"Als kind geloofde ik dat er schedel kopjes uit bomen groeiden. Dat zij zichzelf naar buiten wurmden al schreeuwend en dat het stiekem de laatste oerdriften waren van de mensen die daaronder begraven door wormen en andere beestjes aangevreten hun laatste stem meegaven in het zo goed als verteerde rottende vlees dat vermalen in de wormachtigewormdarmen dan door de wortels van de boom als voedingsbodem langzaam naar de scheuren in de bast reisde om slechts daar nog een teken van levensbelang te geven, hier ben ik."
Saturday, December 26, 2020
In Kaas
"Soms is de inhoud van de koelkast zo compleet beschimmeld dat zij uit zichzelf de prullenbak in lopen tegen mijn wil en dank in. Liggen er alleen maar bezwete T-shirts met je geur bezaaid over de vloer van vers, verst, verste verwijderd van voelen alsof je me nog altijd. Kun je door de bergen oude bonnetjes en tickets geen bloot stukje tafel meer vinden om het bord op te planten want zo veel liever zou ik daar herinneringen oogsten waar liefde bezaaid werd. Ik bewaar alles. Ik wacht tussen de stukjes ooit én mogelijk én toch niet weggegooid, voor het geval dat.
Voor het geval dat je jezelf ooit bedenkt, dat je terugkomt, de bel gaat en het jij is wie aan mij deur staat, voor het geval dat je eigenlijk weet wat je achterliet."Vloerverwarming kan ook koud laten
"Ooit las ik Atwood. Gefascineerd door de vrouwenstem. Later leerde ik dat je deze als vrouw niet moet willen hebben. Vooral niet in het bedrijfsleven én al helemaal niet in het bedrijf dat literatuur heet. Dat an sich, was nog fascinerender dan de vrouwenstem zelf. Er zijn immers te veel grote mannen namen, die niets meer dan, pseudoniem voor vrouw waren, blijven, nog altijd, zijn.
We zijn zo anders in ons soortgelijk zijn.
Dat is niets, als woorden. Of stijl, kan bepleit worden.
Het ballingschap is groot, maar nooit zo groot als de eenzaamheid, de eentonigheid, de eenvoud.
Soms stel ik mij voor, doe ik mijn ogen dicht en zucht, dat ik hem was geweest, dé man was van oorsprong, er eentje op tafel kon leggen want lichaam, er bij trekken aan me geen opstapeling van stress, maar juist een ontlading van zou.
En als ik hem zijn zou, dan was ik in drie delig pak dag én nacht. Dan zou er geen lift aan mijn plan ontbreken. Dan was ieder panel mijn bevestiging van gelijk en intellect. Dan zouden zij zich geen zorgen maken over kinderwens of huwelijk. De vragen over én uw partner dan of hobbyteiten enkel voor versiering gereserveerd. Dan zou de wederhelft van maatschappelijk ongewaardeerde dienst en liefde mogen leven én was ik groots man.
Mijn grootmoeder was trots op haar mannelijkheid en zakelijkheid als vrouw bij wezen. Verstopte haarzelf haar leven lang achter koltruien en wijde leren jacks. Zij liet nagellak pas toe wanneer zeker niemand zien zou en had één stickje lippenstift nauwelijks gebruikt wel 65 jaar tellende in dienst op het toiletschap.
Het is een ingewikkelde wetenschap, hoe beide te mogen zijn. Laat staan te kunnen vieren.
Soms stel ik mij voor, doe ik mijn ogen dicht, zucht ik, met een glimlach, alsof ik zo simpel als dat de teugels zou kunnen laten vieren."
Linieart
"Ik werd opgevoed in lijnen, toch loop ik mijn leven lang in cirkels en beweeg ik met bogen. Mijn titel is enkel een troostrede die blijft herhalen waarom de troon niet onder derrière. Het is eerlijk, eerlijk waar, hoe zou ik nu vertrouwd kunnen?
