verschillende dingen."
Yuzu
"Je zegt me, "je geur",
Ik zou je mijn liefde in je oren kunnen fluisteren,
Maar ik wil het moment niet verstoren,
Met woorden die je maar een keer de eerste keer gaat horen,
Zwijgen klinkt zo gepaster wanneer ik in je armen begraven ben,
Zou je willen vertellen,
"Ik lief nog altijd meer jouw geur,
Zij ruikt naar versgemaaid gras en de ontluikende lente,
naar een wandeling op het platteland en vallen in een stapel herfstbladeren,
meer nog naar dennenbomen en regenwatertonnen,
Zij proeft als de lichtglanzende huid na zomerse dagen,
als bonbons met karamel zeezout vulling,
Meer nog dan dat voelt zij als het gekriebel van zandkorrels tussen je tenen,
de warmte van een handpalm rustend op mijn wang,
of het vertrouwen dat wanneer je ademhaling me laat vallen,
het altijd een keer meer,
in een zachte droom mag landen,
dan welk ander wonder ook,
Ze klinkt als de goede zuchtjes,
dat ik je even vasthouden mag,
dichtbij me,"
Mocht jij jezelf, toch een enkele seconde door mijn ogen zien,
dan zou je begrijpen,
Dat mijn ogen, nooit schoon waren,
voor zij zich op jou lieten berusten, de reflectie van je eigen ogen,
zij maakt onzer beide tot wonderschoon,
Kon jij maar twee seconden, jezelf zien door mijn ogen,
dan zou je opmerken dat zelf je geur, al is zij niet te zien,
je behuisd haar beeld als sanctuarium zelve."
X
"Muurbloempje, zeg je,
Ze spreekt nooit,
Heeft weinig te zeggen,
Daar gaan je woorden de fout in,
Ik ben niet te groen,
Of nog in knop,
Er is genoeg dat ik je zou kunnen vertellen,
Maar als je een enkele bloem,
Al als muur waarneemt,
Dan zullen mijn woorden daar tijd op keer,
Altijd tegenaan blijven lopen,
Ik spreek graag,
Voor oren die open staan,
Harten die met de mijne mee kloppen,
En handen die haar ooit gekwetste blad,
Met zachtmoedigheid aanpakken,
Muurbloempje, noem je me,
Zo klein, ben ik al jaren niet meer,
Hoe minder zij spreekt,
Hoe groter de naklank van haar woorden zijn,
Dat je het beeld,
Van mijn ogen die je achtervolgen,
Zwijgen tot zij capsones kan vierendelen of wonden kan helen,
Niet zal vergeten omdat ze te luid was,
Juist zult herluisteren,
Door de stotter waarmee ze uitgesproken werd,
Jij bij iedere hapering jezelf gaat bevragen,
Was het mijn stem die trilde of het voor en teruguitspelen,
Dat haar na zeeën van tijd,
Je nog altijd kan laten overspoelen met emotie,
Dat is heel wat,
Te zeggen,
Voor een muurbloempje."
X.
"Vandaag mist er een deur,
En morgen zal ik thuis zijn,
Vandaag ligt zij op haar kant,
Scharnieren verroest,
Door weer en wind stond zij altijd open,
Voor jou, toch,
Zelfs na weken, maanden, op een dag jaren,
Zal ik haar blijven herhalen,
En morgen zal ik thuis zijn,
Ook als jouw deur op de knip zit,
De zijne gesloten is,
Jullie ramen niet meer weten wat buitenlucht is,
Mijn deur ligt op haar kant,
Er is altijd een opening,
Beschadigt, gebroken waarschijnlijk van ver gekropen,
Maar morgen zal ik thuis zijn,
Opstaan en beseffen,
Was er maar een dag vandaag die morgen was,
Een naam die vaststaat zonder voorop te lopen,
Haast durft te maken terwijl het tijd neemt om stil te staan,
Vandaag, nogal tijd, ik mis je,
En morgen zal ik thuis zijn."
.
Saturday, April 8, 2017
各セル - Kaku seru
"Dit. Zeg je.
Ik weet het, of eigenlijk, voel ik het.
