Tuesday, March 21, 2023
De O's
Tuesday, March 14, 2023
" ¶ もう一つ如何ですか ¶ 明日では如何ですか."
"По роботі пізнати майстра."
Monday, February 13, 2023
"Zo ben ik, gewoon."
Monday, December 19, 2022
"Hallo, ik ben nog niet dood."
Thursday, October 6, 2022
"Ouders, zonder kinderen."
Laatst nog was ik op de koffie bij, de buik van, groeide zowaar, van gemis, tussen het eerste en het tweede kopje, tot hoogtij in maand zeven, maar die buik, kwam zo snel, als zij ook weer even vluchtig was verdwenen. Soms fluistert ze me toe, "Iedereen is zwanger, iedereen behalve ik... natuurlijk bevallen ze en bevalt dat ze, hoe kun je nu niet houden van, en uiteraard deel je foto's van dat prachtig ontluikende leven, maar mag ik dan nooit even.., even, niet herinnerd worden aan, hoe leeg de schoot is van de moeder wiens kind nooit heeft bestaan?"
Nu het trillen van haar handen elke volle maan heftig wordt, laten wij de schoteltjes maar achterwegen, een mok vol, past de leemde beter. Morsen doet alleen maar, denken aan. De traanbuisjes worden gestopt met het zand van dromen over ooit, als, snachts wanneer niemand stoort. En in de morgenstond wanneer er opgestaan zal, dan veegt zij de korrels met de zwaarte van verloren hoop tegelijkertijd met haar dromen, uit de hoekjes van de ogen.
"Op een dag na morgen," verzucht ze me. "Op een dag na morgen, komt de dag, dat het ook het mijne mag..."
"21 botard-niej-tuinuh."
Ik zou liegen, als ik me zou blijven verbergen achter stapels spullen die niets doen dan de witte leegte van de muren, achterstallig maken. En ik zou liegen, als ik doe alsof schema's en grote agendaboeken samen met Google kalender verzoeken, genoeg zouden zijn voor het traagschuim hart.
Alle woorden van paradijs die verkondigd werden, zaten verstrikt in de netten die uitgegooid werden tijdens de meest vruchtbare van tijden en onmenselijke oogsten. Dat naïef niet eens meer een woord is dat enige zeggenschap kan,
Jij, vonden we uit, wilde aanraken wat niets heeft om aan vast te houden. En dat je gehypnotiseerd door de kansen in het spel. En dat je als betoverd door alle mogelijkheden van mogelijk nu, nu, nu, al nu, al met al.
En al is er niemand schuldig, toch zweer ik je, God straft direct, ik wist wel, dat mijn borstkas het hele leven lang, verdomme, een gevangenisstraf was, voor het hart te graag ontglippen wil, klopt tijd en keer en nooit een keer optijd, of zij eruit mag, en springen doet ze.
Kom uit een dorp waar meisjes nog met touwen spelen, in en uit, in en uit, in en uit, spring in, spring in, dat ik zo geconditioneerd voor het diepste, wist ik veel toen de staartjes nog in twee tallen en nooit tussen de benen.
Ik ben van ver naar hier gekomen, vertel het je alleen, omdat ik vertrekken zal, en de kamers die ik thuis noemen moet in deze kooi, willen je als een vrouw, geloof me, meenemen naar het oneindige, waar de zon elke avond het graan gedag zoent, en het zoemen van de rondom nimmer stopt.
Ze vragen me vaak of ik zing of poëet ben, en antwoorden heb ik nooit, omdat ik dichter ben, dan mijn kippenvel wenste.
In verfstalen te veel van kilte en onverschil wordt geprobeerd te pakken alsof, het een vakantie die, maar wanneer hij roept in zijn slaap, dan noemt hij mijn naam toch, en die van niemand anders?"
"Ame harete kasa over wasuru."
En elke keer dat ik mijn ogen dichtdoe, op bed ga liggen, de slaap zoeken wil, met een passie die als hierboven onbekend,
Niemand weet, niemand weet,
Driehonderdeenentachtig chats en tellende nog voor de vogels van de buren hun eerste toon van de ladder ontsnappen laten om de zon te begroeten,
Zouden de vogels weten?
Zouden hun vleugels zoals de onze?