En ik ben zo gewend geraakt aan onbegrepen dat het ondertussen inclusief en bij verzending besloten.Was er maar één landkaart die geen grid maar 'n twizzler ondergrond schonk als speelterrein.
En daar waar de praat gepreekt is, de straat weer leeg is, een kind als deeg is opengereten, daar ligt mijn spijt, vers als ochtend dauw, hart op de mauw versjouwd naar het domein van de heengegaane trein.
Toen de goede tijd nog oud was, de dochter niet altijd fout, het glas niet half leeg maar half lauw en humor meer dan simpel of stout.
Gebrand in de hand door de cent die ieder kind kent maar niet uit kan geven, gevangen in het web van circulaire condenseringscomplexementen die wij ook paniekaanval geur noemen, of soms simpelweg, zweet.
Als ik mijn schulden zou kunnen afbetalen met hoop, dan was er een boel mogelijk geweest binnen de bulk van hoarderende huisgangmakerachtige stukjes geloof waar het hart snachts op gerust en het hoofd graag op in slaap valt.
De wereld is zo moeilijk nog niet, of zij had simpeler gekunt. De pastoor zij altijd, waarom makkelijk als ingewikkeld ook kan.
Dus werkte wij in cirkels. De tafeltjes, de breuken, de staartdelingen en al het andere. De gesprekken en de wensen de verslaggeving en het verslagen wezen. Monopoly geld geldt niet in de realiteit, van grote mens moeten zijn, en wanneer wij met het hart roekeloos investeren, zijn wij onze verliezen later, voor altijd kwijt.
Er bestaat geen verlaat de gevangenis zonder te betalen, de ziel, tikt altijd af. Vanaf de seconde dat het hart begint de slaan, is het een aflopende zaak.
Wij worden gekneed op lijnen, maar de mal brak te veel, er loopt een cirkel, ook voor zij die buigen."
Klok
"Laten we" tikketakketikketakketoktoktok, "een traditie beginnen" tikketakketiktiktaktoktok, "elk jaar kiezen we de lelijkste meest verlaten en afgedankte kerstboom uit en geven we dat wees boompje een thuis," taktoktoktikketakketikketakke, zucht. Ja. "ja," zucht. Dieper. "JA." Zuchtje.
Tik-tak-tik-tak-tik-tak-tok-tok-tok-tik,
"Laten we" tkkktktktktk, "het doen zoals wij willen" toktoktoingktoingktikketokketik, "bewaar deze afbeelding voor het beeld, iets zoals dit." Gusjtanggusjtangtikketokketiktik, "hmmmm ja." Oh. Zucht. Dieper. Langer. Zucht adem in haling uit. Tsjoevvvsklangtikketakketikketakketoktoktoktik,
"Hoe ver is het nog?" Ahummm. Schraap. "Naar huis?" Slik. Emotie. Dieper. Het diepst van de keel. Schraap schraal. Zucht. Uit. "We zijn er bijna."
Tikketokketikketokketikketokketangklangbangchangtikketokketikketokketaktaktik,
"Oh." "Ohhhh." "O-ooh;" "Oohch." "O,"
Tjktjktjktjoktjoktjoksjoksjoksjokachtermamasroktiktoktoktoksjoksjoksjok,
"Ik ben meer aan je vergroeid dan je denkt,"
Adem. Zucht. In hart. Uit hart. Zucht. In hart. Uit hart. Blijf. In.
