"Aan de vreemdelingen die mij voorgingen.
Ik was eenzaam, en daarin perfect.
Het was geen lot. Het was niet onontkoombaar. Het ging gewoon, zo.
Hij was eenzaam, en daarin perfect.
Het was een naadloze aansluiting. Ogen vervuld van nostalgie, tranen die triest over de heimwee van de toekomst vandaag al missen wat zij nooit gekend hebben.
Was er maar een zamer geweest. En samen dat meer gezaamd had voor elkaar.
Ik was ieder ander.
Hij was elke man.
Maar dat was het nu net.
Hoe een vreemde als eeuwig familiair aangevoeld kan worden en het hart doet roepen uit volle borst naar de te ontmoetene die het eindelijk herkend.
Het kloppen stief wel duizend maal. Tot het malen zich verhevende tot dejavu en een leven na de dood ontstond. Het delen van een spiegel hemel in de woestijn waar ooit een tuin bloeide in volle glorie. Al het groen verging. Alle ademruimte verstikte. Alle natuurlijke groei en overwoekering van in de kamers, ging op in stof.
Aan de vreemde, die het hart, als ongemak ervaarde.
Heb jij dan nooit in zijn kamers je thuis gevonden, tot het vertrekken?
Aan de vreemde, die behoeftes als opgave in plaats van gift zag.
Heb je nooit gevoeld dan hoeveel vertrouwen en hoop er in een toenadering van wanhoop om liefde te mogen ontvangen of verlangen naar het delen van affectie besloten ligt?
Aan de vreemde, die hiervoor van mijn man hield, alsof hij een onverbeterlijke rots was.
Zelfs rotsen, smeken de zee om zacht te zijn, opzij dat breken aan het kapot slaan van de golven, opdat zij verweren en door de erosie langzaam maar zeker zichzelf verliezen, een minuscuul stukje per keer.
Aan de vreemde, die van de relatie met mijn man hield, maar in relatie tot, minder hield van de vorm van de ziel of leven, dan de conventie.
Aan de vreemde, die altijd zal houden van, maar niet weet hoe, getuigen van zal wezen maar vergat dat een wees, nu eenmaal.
Ik was eenzaam, en daarin perfect.
Het was het lot, dacht dat ik mijn naam hoorde al vanuit een echo, toen iemand hem riep.
Hij was eenzaam, en daarin perfect.
Het was te voorkomen, maar toch nooit niet."
Tuesday, March 19, 2019
X
"Er hing een waas om hem heen, zacht gekleurd en soms zo vol van vrede, hier, in het Zwitserland, wordt gefluisterd, gehuiverd wanneer een glimp van zijn componeren even aan de terrasdeuren naar buiten ontsnapt.
Wanneer er enkele noten vallen, het spelen tot het hoogtepunt rijkt, de rijm waarin hij beweegt, de armen van weleer, schouders zo kordaat, er is geen man, als hij die met het leven de handen in een slaat.
Het koninklijk orkest, komt vaak over de vloer, zij dweilen aan met instrumenten die hij alle bij naam kent. De dirigent zwijgt. Speelt de platen die de toon moeten zetten voor de verademing van.
Kruipt het stilst in bed maar ligt nooit met zijn handjes boven de dekens, als de man zijn bloed overgenomen is met een jubelende fles van 12 of de lekkernij die daarbij hoort. Dan de handen, handen, oh zijn handen. Zinderig zwierend in de ronde terwijl hij zo stil mogelijk probeerd niet luid te zijn en dat toch altijd weest.
Zijn trui gaat meestal niet zo soepel meer, maar kleed graag uit wie toch al naakt en rauw in doen en laten mijn drempel over stapt.
Hij neuriet wat, zelfs in zijn slaap, zelf na de, ook tijdens, en daarvoor al, elke seconde van elke dag, de muziek, de muziek is niet om te horen, die voel je.
Zijn snurken vormt het ritme voor een in slaap vallen van alle veiligheden voorzien.
Mijn Zwitser laat de zuchten in de ochtend klinken als het galoren, hij is weer hier, met mij, speelt frivool met de plukjes haren die mijn lippen in de weg liggen om wakker gekust te worden.
De stubeten komen en gaan, dat volksmuziek al lang verloren was, opdat de muziek het, over en door en ver buiten de grenzen dwars laat lopen, zoals mijn warhoofdje, de professor nooit tweemaal dezelfde melodie kan.
Er is maar vertegenwoordiger van het volk dat de muziek altijd en immer meer in de oren doet klinken alsof zij geschreven is om het lichaam te bevrijden van de ziel, mijn man, de trouvere, is een mens van het volk.
Opdat een man van componeren, uit de tijd, toch altijd een minnezanger beoogt, een die enkel voor hem, het woord, en luiden doet."
Wanneer er enkele noten vallen, het spelen tot het hoogtepunt rijkt, de rijm waarin hij beweegt, de armen van weleer, schouders zo kordaat, er is geen man, als hij die met het leven de handen in een slaat.
Het koninklijk orkest, komt vaak over de vloer, zij dweilen aan met instrumenten die hij alle bij naam kent. De dirigent zwijgt. Speelt de platen die de toon moeten zetten voor de verademing van.