En iedereen wil twee uur van je tijd om jouw woorden als een spons en ze daarna beter op papier te zetten, want, krant, en,
Niemand weet, niemand weet,
Ze zullen verkondigen dat zij aan de weg timmerd, maar niet dat het al jaren 'n eenrichtingsverkeer lijkt,
Niemand weet, niemand weet,
En ze zullen zeggen dat het goed met haar gaat, dat haar werk als altijd virtuoos en met een flow die moeiteloos,
Maar zouden ze, ooit,
Niemand weet, niemand weet,
Dat te veel met bloed geschreven, het zweet al jaren ruikt naar eenzaamheid en onbegrip,
Maar we zullen schrijven dat ze zoet is, dat haar ogen blauw zijn, en ze bijna, er bijna, zo bijna is,
Niemand weet, niemand weet,
En natuurlijk zou je met gemak en volledig waarheidsgetrouw kunnen schrijven dat ik op zijn minst niet ongelukkig ben,
Ze zeggen dat ze geluk had, dat het aankwam, dat het de David was, de zie dat het wel, de cijfertjes brekende en data vrekende, maar,
Niemand weet, niemand weet,
Dat je ook alleen die status krijgt, wanneer je in hun ogen, hard genoeg, lang genoeg, conform genoeg,
Hij klaagt dat er geen ruimte is voor aanpassing, maar zie je de breuklijnen over de buiging na elk applaus niet van boven tot onder langs de gehele lijn van de ruggengraad, trekken aan,
Niemand weet, niemand weet,
En al mijn studenten willen graag, benoemd worden, beroemd zijn, in de bladen en op de podia, op straat zelfs ook, tegen de muren en op de spandoeken, en al mijn studenten willen graag, maar,
Niemand weet, niemand weet,
Hoe duur de prijs van inkoop bekostigen,
Niemand weet, niemand weet,
Hoe betaald, verdienen je komt te staan."
Monday, July 18, 2022
De Ronde Kamer.
Sunday, February 27, 2022
"Stpthstrn."
"En eens in de zoveel tijd, wanneer alles licht is, dan is het zo goed en zoet, en je mist absoluut niets, tot je overnieuw,
Stukje bij beetje, verzamelen we de kapotgeslagen overheengestapte verankerde stukjes,
Ik verdiende mijn naam op de fortuinlijke loonstrook, en nu, zou je opzich, sta je hier met al je redelijkheid en realisme,
Maar, waar, was je toen de stroken vingers behoefte, toen de verloning uit vijf keer meer lezen en beblaarde vingers bestond?
En als je denkt, dat niemand iets om je geeft, weet dan, dat je door je moeder gemist wordt,
Er gebeden wordt dat je niet te dicht tegen de zon zal gaan vliegen, dat de ogen mogen blijven innemen, dat het de tong niet stillen zal, dat de keel geen kikker kennen mag,
Gordijnen worden gedeeltelijk gesloten, half gestoffeerd, de lantaarnpaal schijnt dwars door het spleetje, de nachten zijn alsnog gebroken, of je nu wel niet, hier,
Ik zoek houvast, maar zie enkel kuiten over rekstokken gieren, wandelwagens waar op gehangen wordt om fiep, en extra stevige zitjes voor veiligheid, een dubbele dop,
Eens in de zoveel tijd, dan komt hij op de schoot in slaap vallen, met het neusje tegen de borst aan, dan zou alles, licht en leven,
Ik denk aan je, je wordt niet vergeten, mijn grote angsten zullen je nooit overkomen, het boek zal opgedragen, de herinneringen zullen in de doos onder het bed, mijn hand zal uit blijven reiken, de blaadjes zullen geharkt,
Er valt een sluier over de tijd, wit is het niet, want de trouw is complexer dan een ring om vinger en de verbinding is even ambivalent als WiFi hotspot,
Eens in de zoveel tijd, is het mistig, lijkt het zowaar alsof er sneeuw in de zomer, alsof de lente nog niet hier, alsof het nieuwe jaar oud is, en dan,
Zeg ik je overnieuw gedag, dat afwezigheid zo aanwezig kan zijn, leer je pas, wanneer het gemis er is."
"Conjuctivus."