"Ik weet." Tikketokketikketokke,
"Dat een anker én als bij jezelf thuiskomen, altijd al het punt,"
Tikketaktaktakhakarmaftaktiktoktoktokdeklokdeklok,
"En één ding is zeker, tijd blijft slaan tot het aanslaat, en wie niet horen wil,"
Tikketokketikketokkketangtiktaktaktakknak,
"Zal eerst voelen, tot weet"
Tiktiktiktiktongtaktaktik,
Zucht. " -n zekerheid van na slag én stoot geleden in - t - verleden ligt,"
Tiktaktoktiktaktokgusjgusjmusjmusjmusjehoren,
"Es must sein,"
Darhein darhein, waarhein, naar t meine, da mainde,
Zucht. In. Stap. Over. Neem plaats. Land. Zacht. Zucht. Zucht. Zalzakdieperdoorzakzachtaardig,
"Het was een lange weg,"
Toentoetoentoetoentoennoggewoongewoontgewoonteswaren,
"Maar nooit lang genoeg om op uitgekeken,"
Ginf. Gniffel. Snuffel. Knuffel. Ginferend. Schitterend.
Tikketakketikketakketoktoktok,
Zoals de man thuis slaat, slaat hij nergens.
Zoals de man slaat in vrede, slaat hij nimmer.
Tikketakketjongtjongtangtaktiktoktoktoksjokkeklokkeklakkeklikkendekling,
Licht. Aan. Blijf.
Aan.
Kling."
Micropoetry |||
"De dop schoot los, wel meer dan eens, dan is er maar één iemand de klos, en dat is niet tot nauwelijks de flos waar wij zo naar verlangen, maar juist die wie dichtbij genoeg. Dat is hoe wij het weten, ook als, hummus ut niet zelf weet."
Micropoetry ||
"Ik wil de kristal zouten puntjes van je scherpe randjes aflikken. Mijn tong snijden aan het vlijm van je woorden."
Micropoetry
"Oprecht kan zoveel betekenissen belijven. Maar het enigste dat me bij blijft, is hoe zeer een fluister al genoeg was geweest, ter bevestiging van liefde, en zelfs dat, niet echt als recht of vaardig gezien."
Tuesday, November 24, 2020
Schools out
"Er vielen stukjes hemel op het voorhoofd. Zij rolde van daar tot aan de wenkbrauw en spleet dan in tweeën. Een deel viel dwars langs de wimpers de wang op en liet de rouge tot aan de kin vallen. Het andere bleef tussen de trage zwarte haren besloten. Met vingers als ruitenwissers moeten de wenkbrauwen leeg gewreven worden. Het is niet erg om nat thuis te komen en je in gang te ontdoen van tot je spiernaakt trillende van de kou snel de tapijt trap ophaast om onder de warme regenval de winter weg te spoelen. Maar als je onderweg bent. Naar hem of haar of hen. Dan wil je niet als verzopen kat aankomen. Dus smincken wij met watervast en smutchproof. Tevergeefs. De Alice Cooper in mij zegt dat het oké is om jezelf te laten gaan al plassen springende als een kind dat weigert op te groeien. Zij die later verkouden op de bank van de buurvrouw haar bilnaad half nat en half lauw verwarmd voelt worden in de skinnyfit, spijt het altijd, dat we weigeren rationeel na te denken over de gevolgen van insubordinatie. Het is niet dat ik ooit ambieerde om kinderachtig te zijn, evengoed was het ook geen doel op zich om groots of eenheidsworst te wezen bij maturiteit. Soms probeer ik mijn nagels te lakken en besef ik dat het handelen alsof zij gelijkwaardig aan vingerverf functioneert het leven toch wel enigsinds ingewikkeld maakt. Zo zit ik hier dan, snotterend met een halve hand gelakt en hondenpoep in de schoennaden waarborgend, als een vrouw-meisje, of een meisje-vrouw. Als een freule Betsie, die onder haar kokerrok en stockings een versleten hemd en unicorn slipje draagt. Het verbaasd me vaak over hoeveel onze ouders gelijk hadden, wanneer ze er zo overduidelijk naast leken te zitten, vroeger. Toen vrouw-meisjes alleen nog maar kind waren, en dat meer dan genoeg was."