Kruipt het stilst in bed maar ligt nooit met zijn handjes boven de dekens, als de man zijn bloed overgenomen is met een jubelende fles van 12 of de lekkernij die daarbij hoort. Dan de handen, handen, oh zijn handen. Zinderig zwierend in de ronde terwijl hij zo stil mogelijk probeerd niet luid te zijn en dat toch altijd weest.
Zijn trui gaat meestal niet zo soepel meer, maar kleed graag uit wie toch al naakt en rauw in doen en laten mijn drempel over stapt.
Hij neuriet wat, zelfs in zijn slaap, zelf na de, ook tijdens, en daarvoor al, elke seconde van elke dag, de muziek, de muziek is niet om te horen, die voel je.
Zijn snurken vormt het ritme voor een in slaap vallen van alle veiligheden voorzien.
Mijn Zwitser laat de zuchten in de ochtend klinken als het galoren, hij is weer hier, met mij, speelt frivool met de plukjes haren die mijn lippen in de weg liggen om wakker gekust te worden.
De stubeten komen en gaan, dat volksmuziek al lang verloren was, opdat de muziek het, over en door en ver buiten de grenzen dwars laat lopen, zoals mijn warhoofdje, de professor nooit tweemaal dezelfde melodie kan.
Er is maar vertegenwoordiger van het volk dat de muziek altijd en immer meer in de oren doet klinken alsof zij geschreven is om het lichaam te bevrijden van de ziel, mijn man, de trouvere, is een mens van het volk.
Opdat een man van componeren, uit de tijd, toch altijd een minnezanger beoogt, een die enkel voor hem, het woord, en luiden doet."
#internationalwomansday
Zo nu en dan tijdens het poetsen van de noten, of het ontboesten, zat ze voorover met haar ellebogen op haar knieën gebukt, stiekem aan een sigaret te trekken, haar wijsheden te verkondigen.
Het leven zoals het geleefd moet, door mijn oma;
"Drink altijd wodka jusdoranje op stap dan ruikt jullie moeder en je mens niet dat je gedronken hebt."
"De liefde van een man gaat door de maag en zijn gezondheid door zijn hart, laat geen dag voorbij gaan waarop je je mens niet een extra aardappel, extra stukske vlees en een extra ik zie oe graag toeschuift."
"Er is maar een ding dat belangrijker dan poetsen is, het leven, beter ligt er een riemelke stof de kast dan dat oe mens dr op zit, beter lees je de krant en gebruikte de stem die onze God oe gegeven heeft dan dat je moet zitten en knikken wanneer de mannen spreken."
"De wereld is niet gelijk voor niemand, maar gelukkig is zij dan daarin op zijn minst, gelijk, in hoe ongelijk het hele gelijk waar hiere."
"Als je een deurmat krijgt, met oe huwelijk dan hedde ge de juiste mens getroffen, want hij zal altijd weten waarom hij krek doar zijn blok uitdoe bij de deur om thuis te kommen."
"Schrijf, zo veel zo vaak en zo frequent mogelijk als je aan pen en papier kent komen. Er is te weinig geschreven door vrouwen waar de naam van een vrouw dan toch ook verdomme schreven en gedrukt stoat. Schrijf en ge blijft. In het geheugen van de gelijknamige op zijn minstens."
"Als een man oe niet alleen laat reizen, dan godde ge toch want dat hedde met hem niet te zoeken samen op het pad van 't leven, je zoekt een getuigen en geen gevangen bewaarder."
"Poets altijd de kraan af na de afwas dan git ie wel 40 jaar mee meisje. Ge kent veel zeggen van of ene mens afhankelijk van hoe dun kraan d'r uit ziet waarmee zij zun handen inlaten."
"Geloof niet dat 'dedde ge bedankt zeit dat witte ge' een ding is da mensen echt witten. Zegt het zo vaak en zo veel als en al helemaal in 't kwadraad wanneer het dun oewe is. Woorden zijn krachtig, en dankjewel is nog duizend maal sterker dan een misplaatste betuiging van spijt achteraf."
❤️
Het leven zoals het geleefd moet, door mijn oma;
"Drink altijd wodka jusdoranje op stap dan ruikt jullie moeder en je mens niet dat je gedronken hebt."
"De liefde van een man gaat door de maag en zijn gezondheid door zijn hart, laat geen dag voorbij gaan waarop je je mens niet een extra aardappel, extra stukske vlees en een extra ik zie oe graag toeschuift."
"Er is maar een ding dat belangrijker dan poetsen is, het leven, beter ligt er een riemelke stof de kast dan dat oe mens dr op zit, beter lees je de krant en gebruikte de stem die onze God oe gegeven heeft dan dat je moet zitten en knikken wanneer de mannen spreken."
"De wereld is niet gelijk voor niemand, maar gelukkig is zij dan daarin op zijn minst, gelijk, in hoe ongelijk het hele gelijk waar hiere."
"Als je een deurmat krijgt, met oe huwelijk dan hedde ge de juiste mens getroffen, want hij zal altijd weten waarom hij krek doar zijn blok uitdoe bij de deur om thuis te kommen."
