DBTWC
"En oh God, we hebben een gezegde hier, als je het niet bezit, dan speel je niet mee.
Oh, oh, ik zie mijn liefste verdrinken, verdomme ik zink dieper dan, ik ben al lang op de.
Daar aan het water, wonen de iconen, de muzikanten, de artiesten, de goude tanden glimlachen je van mijlen en ver toe, en ze zijn allemaal even puur van hart als.
Aan het strand, oh, oh, mijn liefste, ik ben zo ver van de kust verwijderd, op het balkon en beweeg me dan, beweeg me dan, ik zie mijn liefste dansen met zijn heupen, acht glazen te veel, zij doen er pas toe wanneer zijn vingers elke twaalf die wij kochten roeren.
Wat gedronken word, is sterker dan ons ieder kloppen van hart, midden januari, de lichten van het nachtleven, spelen niet op de maat, de geur van zomerse stortregen doet de man voorop rennen, om kijkende naar de ogen in het groen.
Hier op het eiland, leeft een gezegde, de bewoners fluisteren me zachtjes toe tijdens stiekeme sigaretten wanneer mijn man al dwalende in zijn slaap is. Al die gratie, al dat lichaam, zullen de handen nog, ook als. Ook als. Ook als, als, als.
Goede God, zij steekt er nog een op, schuift er een zonder ijs de tafel over, dat een man van kaliber, ik zie mijn liefste, lippenbijtende op het stilzwijgende, oh, oh, houdt het vast.
Zij wijst, de muziek in zijn stap. Wil gedirigeerd worden. De handen strelen langs de bovenbenen af. En de man, en de man, wil geleid worden voor hij neerstort. Op het balkon en oh, oh, goede God.
Ik hoor mijn liefste zingen, onder de douche, en ik verdrink. Ik verdrink. Ik verdrink in brandend verlangen voor.
En hij reist zoals hij rijdt. Snel, grenzeloos, alles passerende zonder stop. Elke zaterdagavond kleed hij zich, of de wereld ten einde komt. Rukt ieder limiet van mijn lijf af. De radio pretendeerd te spelen maar wordt immer overstemd. Wind in de haren. En wat zou het schelen. Flikkerd, schimmerend, in de roes van, de ogen schieten.
Hier aan de kust, hebben zij een gezegde, hoe harder de man stijgerd bij het laten vieren van. En hij viert. En hij viert. Goede God. Hij viert."
.
Oh, oh, ik zie mijn liefste verdrinken, verdomme ik zink dieper dan, ik ben al lang op de.
Daar aan het water, wonen de iconen, de muzikanten, de artiesten, de goude tanden glimlachen je van mijlen en ver toe, en ze zijn allemaal even puur van hart als.
Aan het strand, oh, oh, mijn liefste, ik ben zo ver van de kust verwijderd, op het balkon en beweeg me dan, beweeg me dan, ik zie mijn liefste dansen met zijn heupen, acht glazen te veel, zij doen er pas toe wanneer zijn vingers elke twaalf die wij kochten roeren.
Wat gedronken word, is sterker dan ons ieder kloppen van hart, midden januari, de lichten van het nachtleven, spelen niet op de maat, de geur van zomerse stortregen doet de man voorop rennen, om kijkende naar de ogen in het groen.
Hier op het eiland, leeft een gezegde, de bewoners fluisteren me zachtjes toe tijdens stiekeme sigaretten wanneer mijn man al dwalende in zijn slaap is. Al die gratie, al dat lichaam, zullen de handen nog, ook als. Ook als. Ook als, als, als.
Goede God, zij steekt er nog een op, schuift er een zonder ijs de tafel over, dat een man van kaliber, ik zie mijn liefste, lippenbijtende op het stilzwijgende, oh, oh, houdt het vast.
Zij wijst, de muziek in zijn stap. Wil gedirigeerd worden. De handen strelen langs de bovenbenen af. En de man, en de man, wil geleid worden voor hij neerstort. Op het balkon en oh, oh, goede God.
Ik hoor mijn liefste zingen, onder de douche, en ik verdrink. Ik verdrink. Ik verdrink in brandend verlangen voor.
En hij reist zoals hij rijdt. Snel, grenzeloos, alles passerende zonder stop. Elke zaterdagavond kleed hij zich, of de wereld ten einde komt. Rukt ieder limiet van mijn lijf af. De radio pretendeerd te spelen maar wordt immer overstemd. Wind in de haren. En wat zou het schelen. Flikkerd, schimmerend, in de roes van, de ogen schieten.
Hier aan de kust, hebben zij een gezegde, hoe harder de man stijgerd bij het laten vieren van. En hij viert. En hij viert. Goede God. Hij viert."
.
Comments