Animal Farm
"Er kruipen beestjes in mijn brein. Die van veelvraat en knagen. Van wellust en ontevredenheid. Zij sabbelen aan de synaps en zagen met hun hoektanden door elke ontoegankelijke krocht heen. Toch, het grootste deel van de tijd, bijten zij zich vast. Nemen het in de kaak en laten de gedachte niet meer los. Als een hond loyaal aan het baasje dat nooit meer terugkomt, volgen zij orders van ooit op. Ik sta erbij en zwijg. Vraag mijzelf af, bij wie zij als puppy getraind zijn. Streng moet het zijn geweest. Even direct en hard als het geluid van hun grommen bij iedere vreemde die hier binnenstapt.
Er zijn beestjes van hier en beetjes van daar en beestjes van nergens en niemand niet. Volgen de pikorde zoals ooit tot normaal gedoopt en nog altijd gedoopt.Soms neem ik een een medisch wattenstaafje uit het tasje rechtsboven in het aanrecht kastje verstopt. Dan doe ik alle deuren op slot en gordijnen dicht. Draai ik de badkamer deur op niet storen en doe de lamp uit. Ik hang mijn hoofd dan op zijn kant en probeer zo diep te gaan dat zij eventjes stillen van schrik. Wanneer de angst hen verstomd, draai ik haar langzaam rond precies op de grens van kietelen en net te ver. Dan zuigt het watje alle lust en leven uit de piep in het oor en de ruis van het knaaggrage sterft langzaam uit. Dan tel ik de puntjes en spikkels op de bolling en slaak een zucht. 32 verpletterd, nog 15 te gaan. De evolutionair gelukstreffers die overleven daar, broeden graag hun eieren in mijn angsten. Voeden paniek en twijfel daar op tot volwaardig volwassen en beestachtig genoeg om zelf hun zaad te zaaien en nageslacht te oogsten. Er zijn beestjes die kriebelen en beestjes die bijten. Welke ik ben, weet ik niet."
Go-Go-Girls
"Het is moeilijker om van iemand te houden.
Iedereen kan het op een lopen zetten.
We kunnen achteruit wuifelen.
We kunnen stilvallen of terugtrekken.
Er zijn bijzonder veel opties wanneer een mens vertrekken wil.
Nooduitgangen, badkamerraampjes, achterdeuren.
Beren op de weg of spoken in gedachten, zelfs olifanten in de kamer.
Er is een teveel aan keuzes om te laten gaan.
Zelfs de woorden die bij blijven bestaan, verklikken alsof zij vertrekmatig opgesteld zijn.
De knip. Het slot. De loper. De sleutel. De ring. Het haakje en de ketting.
Het is moeilijker om te houden van iemand.
Te blijven.
Wanneer vertrekken evengoed vanzelfsprekend in de natuur van taal én mens."
Monday, October 19, 2020
DNR
De weg naar Verdun was zwaarder dan nodig opdat zeker geweten moet, dat er geen deserteur voet zet ten tonele.
En zodra het schouwspel begint, zie het trillen van de benen, hoe de stem drie toonladder klimt om weer te vervallen in zwaarte.
Het is pijnlijk te weten dat liefde evengoed gebakken lucht is, ongeacht hoe zoet zij ruikt.
Een familie van bakkers, zigeuners, snoep uitvinders en investeerders levert een bijzonder onverwacht innerlijk op.
Zij debatteren graag en onderzoeken. Maar zullen je nooit geloven, want gevoel, en zodra daarvan geproefd is. Reken er maar op dat er 'n aandeelhouders vergadering plaatsvind.
Soms vraag ik mij af, is het beter de berg of het ijs te zijn?
Er is geen antwoord op de grote vragen in het leven, simpelweg omdat zij te klein zijn.
De nuance van het individu is zo complex dat zij het zelf vaak geen eens kunnen leren kennen in de tijd die wij toebedeeld met onszelf krijgen.
Ik ben een geboren vertaler. Kan helaas weinig verhalen. Deed ik dit al dan te vaak in gebaren. En wie niet doof is wil horen. Toch, is het stil in mij.