"Schrijf, zo veel zo vaak en zo frequent mogelijk als je aan pen en papier kent komen. Er is te weinig geschreven door vrouwen waar de naam van een vrouw dan toch ook verdomme schreven en gedrukt stoat. Schrijf en ge blijft. In het geheugen van de gelijknamige op zijn minstens."
"Als een man oe niet alleen laat reizen, dan godde ge toch want dat hedde met hem niet te zoeken samen op het pad van 't leven, je zoekt een getuigen en geen gevangen bewaarder."
"Poets altijd de kraan af na de afwas dan git ie wel 40 jaar mee meisje. Ge kent veel zeggen van of ene mens afhankelijk van hoe dun kraan d'r uit ziet waarmee zij zun handen inlaten."
"Geloof niet dat 'dedde ge bedankt zeit dat witte ge' een ding is da mensen echt witten. Zegt het zo vaak en zo veel als en al helemaal in 't kwadraad wanneer het dun oewe is. Woorden zijn krachtig, en dankjewel is nog duizend maal sterker dan een misplaatste betuiging van spijt achteraf."
❤️
LIEBE
"Was zo graag een kat geweest,
Een van die strikkels, een kater met een karakter.
Dat ik elke dag voor het raam zou wachten tot je auto pontificaal op de verkeerde plek parkeerde en jij je intrede maakte, weer thuis.
Me eenkennig zou laten wezen, enkel eten wanneer het door de baas zijn hand, enkel kroelen en kopjes geven aan de kuiten van.
Was zo graag een sint Bernard geweest. Groot en van excessieve lompheid voorzien. Dat mijn buik en de vacht dusdanig groeien zou, dat er drie pasgeborene op in slaap zouden kunnen vallen zonder problemen. Dat ik uren stil zou, liggende, op het ritme van de ademhaling van mijn meest geliefde. Dat een piepje en schuine kop alle troost in de wereld zou bieden aan de man eenzaam op de bank, en er geen traan zou vloeien die vervolgens niet met geglimlach van verbazing van zijn gezicht gelikt werd. Dat ik huilen zou naar de maan van bezorgdheid wanneer de voetstappen het pad naar de deur te lang niet doen klinken.
Was zo graag een goed mens geweest. Een mens dat een echt mensen mens was. Als zij al bestaan. Een die het licht in je leven liet schijnen als op een eindeloze zomerdag. Dat ik je nooit zou bezeren met een klakkeloze grap of halfhoofdige opmerking. Dat ik elk pijntje van genezing zou kunnen voorzien, ik pleisters niet langer op de grond laat vallen of doorscheur wanneer ik ze open probeer te maken. Dat ik je zou voeden tot de huid weer leeft van kleur.
Maar ik ben enkel een mens. Een mens met alle gebreken van dien. Die niets minder dan het imperfecte wezen zijnde dienen.
Was zo graag een mens geweest dat liefde begreep, zoals liefde mij begrijpt. Maar ik ben enkel een mens dat liefheefd en begeerd zoals de drang en grilligheid van nature over haar hart regeerd, hondsbrutaal met tijden, en te vaak als een kat in het nauw springende waar alle ruimte is, een mens dat ook niet meer weet dan dat wat het hart sneller doet kloppen zonder pardon of reden en wanneer het haar tevreden in slaap doet sussen..."
Een van die strikkels, een kater met een karakter.
Dat ik elke dag voor het raam zou wachten tot je auto pontificaal op de verkeerde plek parkeerde en jij je intrede maakte, weer thuis.
Me eenkennig zou laten wezen, enkel eten wanneer het door de baas zijn hand, enkel kroelen en kopjes geven aan de kuiten van.
Was zo graag een sint Bernard geweest. Groot en van excessieve lompheid voorzien. Dat mijn buik en de vacht dusdanig groeien zou, dat er drie pasgeborene op in slaap zouden kunnen vallen zonder problemen. Dat ik uren stil zou, liggende, op het ritme van de ademhaling van mijn meest geliefde. Dat een piepje en schuine kop alle troost in de wereld zou bieden aan de man eenzaam op de bank, en er geen traan zou vloeien die vervolgens niet met geglimlach van verbazing van zijn gezicht gelikt werd. Dat ik huilen zou naar de maan van bezorgdheid wanneer de voetstappen het pad naar de deur te lang niet doen klinken.
Was zo graag een goed mens geweest. Een mens dat een echt mensen mens was. Als zij al bestaan. Een die het licht in je leven liet schijnen als op een eindeloze zomerdag. Dat ik je nooit zou bezeren met een klakkeloze grap of halfhoofdige opmerking. Dat ik elk pijntje van genezing zou kunnen voorzien, ik pleisters niet langer op de grond laat vallen of doorscheur wanneer ik ze open probeer te maken. Dat ik je zou voeden tot de huid weer leeft van kleur.
Maar ik ben enkel een mens. Een mens met alle gebreken van dien. Die niets minder dan het imperfecte wezen zijnde dienen.
Was zo graag een mens geweest dat liefde begreep, zoals liefde mij begrijpt. Maar ik ben enkel een mens dat liefheefd en begeerd zoals de drang en grilligheid van nature over haar hart regeerd, hondsbrutaal met tijden, en te vaak als een kat in het nauw springende waar alle ruimte is, een mens dat ook niet meer weet dan dat wat het hart sneller doet kloppen zonder pardon of reden en wanneer het haar tevreden in slaap doet sussen..."