Iedere cel.
Ik ben niet eens meer één lichaam.
Alsof wij uit elkaar gerukt worden,
Maar als magneten,
De constante stroom van energie,
Die om ons heen zwermt,
Laat ronddansen.
Middernacht.
Als wij de tijd stil zouden kunnen zetten,
Hing mijn adem altijd een seconde voor mijn happen aan je lippen,
Ik zou niet voor het opeten kiezen,
De andere pil 'pu-lin',
Zij is zo veel verslavender,
Dan je iedere verboden vrucht,
Jij bent de appel, waar het elfde gebod op berust,
Mocht ik één uur oneindig herhalen,
Dan begon ik met de amuse,
Keken wij samen in de spiegel,
Stonden wij gekluisterd in gemalen water,
En droogde we in de hitte van drie seconden zonder verdiepingen,
Ging ik voor de eerste en de laatste vijf, je mond en ogen, wijdt opengesperd,
Wil ik genieten van minuten waarop ik niet meer weet of ik jouw lichaam voel, of de mijne, onze,
Handen verweven, wangen strelen, kusje op je voorhoofd,
Dat we daarna patronen mogen herhalen, alsof wij dit al jaren doen,
Tot aan daar waar mijn ogen in je armen, vechten tegen haar leden,
Niet nu in slaap vallen, de laatste vijf minuten,
Je geur laat haar vallen, in dromen waar ongerept geluk zich nevelt nog verder dan mijn zicht,
Laatste secondes, dat de streepjes schuin vallen, uitgestrekt worden tot lach,
3, 2, 'hou me vast', één."
Hubble Deep Fornax
"Ik zou niet weten wat te zeggen,
Maar een muffin naar je schuiven,
Zo een van onze eerste middag,
Zou niet weten of ik je vast zou moeten houden,
Dus mijn hoofd maar tegen de jouwe plaatsen en je wang strelen,
Afwachten of voor je mag zorgen zoals ik het zou willen,
Want meer dan dat weet ik niet,
Langzaam aan je in mijn armen nemen,
Zeggen dat het goed is,
Dat we allemaal deze momenten wel eens hebben van tijd tot tijd,
Dat het me spijt dat je verdriet voelt,
In je oren fluisteren wat ik je nooit hardop durf te zeggen,
Dat je kuiten zo machtig zijn als rotsen in branding,
Dat je ogen me altijd blijven verdrinken,
Hoe ik hou van je schuin rechte lippen die al je kromme woorden zo verdomd mooi laten klinken,
Dat ik nog meer dan je eindeloos inspirerende gedachtes, je hart lief heb,
Want jij, leeft met kamers van onmetelijke grootte, er leven universa aan licht in je middelpuntzoekende krachtspier,
Dat de zwaarte je niet trager maakt geen zorgen, mijn engel,
Dan wordt je een middelpuntvliegende kracht,
Ik zal je vertellen over hoe je me op dit moment doet denken aan te snel voorbijvliegende secondes in de lift,
Duizend kussen verhogen tot 3 x 10 ^ 22,
Je iedere adem opvangen en haar nieuw leven inblazen,
Zo zacht mogelijk je rug, armen, schouders strelen,
Terwijl ik een droom vertolk om bij in slaap te vallen,
Daarna nog uren waken over je,
Mocht jij nachtmerries krijgen,
Dan vang ik haar met "ik ben hier, stttttt, het is al goed",
Hoe het precies zou gaan, weten we niet,
Maar ik verwacht zoals nu,
Tijden over gedacht en een voorstelling gemaakt,
Maar jij, jij bent zo veel meer, dan ik ooit kon dromen,
Zwaarder dan en lichter dan ik ooit had kunnen verwachten,
Zou zeggen het voelt alsof je me de wereld geeft tussen vier muren, maar eerder nog voelt zij als het oneindige in dat waar wij na al die tijd, nog steeds mysterie zeggen,
Ik zou niet precies weten wat ik moet zeggen,
Maar als je me geduld geeft, dan geef ik je mijn gevoel,
Ik geef je mijn woord, voelen."
Subscribe to:
Posts (Atom)