De zeeën van tijd golven als de gemakzucht waarmee kleuters van emotie wisselen. Het loopt storm om daarna met de hele hand 'n vinger te grijpen.
Liever was ik ijs. Want de mens, kan met zijn aanraking hele poolkappen doen smelten."
Sunday, September 6, 2020
Sunday, August 2, 2020
Broeken-vrouwen
Wie de eerste spreker die mij intimideerde of inspireren kon? Mijn grootvader.
Jaren dezelfde setlist op zondag middag;
Diensttijd, brief aan de koningin, de bakkerij van het volk,
Een korte koffie pauze,
Opgevolgd door het signature piece, de shotgun scene op de kermis, de aanval op de politieagent, de kermis die een spijbeldebakel opleverde, de bom waar mijn opa net aan ontsnapte maar die de vingers van mijn grootmoeders broer tot zich nam.
Week in week uit,
Jaar in jaar uit,
Ik kan ze mee spreken,
Ik kan ze dromen terwijl ik wakker ben,
Eindeloos reproduceren,
Elke zucht, komma en punt.
Mijn opa is een echte verhalen verteller. Een familie stam hoofd. Een prediker. Een sfeermaker. Een stille man die veel zegt. Een entertainer. Een grapjas. De beste bullshit verkoper die er is. De man die slechts een keer echt in het openbaar sprak. Op de begrafenis van mijn oma. Geen try out, geen repetitie, geen een oefeningsrondje van zijn gedicht.
Dat is het. Als het moet, dan kan men alles. Want liefde. Doet dat, met 'n mens.
Toen mijn oma dacht ze vertrok naar het hiernamaals (eerste keer, zeker wel tien jaar voor haar tijd), riep ze mij met haast naar boven te snellen om de brief aan de koningin te vatten. Haar grote trots. "Het antwoord ook, durske, het antwoord ook."
Om wilde mijn maar twee dingen nalaten, haar correspondentie met de hofdames en Juliana haarzelf, want, met haar vinger in de lucht wijzende en vuist op tafel slaande, een vrouw kan verdomme nog geschiedenis aan de keukentafel schrijven, zo lang je beleefd bent kun je alles vragen aan iedereen, met alstublieft en wat ik wil van u, kom je verdomme al een heel eind, zelfs tot aan een pardon van de kroon aan toe.
Mijn oma was van ongekend formaat, hoe tenger dan ook.
Haar grootste nalatenschap, zijn de verhalen. Het te raden gaan bij de stem die fluisterd vanuit het hart "oma zou zeggen..."
Ze verwachten vaak een schrijver die meesterlijk geniaal maar nooit doorgebroken is, hoewel zij denken dat mijn antwoord alles behalve is, krijgen zij precies, de naam die telt."
Baby baby baby
Alle onzichtbare lijntjes voorspellen dat de demonen alle kronen van de prinsen en prinsessen ontnemen zullen, dat is wat wij onze kinderen aandoen wanneer wij het mens zijn verkiezen over het regeren van het rijk.
En al die tijd trokken de onzichtbare lijntjes als fluisteringen door de gedachten al bepleitend, dat je altijd stoppen kunt, maar nog niet nu, ik mis je, ik heb je nodig, het hart wil wat het hart wil.
Tot zij zich bedenkt.
En de snaren die vroeger het hart bespelen, knappen een voor een, nu.
Het thuisfront is verloren de veilige haven geeft geen energie meer, dynamo ontbreekt en zo het licht der onstaan ook, er is niets te vinden meer hier, zelf niet meer het gezoem van de opwinding in de oren.
Er leeft enkel nog de geest van een waanzinnig mijmerende vrouw. Maar niemand kiest, niemand kiest om haar te trouwen, de hand vast te houden of haar hart te vertrouwen.
Ze worden zo gemaakt. Met een onschuldige knip per keer. Meer. Meer. Meer. Verliezen. Vaker. Vaker. Vaker. Verkiezen.