"Een familie vol Kafka's."
"Hij zit in zijn stoel. Ik verwacht zo net na het middagdutje dat hij nooit doet. Hij snurkt zichzelf wakker en denkt dat de telefoon gaat. Ja. Precies zo. Springt hij nog half slapende maar overduidelijk wakker van zijn plek. Trekt de telefoon van de haak naar eigen zeggen maar pakt daadwerkelijk zijn mobieltje van onder een grote stapel kranten van afgelopen dinsdag waarna hij elke dag precies dezelfde sudoku maakt. Na wat gerommel heeft hij het kreng te pakken. Blijkt het leeg te zijn. Met een zucht zoekt hij naar dat gepiel ding dat het moet laten piepen. De oplader dus. Hij vraagt mij of ik hem kan verstaan want met die outdoor belt hij van binnenuit. Ik glimlach. Hoor zijn adem en kin zo dan en nu tegen het raam aan slaan omdat hij denkt dat zijn mobiel dan misschien nog wat bereik van buitenaf meepikt. De man heeft Vodafone. Er is altijd bereik. Maar de mate waarin mijn mens zijn best doet de connectie te houden, is zo aandoenlijk, dat ik er nooit iets van zeg. Hij begint met dat hij zich zorgen maakt. Hij zag een dacumanter op het net over dat kunstenaars een uitstervend ras zijn, of ik wel eet. Hij stelt vragen over hoeveel geld per dag, heb ik wel een accountant en of ik weet hoe de belastingdienst ons allemaal naait. Een preek van een uur doet toetreden. Ik probeer een grap te maken over condooms maar hij snapt het niet. Hoe leef je dan meisje? Hoe? Die mens had gezegd dat er geen rondkomen waar voor schrijvers. Ge schrijft. En nou dan? Of er iets is dat ik wil, of ik iets nodig heb, of hij me wat moet sturen. Of ik wel spaar, mijn man wel kan verwennen, of ik niet bespaar op dingen als zorg en cadeaus of er wel genoeg over is om zat van te worden zo lang als ik me nog jong mag noemen, of ik wel echt leef. Hij zag 'n yoeptuub over rappers of ik er geen wil worden, hij betaald mijn school wel, rappers verdienen wel als ze bigger mall, kanjer west of theepak heten. Wij lachen wat. Het gaat goed opa. Het gaat goed opa. Het gaat echt goed. Hij zucht gooit zichzelf terug in leren stoel zucht nog wat dieper. Ja, wilde gewoon weten hoe het met je gaat. Tuut. Tuut."
"Το σεξ είναι το ίδιο σε όλες τις γλώσσες"
"Ja. Ja. Ja.
En het belang van vertalen.
Het omsmeden van woorden.
Het begrijpen van kreten en gezichtsuitdrukkingen.
De zoektocht naar universaliteit in al onze verschillen.
Zij zal er niet minder om worden.
Opdat liefde van vorm wisselt.
Wetende context is immer meer veranderlijk.
Dat de wereld al nog zo klein te breed is voor één alomvattende definitie.
Er is geen hetzelfde.
Nog minder verschil.
Er is enkel wie jij bent voor mij.
Maar dan voor een ander.
Of twee.
Ja. Ja. Dat moet het zijn.
En het belang van vertalen.
Inleven in, leren van.
Toenadering zoeken en uitpluizen wie?
De zoektocht naar het wat, het waarom zal er niet minder door worden.
En toch, hoeveel talen ook vloeiend.
Er is er maar één universeler dan de mens.
De taal die ons sterfelijk zijn benadrukt door het onsterfelijke van...
Ja. Ja. Ja.. "
En het belang van vertalen.
Het omsmeden van woorden.
Het begrijpen van kreten en gezichtsuitdrukkingen.
De zoektocht naar universaliteit in al onze verschillen.
Zij zal er niet minder om worden.
Opdat liefde van vorm wisselt.
Wetende context is immer meer veranderlijk.
Dat de wereld al nog zo klein te breed is voor één alomvattende definitie.
Er is geen hetzelfde.
Nog minder verschil.
Er is enkel wie jij bent voor mij.
Maar dan voor een ander.
Of twee.
Ja. Ja. Dat moet het zijn.
En het belang van vertalen.
Inleven in, leren van.
Toenadering zoeken en uitpluizen wie?
De zoektocht naar het wat, het waarom zal er niet minder door worden.
En toch, hoeveel talen ook vloeiend.
Er is er maar één universeler dan de mens.
De taal die ons sterfelijk zijn benadrukt door het onsterfelijke van...
Ja. Ja. Ja.. "
"Lite mer varje dag."