"Iedere pagina ontsnapt aan mijn hand, glipt uit de vingers alsof het al, gisteren,
Je nam me mee naar je moeder toch, ik dacht dat de kaarten eindelijk, kans, maar je kon niet houden, wat,
Terug naar je twijfels en onzekerheid, naar elke achteraf spijt, sprint, er heen,
Dag, verderop, een toekomst met lege fotolijsten, jurken die enkel schitteren in afwezigheid, zoals de beenderen in de, kast,
Dagelijkse, kost, rauw maar nooit genoeg, en al helemaal niet deze keer, nog een,
Rondje, dat om niet draait behalve zijn eigen, as, en wat ooit in vuur en vlam, is nu ver,
Koolt, het patroon van bedacht, is uitgedoktert, zelfs vitamine cocktails kon het tekort niet, behelpen,
Dus zie je, de afdruk van de blote voeten die te veel gedanst, nog op het dashboard, of alleen, wat was,
Gekrompen, in de hitte van, in het snellen op te hoge, toeren,
Ik ben zo, er is geen kant, maar als je dan toch denkt, te moeten, kiezen,
Doe het dan, niet, als een boer, je smeekt om, dan weet,
Hoelaat het is, altijd, vijf minuten over, twee ruzies voor, halverwege uitval zonder vervanging, vrije,
Invulling, is niet hetzelfde, als,
Wil het terug, maar kan, ik, wist dat ik je, tegen het lijf,
Natuurlijk, loopt het, anders, had het, niet, maar waag,
Het, dat je, op nostalgie, pogingen, enkel om te, proeven, wat alom geprezen toch te zuur,
Je weet niet eens, hoeveel, ik, nog steeds, en ik kan het niet, helpen, dat ik altijd met mijn leven onder mijn arm, vertrek,
Waag het, dat je perfectionisme, nog een poging, voor het beeld, over, je zit nog steeds, als zijde die door de storm verregend, aan mijn huid gekleefd, alsof zij één,
Is, maar het hart, weet wel, beter, dan waar zij is geweest, dan waar is gebrand aan haar vurigheid, thus,
Het dekbed, trekt zich over de tranen heen, stilt het smeltende kind, tot de vrouw rijzen, kan,
Meneer, wisseling van de wacht in zijn hart, meneer, twijfel tot alle zekerheid ontdaan, meneer, zwijgen tot genoeg gezegd, meneer, van,
Het hoge paard afstappen, voor vertrappeld, zo charmant en stragisch, rechter, hand van, alleszins,
Genomen, worpen, aan, ver, want, maar nimmer, meer, of sprekelijk."
Monday, July 20, 2020
x
"Vrienden,
Zij kennen de gekscherende honger en dorst die ongestilt bezit neemt van.
Overgave.
Ter overname.
Noem het beestje bij haar naam.
"Monster"
Zo zie je.
De diepte, de duisternis.
Er is niets zo verslavend als het verlangen naar.
Wij zitten in de taxi. Hemelse haven van anonimiteit.
Ik weet dat het loont een vrouw te zijn.
Nattigheid op de achterbank.
Nog nooit een klacht.
Slechts zuchtjes en smakjes.
"Waarheen?" vraagt hij
"Naar meer, meneer." zegt de Grijze.
Zo vertrekken wij zonder eind, naar bestemmingsloze oorden, die fantasie of dromen.
Lust zet de komma of stelt de vraag, waar reden er een punt achter had moeten zetten.
Zo slenteren alle Kafka's vanzelfsprekend in het eigenste gezelschap voort.
Zij kunnen ook niet anders.
Dan altijd oorsuizend en hartgonzend reikhalzend al naar het volgende, nog net op hun tenen lopende, de vinger uitstrekken.
Naar de ander.
Ver.
Vreemd.
Vondeling.
De Zwijger ligt in mijn bed.
Zo vloeiend als hij het spreekt, zo hakkelend de woorden.
"Dit is het."
"Ahmma"
Wie nooit honger heeft gekend, zal zich niet storen aan de stilzwijgende leegte, tot geproefd is van.
Wie zijn dorst lest met water, zal nimmer meer, of dronken zijn van de zoetsappigheid die waarheid met gulzige slokken innemend tot spraakwater van de binnenvetters doopt.
Vertrouw.
Confidantschap.
Hap. Slik. Weg.
Hij struikeld door het leven.
Als een eindeloos vallend man.
Jezelf vinden in ver, vreemden.
Vondeling.
Volgeling.
Bundeling van blindelings.
Nauwelijks ontmoette hij mij.
Meestal hemzelf.
Toch hang in graag in de lucht.
De geur. De gedachte. Aan de lip.
Dat het altijd aan mijn voeten kan.
Breek, punt.
Schaak, mat.
Vraag, stuk.
Thuis, komst.
Hou, vast.
Land, zacht.
Ver, bond.
"Waar is meer, meneer?" spiegelreflex.
"Verder vandaan van minder."
Meer weten wij ook nog niet.
Van, daag
Van, daar."