En je brak de rug tot het merg al druppende over de graat het verraad toont van een gezonken schip dat op de bodem nog altijd verlangd naar haar kapitein, oh kapitein, mijn onzichtbare meester.
Laat je parfum op het rekje, ook al kocht hij die voor je. Haal het rood van je lippen, bind je haren stevig vast. Niemand waarschuwde je vooraf, over hoe zwaar, onzichtbaarheid te dragen is. Doe je dienst, en verder, besta niet. Ik smeek je, verdwijn in de lucht, spoorloos.
En je verwijt hem dat de gordijnen dichtgeslagen worden, dat er palen zijn waarachter de adem ingehouden, dat er enkel in auto's afgesproken, de duivel zit in de details, en zij zijn met zovelen.
Eer moet je laten varen. Alles vertrekt. Vergaan is het enige dat blijven zal."
Brevettig
Toen wij nog doldraaiende in de lichtzinnige opgegeilde breinen gedachtes over vrije liefde breiden zonder haken en ogen. Ik dacht dat ik je had, tot augustus langzaam leegliep en losgeslagen of bandig een naampje kreeg van stempel en oordeel.
En ik weet nog hoe stroploos de hunkering van verwikkeld in dekbedden die nog onopgemaakt voor de daad.
Dronken op het geluk dat hoop doet schilderen voor de ogen met het idee dat, ooit.
Zet de auto langs de weg, neem elke minuut voor tongstrelende bevestiging van hoe bevredigend bedoelingen die zonder bijlage of algemene voorwaardes. Ik naam niet eens een slok van de whiskey. Dit was intoxicating genoeg. Het gevoel dat je een eindeloos open boek. Alsof er een film aan de ogen voltrekt. Goede eindes in de doeken. Zoemende projectors, handen die braille lezen alsof moedervlekken het verhaal van oorsprong.
Zorg dat je altijd zwevende. In de zevende. Met vuurrode wangen op kantoor. Laat de schaam eveneens gekleurd en opgezwollen van overmacht. Er bestaat geen on in verliefdheid.
Geef je over, nog een hijsje delen, neem het uit de vingers, adem ontspanning met volle teugen en blaas opluchting uit.
Drijf op 2.10 dekbedovertekkende tellende meters van wereld naar wonderland.
Doe je ogen dicht tot de tonen rood elkaar vermengen en oplichten tot sterren barstende, voel je de eruptie, vol aan, vulkaan, uitbarsting, ontkrachting van uitstel.
Stel, je voor, elke trilling tot kleur gedicht, elk woord tot de macht twee, geen heimwee meer, enkel nog hunkering gestilt en dorst lessende dromen in de dronk vervlogen dagen die dragen tot later.
Ontwaak in verloren zijn.
Ontwapen tot onderdanig aan.
Vertrouw erop dat er met het hart gespeeld moet worden."
GVD
'Geef me verdomme een teken dan jij klootviool..'
Zo zucht ik dan de hel uit de longen met ongenoegen,
Alweer antwoord hij niet.
Alweer is het stil.
Bestond hij überhaupt waarom zou hij het me aandoen, nog steeds.
Soms pieker ik, in de vijver van tranen op mijn kussen probeer ik mij te verdrinken, maar ze is te absorberend, elke snik versnipperd in uitstekend opgezogen verdeeldheid van redenen.
Zo wens ik dan op het hart, voor een fonkeling van opluchting in de lucht, een botte boodschap in de bewolking of een fluister in de wind die tijdens het regenen het waarom van de nattigheid voelen uitleggen kan aan me.
Het hart slaat te vaak over.
Vergeet wie haar de baas is.
Zo loop ik hoofd hobbelendet haast achter de snaren van het serendipitieuze slagsonerende sukkeltje aan.
We wennen er aan, dat niets en niemand antwoorden behalve stilte.
Zo worden wij een voor een zwijgers.
Alleen de jongelingen zijn nog hoopvol, enkel de naïevelingen zullen nog warm onthalend welkom hetend aan de deur.