"En als het grote woord, het woord dat niet genoemd wordt, dat wij onontkomenlijk leek, maar wel te voorkomen was, als dat waar wij dorpelingen niet over spreken, de protesten niet langer waardig is, een eigen keuze, niet langer van de tong gesleurd of pot gerukt, geen leven bezit of neemt of drie doet sterven ineens, als mogen opdat, als denken over morgen vandaag en als angst niet langer raadgever en vastklampen aan geen motivatiecoach of lifestyle guru wezen zou, dan was acceptatie van en dankbaar zijn om, zelfs als het verloren, bij eigen keuze, of hand, toedoen, niet meer wat er toe deed, enkel nog hoe het als een wolk altijd in literaire werken genaamd wordt, opdat wij, beter dan het beestje bij zijn naam, de hemel willen doen beschrijven zelf als zij weldegelijk de hel en alle ringen. Dan was het als een wolk die komt en gaat, een wolk die er niet zijn kan zonder lucht, en de lucht, was er eerst, daarvoor al, en de lucht, de hemel, zal er ook daarna nog altijd, wezen en leven en hoe zij ook aanschouwd word, genoemd wordt, waarvan zij ook beticht wordt, dat zij te snel omslaat, het onduidelijk is wat te verwachten, dat er niet te kleden is op, of de helft nog vies is, dat stormachtig en regen ook hoort bij, dat schaduw met tijden het licht verschijnt in al haar duister, dat ramen met stof en half gelapt, dat slippers soms, en meer slechte keuzes zijn opdat de lucht dicteren zal. Daarom dan ook, zou een stilzwijgend schrijver als ikzelf, die niet met activistische stormen en daadkracht door weer en wind in de kracht van de longen en het vermogen door te zetten tijdens het trillende van de lippen, en de zin af te maken opdat het er de zinnen op gezet heeft, pleiten, dat wij op zijn minst, in het geschreven woord, haar naar zouden noemen, opdat zij wel degenlijk, in de wereld hoort, zelf als een wolk een wolk wezen zou in metafoor. Er is geen tegen en voor enkel een keuze zegt de man, wat alles zegt er is geen keus als was die er wel. En elke dag een beetje meer, lijkt de fout, een keus te worden, dat het dalen van en afkoelen, dat grilligheid acceptatie, onmogelijk, tot keus doopt achteraf alsof ook dat heilig was."
TLOAT
"Veel te vaak, spenderen wij, zonder ooit stil te staan bij de belangrijkste vragen in, dat je het zou stippen tot op het bot om te weten, te begrijpen, met zekerheid vast te kunnen stellen, alsof het een ziekte is met duidelijke indicatoren, dat het zwart op wit zou kunnen staan, en dat het antwoord zo veel belangrijker, dan de vraag. Dat zij daarom vast minder gesteld wordt, of te vaak in andere woorden, dan, het is toch niet waar een mens is of naartoe afreist, de weg en haar charmes, de straat en haar klanken, het pad en al haar onfortuinlijkheden, of zelfs de zee in al haar overspoelen heeft niets op de getuigen, met wie wij de aanschouwing, iedere barre overwintering en opluchtende lente kriebels al delende in het erkennen van karakter en liefde leven.
"Waar denk je aan?" "Hoe voel je je?" "Wat hebben wij elkaar aangedaan?" ongeacht de vrede, de acceptatie van, het ogenschijnlijke onvoorwaardelijke hart dat de ziel meedraagt in de besloten handen, wat een mens ook antwoorden kan in al zijn geloof, hoop, liefde. Het belangrijkste antwoord sluimerd enkel van sterfbed naar sterfgang en verstikt zo nu en dan zelf onder het gewicht van te veel overlading, nog voor zij goed en wel met de laatste zucht uitgesproken werd.
"Jou." "Gezien." "Wij hielden van elkaar, zonder te weten, hoe een mens liefheeft en getuigen kan zijn, tegelijkertijd."
En het doet er niet toe, hoe een mens houdt van, zolang zij maar houden, de oorlog maar doorvoert, alles is gegrond, er zijn geen regels, geen grenzen, geen grotere getuigen van, dan onze tegenstanders, onze bondgenoten, onze krijgers en naasten, laat staan, wanneer zij alles in een, ook nog eens wonende in het hart dat de aanval nauwelijks, de ruïne met tekeningen van eigen hand verwoestende...
Veel te vaak, spenderen wij, zonder ooit stil te staan bij de belangrijkste antwoorden, dat het geen vraag zou wezen als het."
"Waar denk je aan?" "Hoe voel je je?" "Wat hebben wij elkaar aangedaan?" ongeacht de vrede, de acceptatie van, het ogenschijnlijke onvoorwaardelijke hart dat de ziel meedraagt in de besloten handen, wat een mens ook antwoorden kan in al zijn geloof, hoop, liefde. Het belangrijkste antwoord sluimerd enkel van sterfbed naar sterfgang en verstikt zo nu en dan zelf onder het gewicht van te veel overlading, nog voor zij goed en wel met de laatste zucht uitgesproken werd.
"Jou." "Gezien." "Wij hielden van elkaar, zonder te weten, hoe een mens liefheeft en getuigen kan zijn, tegelijkertijd."
En het doet er niet toe, hoe een mens houdt van, zolang zij maar houden, de oorlog maar doorvoert, alles is gegrond, er zijn geen regels, geen grenzen, geen grotere getuigen van, dan onze tegenstanders, onze bondgenoten, onze krijgers en naasten, laat staan, wanneer zij alles in een, ook nog eens wonende in het hart dat de aanval nauwelijks, de ruïne met tekeningen van eigen hand verwoestende...
Veel te vaak, spenderen wij, zonder ooit stil te staan bij de belangrijkste antwoorden, dat het geen vraag zou wezen als het."
X
"Wanneer hij ver van huis zwerft, om met de thee in de handen, het zijne op zinnen te zetten, gezondheid in acht talen met een minimum, het groene doet glimlachen, zelfs in half licht, dan, en dan alleen, weet een vrouw zeker, dat onderhandelen tegen, stribbelen of beargumenteren, niets heeft op wat de wind binnen doet waaien, wanneer ze gunstig staat, dat een zakje, verdrinkende in, een nieuw leven kan geven aan, de tong doet zinderen van, en al zoet stelende de honing smelten zal.
Wanneer hij ver van huis zwerft, om met de ogen half dromende, de blik over het bezit te schenken, dat onbetaalbaar in geen enkele valuta genoeg nullen zou kunnen samenvatten, tot de waarde van, dat niet wetende of, veel alomvattender met alle eerlijkheid raken kan, dat een verontschuldiging waar de glimlach al jubelend een dank laat staan woord probeerd te struikelen, het overdadig schitteren van en de massiviteit niets heeft op de werkelijke bron, laat staan het licht.
Wanneer hij ver van huis zwerf, om met thee in de handen, de wereld te vertellen, waar hij staat wanneer hij denkt en waar hij denkt wanneer hij staat, dat liefde en slapen, als een en hetzelfde lied zijn, tot ongekent en ongemind een woord in duizend talen, al is het maar geschreven, alsnog boekdelen spreekt."
Wanneer hij ver van huis zwerft, om met de ogen half dromende, de blik over het bezit te schenken, dat onbetaalbaar in geen enkele valuta genoeg nullen zou kunnen samenvatten, tot de waarde van, dat niet wetende of, veel alomvattender met alle eerlijkheid raken kan, dat een verontschuldiging waar de glimlach al jubelend een dank laat staan woord probeerd te struikelen, het overdadig schitteren van en de massiviteit niets heeft op de werkelijke bron, laat staan het licht.
Wanneer hij ver van huis zwerf, om met thee in de handen, de wereld te vertellen, waar hij staat wanneer hij denkt en waar hij denkt wanneer hij staat, dat liefde en slapen, als een en hetzelfde lied zijn, tot ongekent en ongemind een woord in duizend talen, al is het maar geschreven, alsnog boekdelen spreekt."
X
"Er was geen glimlach om het verdriet te maskeren, geen echte clown, geen ballondieren vol van opgeblazen optimisme, er ontbrak aan exotische dieren en trapezes, behalve de tovenaar, was er eigenlijk niemand in de ring.
Het was eenzaam, langdradig en zonder liefde van het altijd al ontbrekende publiek dat in haar absentie ook weinig aanmoedigingen laat staan applous verkondigde, al was het maar in het onzichtbare van de fantasie.
Het was een gelovende atheïst opgesloten in het geloof van het hart, altijd hopende op meer, dromende van groter. Het was een magiër, een alchemist, in de tijden van realisme die als donderslagen en windrukken, zijn zojuist gezette kaartenhuis, in een woord van hun fundament konden ontdoen.
Er leefde een kind tussen al het overtollige trammelant onder de tribunes van kritisisme. Speelde met een leeg vel papier, uren, dagen, weken, maanden. Er was geen kind aan het kind. Hij was stil. Geen omkijken aan. Verondersteld wordt dan ook, dat de tovenaar, zo vaak zijn nostalgische beelden in sterrenstof doet oprijzen, uit de dood de geschiedenis overnieuw tot leven wekt, opdat het hem nog altijd tranen trekt, dat een mens, laat staan een magiër, ommekijken kan.
Tijd, reageerd hier, meer dan hij zelf de beheksingen betoveren kan. De olifanten in de piste, worden constant aan de sluf genomen naar het thuis. Dat de man een emotionele mug, voor consistent prikkelend ziet, zeg zo veel meer over de hopen hoop in zijn hart, dan de nalatigheid van de vliegenmepper om ook andere ongewenste buiten te houden. De grenzen fluctueren evenwichtig aan zijn temperatuur.
Er staan rijtjes aan woonwagens, leeg en verlaten, vies en vervallen. De aandacht voor het interne van een gedeelde wereld, was nog minimaler dan op het kantelpunt van net genoeg. De magiër speelt met klimop en sinasappel bomen, houdt de natuur in leven opdat het is zijn natuur zit. Dat het toveren opdat de wens is om, en krijgen van nature waar gewenst om werd, zonder het onmogelijke bij hand te moeten, eenzaam. Dat altijd, en samen, geen lijden, maar juist het betoverende van de weg."
Het was eenzaam, langdradig en zonder liefde van het altijd al ontbrekende publiek dat in haar absentie ook weinig aanmoedigingen laat staan applous verkondigde, al was het maar in het onzichtbare van de fantasie.
Het was een gelovende atheïst opgesloten in het geloof van het hart, altijd hopende op meer, dromende van groter. Het was een magiër, een alchemist, in de tijden van realisme die als donderslagen en windrukken, zijn zojuist gezette kaartenhuis, in een woord van hun fundament konden ontdoen.