Soms gooi ik een tomaat de nacht in van frustratie.
Hoor ik fietsers vallen op straat en scheldend als de dood hun hebben en houden bij elkaar rapen.
Dan denk ik, als dit het was God, een stel schuttingwoordsnauwende sjonnies die je spreekbuis wezen, dan is het geen wonder, dan stilte soms, nog beter dan antwoord, past.
Bitterzoet als een salade zonder, nemen wij de dag dan al kiezen kietelende op het laveloze blad."
Hoaxing it
Ik zag niet alle scherven op de bodem van, toen wij sprongen.
Probeer je al jaren te beschermen. Misschien is dat wel het grootste kwaad dat je ooit is aangedaan.
Was zo bang je te verliezen dat het de keuze om een ander over mij te verkiezen des te makkelijker maakte.
Maar, op zijn minst, deed ik mijn best toch.
Ik wil dat je weet, dat dit mijn poging is, uitgestrekte hand, witte vlaggen wapperende en al, alles vergeten en vergeven.
Soms hoor ik de vingers tikken op het scherm en voel ik het al. De zwarte vlakte is zo dor en droog, eindeloos.
Verborgen zorgen morgen pas mededelen wat vandaag genotificeerd oplichten zou.
Zo begint het.
Stiekem want het is niets. Tot het wel, meer dan, niets.
Maar, op zijn minst, deed ik mijn best toch.
Ik wil dat je weet, dat dit mijn poging is, hoogste hakken en paarse strings die de heupen omlijnen met touwen en al, alles wat ooit de arrogantie van onze hoop en verbinding karakteriseerde.
Zo zonderen de dagen zich steeds slomer en zien wij elkaar steeds minder, steeds langer.
Alsjeblieft, volg mij, de nacht in, liefste.
Ik zal niet meer bang zijn, spring in het veld en vlieg zonder brevet.
Ook al kan ik me je hart niet langer herinneren zoals zij hoorde en voelde, de zomer duurt te lang, parkbankjes te velen, roepen mij dagelijks, dat er hier nog een marker permanent is gekleurd.
Geen klefheid beplakt zoals in het steegje achter de Emmasingel.
Maar op zijn minst, deed ik mijn best toch.
Ik wil dat je weet, dat dit mijn poging is, dekbedden vertrouwende en gesprekken hunkerende over banken gedrapeerd met een twaalf jaar tellend glas.
Ik dacht gisteren eventjes, opslag, dat het hart, een korte plagerige glimlach zag, zoals toen wij nog veranderde voor het beteren, nog konden overleven op de lust naar liefde en de hoop van harte oprechtheid als belangrijkste ingrediënt.
Verdomme, stop de auto toch langs het voetpad gebied mij om in te stappen en rij plankgas, naar ooit, toen het beter was dan dromen."
Is het genoeg als er nooit vrede komt?
Ongeacht het weer, altijd mijn zomerliefde.
Augustus, 12 maanden per jaar, rood op het balkon, blote voeten en mesh kriebelend langs de blote billen.
Er waren geen plannen want alles werd geannuleerd zodra er tien minuten te winnen, het zint me.
Hij strijkt de vingers over de schaam, streek.
Openbare speelruimtes voor volwassenen met een kinderlijke zoektocht naar een antwoord op het vraag "maar wie ben ik dan?"
En hier sta ik in de deuropening, ik weet dat mijn woorden schieten om te doden zodra zij aan mij ontsnappen, de wijsvingers zo stijf van het eindeloze alert en klaar zijn om de trekker over te halen.
Ik smeek je vertrek uit het novemberistische met me, geen dubbele enkelingen of geillusioneerde verantwoordingen meer.
Mag ik je in rood zien? Met geurtje op en pluisjes loze hiaten, al met het gordijn op half elf naar buiten tuurend appende "ben je al geland?"