Er leefde een kind tussen al het overtollige trammelant onder de tribunes van kritisisme. Speelde met een leeg vel papier, uren, dagen, weken, maanden. Er was geen kind aan het kind. Hij was stil. Geen omkijken aan. Verondersteld wordt dan ook, dat de tovenaar, zo vaak zijn nostalgische beelden in sterrenstof doet oprijzen, uit de dood de geschiedenis overnieuw tot leven wekt, opdat het hem nog altijd tranen trekt, dat een mens, laat staan een magiër, ommekijken kan.
Tijd, reageerd hier, meer dan hij zelf de beheksingen betoveren kan. De olifanten in de piste, worden constant aan de sluf genomen naar het thuis. Dat de man een emotionele mug, voor consistent prikkelend ziet, zeg zo veel meer over de hopen hoop in zijn hart, dan de nalatigheid van de vliegenmepper om ook andere ongewenste buiten te houden. De grenzen fluctueren evenwichtig aan zijn temperatuur.
Er staan rijtjes aan woonwagens, leeg en verlaten, vies en vervallen. De aandacht voor het interne van een gedeelde wereld, was nog minimaler dan op het kantelpunt van net genoeg. De magiër speelt met klimop en sinasappel bomen, houdt de natuur in leven opdat het is zijn natuur zit. Dat het toveren opdat de wens is om, en krijgen van nature waar gewenst om werd, zonder het onmogelijke bij hand te moeten, eenzaam. Dat altijd, en samen, geen lijden, maar juist het betoverende van de weg."
DBTWC
"En oh God, we hebben een gezegde hier, als je het niet bezit, dan speel je niet mee.
Oh, oh, ik zie mijn liefste verdrinken, verdomme ik zink dieper dan, ik ben al lang op de.
Daar aan het water, wonen de iconen, de muzikanten, de artiesten, de goude tanden glimlachen je van mijlen en ver toe, en ze zijn allemaal even puur van hart als.
Aan het strand, oh, oh, mijn liefste, ik ben zo ver van de kust verwijderd, op het balkon en beweeg me dan, beweeg me dan, ik zie mijn liefste dansen met zijn heupen, acht glazen te veel, zij doen er pas toe wanneer zijn vingers elke twaalf die wij kochten roeren.
Wat gedronken word, is sterker dan ons ieder kloppen van hart, midden januari, de lichten van het nachtleven, spelen niet op de maat, de geur van zomerse stortregen doet de man voorop rennen, om kijkende naar de ogen in het groen.
Hier op het eiland, leeft een gezegde, de bewoners fluisteren me zachtjes toe tijdens stiekeme sigaretten wanneer mijn man al dwalende in zijn slaap is. Al die gratie, al dat lichaam, zullen de handen nog, ook als. Ook als. Ook als, als, als.
Goede God, zij steekt er nog een op, schuift er een zonder ijs de tafel over, dat een man van kaliber, ik zie mijn liefste, lippenbijtende op het stilzwijgende, oh, oh, houdt het vast.
Zij wijst, de muziek in zijn stap. Wil gedirigeerd worden. De handen strelen langs de bovenbenen af. En de man, en de man, wil geleid worden voor hij neerstort. Op het balkon en oh, oh, goede God.
Ik hoor mijn liefste zingen, onder de douche, en ik verdrink. Ik verdrink. Ik verdrink in brandend verlangen voor.
En hij reist zoals hij rijdt. Snel, grenzeloos, alles passerende zonder stop. Elke zaterdagavond kleed hij zich, of de wereld ten einde komt. Rukt ieder limiet van mijn lijf af. De radio pretendeerd te spelen maar wordt immer overstemd. Wind in de haren. En wat zou het schelen. Flikkerd, schimmerend, in de roes van, de ogen schieten.
Hier aan de kust, hebben zij een gezegde, hoe harder de man stijgerd bij het laten vieren van. En hij viert. En hij viert. Goede God. Hij viert."
.
Oh, oh, ik zie mijn liefste verdrinken, verdomme ik zink dieper dan, ik ben al lang op de.
Daar aan het water, wonen de iconen, de muzikanten, de artiesten, de goude tanden glimlachen je van mijlen en ver toe, en ze zijn allemaal even puur van hart als.
Aan het strand, oh, oh, mijn liefste, ik ben zo ver van de kust verwijderd, op het balkon en beweeg me dan, beweeg me dan, ik zie mijn liefste dansen met zijn heupen, acht glazen te veel, zij doen er pas toe wanneer zijn vingers elke twaalf die wij kochten roeren.
Wat gedronken word, is sterker dan ons ieder kloppen van hart, midden januari, de lichten van het nachtleven, spelen niet op de maat, de geur van zomerse stortregen doet de man voorop rennen, om kijkende naar de ogen in het groen.
Hier op het eiland, leeft een gezegde, de bewoners fluisteren me zachtjes toe tijdens stiekeme sigaretten wanneer mijn man al dwalende in zijn slaap is. Al die gratie, al dat lichaam, zullen de handen nog, ook als. Ook als. Ook als, als, als.
Goede God, zij steekt er nog een op, schuift er een zonder ijs de tafel over, dat een man van kaliber, ik zie mijn liefste, lippenbijtende op het stilzwijgende, oh, oh, houdt het vast.
Zij wijst, de muziek in zijn stap. Wil gedirigeerd worden. De handen strelen langs de bovenbenen af. En de man, en de man, wil geleid worden voor hij neerstort. Op het balkon en oh, oh, goede God.
Ik hoor mijn liefste zingen, onder de douche, en ik verdrink. Ik verdrink. Ik verdrink in brandend verlangen voor.
En hij reist zoals hij rijdt. Snel, grenzeloos, alles passerende zonder stop. Elke zaterdagavond kleed hij zich, of de wereld ten einde komt. Rukt ieder limiet van mijn lijf af. De radio pretendeerd te spelen maar wordt immer overstemd. Wind in de haren. En wat zou het schelen. Flikkerd, schimmerend, in de roes van, de ogen schieten.
Hier aan de kust, hebben zij een gezegde, hoe harder de man stijgerd bij het laten vieren van. En hij viert. En hij viert. Goede God. Hij viert."
.
X
"Met een eindeloze hoeveelheid wit, opdat er in het leven daarvoor al te veel duisternis gezien werd.
Het zou veel giechelen zijn over dat de verwarming zo hoog staat als in een bejaardentehuis, maar nog veel meer zal er geschuild worden, voor de regen, de kou en de stormen die daarbuiten leven.
Dat er decafe gekocht gaat moeten worden om de nachtelijke schrijf sessies te stoppen, en twee keer zoveel merkloze koffie vanuit het andere eind ingeslagen wordt om de een te leren en de ander af te leren dat, je niet aan de koffie zit.
Bacon is dunne plakjes, zegende dat het ontbijt spek is onder elk eitje, omdat hij het dan beter vind smaken al is het maar om de benaming van.
Met talloze lelies in de vijver, en een nog ontelbaarder aantal mislukte pogingen een sinasappelboompje in de kas te laten groeien, zodat het net echt is als in het fantasie verhaal. Dat onomstotelijk toch nergens zo werkelijk waar leeft als in de kaarten op zolder.
Op zijn minst zou er magertjes voor twee die opgroeide in een overlading aan, kitsch, aanwezig zijn. Tot onzer beiden spijt, spijt het geen werkelijk hoe smakeloos banaal met tijden de smaak toch weest.
Voor ieder soort honger een ander kastje met het noodzakelijke om volledig naar wens te verorberen zo lang als het zint, sommige met slot, sommige bij nacht, andere koel en ondergronds. Zolang het plankje waarop de kruiden staan maar naar jouw smaak en hoogte staat, opdat meer nog dan het bukken, zijn reiken mij volledig van mijn zinnigheid ontdoet.
Dat er meer dan onze gezamenlijke gedeelde gekkigheid in het kwadraad een gedwongen flexibiliteit in het componeren van aanwezig is. Alsof het altijd twee spelende blijven zelfs in de meest volgroeide staat.
Dat de man twee varianten van dnb op de kalender onderscheiden moet.
Met in iedere kamer een spaarpot of drie gevuld met druppeltjes. Ongeacht. Onvoorwaardelijk. Onuitputtelijk. Altijd eentje meer... "
Het zou veel giechelen zijn over dat de verwarming zo hoog staat als in een bejaardentehuis, maar nog veel meer zal er geschuild worden, voor de regen, de kou en de stormen die daarbuiten leven.
Dat er decafe gekocht gaat moeten worden om de nachtelijke schrijf sessies te stoppen, en twee keer zoveel merkloze koffie vanuit het andere eind ingeslagen wordt om de een te leren en de ander af te leren dat, je niet aan de koffie zit.
Bacon is dunne plakjes, zegende dat het ontbijt spek is onder elk eitje, omdat hij het dan beter vind smaken al is het maar om de benaming van.
Met talloze lelies in de vijver, en een nog ontelbaarder aantal mislukte pogingen een sinasappelboompje in de kas te laten groeien, zodat het net echt is als in het fantasie verhaal. Dat onomstotelijk toch nergens zo werkelijk waar leeft als in de kaarten op zolder.
Op zijn minst zou er magertjes voor twee die opgroeide in een overlading aan, kitsch, aanwezig zijn. Tot onzer beiden spijt, spijt het geen werkelijk hoe smakeloos banaal met tijden de smaak toch weest.
Voor ieder soort honger een ander kastje met het noodzakelijke om volledig naar wens te verorberen zo lang als het zint, sommige met slot, sommige bij nacht, andere koel en ondergronds. Zolang het plankje waarop de kruiden staan maar naar jouw smaak en hoogte staat, opdat meer nog dan het bukken, zijn reiken mij volledig van mijn zinnigheid ontdoet.
Dat er meer dan onze gezamenlijke gedeelde gekkigheid in het kwadraad een gedwongen flexibiliteit in het componeren van aanwezig is. Alsof het altijd twee spelende blijven zelfs in de meest volgroeide staat.
Dat de man twee varianten van dnb op de kalender onderscheiden moet.
Met in iedere kamer een spaarpot of drie gevuld met druppeltjes. Ongeacht. Onvoorwaardelijk. Onuitputtelijk. Altijd eentje meer... "
Subscribe to:
Posts (Atom)