Vroeger telde je als een kind de seconden af. Wachtte ik soms net achter het hoekje, genietende, van hoe ongedurig de blik over straat verdwaalende naar een schimmering van 20 denier met half afgebakende nagellak.
Kun je nog ommekeren naar prominente park picknicks in Phillips doolhoven en cappuccino snorren sonnerende schaterlachjes tijdens ratelgrage rondjes in achten?
Er is niets zoals de tijd nemen, om de vrouw die te ver ging aan de paardenstaart terug te trekken en op haar plaats te zetten, maar je probeerd niet eens meer.
Ik wil nooit het beste meisje uit de klas, maar wel de brutaalste van braverikken.
Als het curriculum onder mijn bewind staat dan zal de curatele de cursus omvormen tot consensus.
Hoe groot de duivel des details dan ook, verdomme, je hebt een kameraad in mij.
"Wil je nog een keer buitenspelen? Toe, zet het gekke hoedje op het hoofd en noem me Alice."
Monday, July 20, 2020
X
Vroeger, zou hij het optimisme noemen.
Nu, zelfingenomen.
Het taaltje is verloren.
De definities veranderen.
Het woordenboek is uit het raam.
Het binnenste van, ons.
Van buitenaf bekeken.
Bejegend alsof vreemde.
Wacht, wisseling, wachtwisseling.
Vervang hoop met heuvel, berg of hobbel.
Doop jezelf tot Mohammed.
Niet is zo ijdel als hoop.
Behalve hij die de spiegel verwijt niet genoeg reflectie vermogen te hebben.
Wat je ziet..."
x
"Vrienden,
Zij kennen de gekscherende honger en dorst die ongestilt bezit neemt van.
Overgave.
Ter overname.
Noem het beestje bij haar naam.
"Monster"
Zo zie je.
De diepte, de duisternis.
Er is niets zo verslavend als het verlangen naar.
Wij zitten in de taxi. Hemelse haven van anonimiteit.
Ik weet dat het loont een vrouw te zijn.
Nattigheid op de achterbank.
Nog nooit een klacht.
Slechts zuchtjes en smakjes.
"Waarheen?" vraagt hij
"Naar meer, meneer." zegt de Grijze.
Zo vertrekken wij zonder eind, naar bestemmingsloze oorden, die fantasie of dromen.
Lust zet de komma of stelt de vraag, waar reden er een punt achter had moeten zetten.
Zo slenteren alle Kafka's vanzelfsprekend in het eigenste gezelschap voort.
Zij kunnen ook niet anders.
Dan altijd oorsuizend en hartgonzend reikhalzend al naar het volgende, nog net op hun tenen lopende, de vinger uitstrekken.
Naar de ander.
Ver.
Vreemd.
Vondeling.
De Zwijger ligt in mijn bed.
Zo vloeiend als hij het spreekt, zo hakkelend de woorden.
"Dit is het."
"Ahmma"
Wie nooit honger heeft gekend, zal zich niet storen aan de stilzwijgende leegte, tot geproefd is van.
Wie zijn dorst lest met water, zal nimmer meer, of dronken zijn van de zoetsappigheid die waarheid met gulzige slokken innemend tot spraakwater van de binnenvetters doopt.
Vertrouw.
Confidantschap.
Hap. Slik. Weg.
Hij struikeld door het leven.
Als een eindeloos vallend man.
Jezelf vinden in ver, vreemden.
Vondeling.
Volgeling.
Bundeling van blindelings.
Nauwelijks ontmoette hij mij.
Meestal hemzelf.
Toch hang in graag in de lucht.
De geur. De gedachte. Aan de lip.
Dat het altijd aan mijn voeten kan.
Breek, punt.
Schaak, mat.
Vraag, stuk.
Thuis, komst.
Hou, vast.
Land, zacht.
Ver, bond.
"Waar is meer, meneer?" spiegelreflex.
"Verder vandaan van minder."
Meer weten wij ook nog niet.
Van, daag
Van, daar."