"De koelkast smolt. Het water stroomde alsof de dam gebroken. En het lam sprong. Er geen katten. Wanneer het werkelijk nauw wordt.
Zijn er nog dromen, dromen die je delen wil?
De schade werd gevangen als levensvrucht dat langzaam langs de binnenste dijen naar beneden sijpelt. Geen tongen of handen. Enkel openstaande de warmte laten verteren wat eens hard en gezet.
Zijn er nog dromen, dromen die je delen wil?
Wij spenderen een blauwe dag. Zo is de wereld. Het leven. De restjes worden opgegeten alsof het een avondmaal. De handdoeken liggen in de was gevuld met het rein dat wij toch als vervuild achtten. En zo is de wereld. Het leven. Sommige dingen veranderen nooit. Maar ik, weiger, hen te geloven die, geen heiligheden of tradities.
Zijn er nog dromen, dromen die je delen wil?
Zacht zoet sappige framboos smakende fantasieën die wij vinger voor vinger binnen slepen tijdens het strelen na. Voeten in de branding op een wit strand. Schommelstoelen die gepaard met chai in de richting van de ondergaande zon staan al wachtende. Witte met grote licht doordrenkte muren die voornamelijk uit ramen en de binnentuin bestaan.
Zijn er nog dromen, dromen die je delen wil?
Wanneer het water voltrokken is en compleet opgenomen in, veranderd zij van substantie, zij wordt kneedbaar. En zo zijn meisjes die vrouwen werden maar nooit vrouwen kenden. Langzaam smelt hun hardheid in de handen van tot zij enkel nog vloeibaar en na bezinken als play doh te versmeden zijn.
Zijn er nog dromen, dromen die je smeden wil?"
Thursday, October 10, 2019
Eenmansmonoloog
"Had hij een verhaal verteld, dan keek hij je ogenblikkelijk aan. Zonder pardon of blozen. Alsof het publiek altijd, overal.
Ik was graag zijn toeschouwer. Nog liever schuilende in de coulisse kijkende naar, zonder enig belet. Soms, wanneer ik achter de lampen stond, leek het net, alsof hij alleen voor mij oog heeft.
Dan kruipt de kippenvel over het lichaam.
Soms, liggen wij in bed, halverwege het opkomen van de zon, begint zijn dans. Hij danst, hele nachten lang. De vingers spelen en spreken. De armen wreken en weven. De benen trillen en verstenen. Ik bekijk hem graag, in zijn dromen. Bedenk mijzelf dan in het theater zittende. Kijkend naar de laatste man op de planken. Het zijnde van eenzaam publiek, dat bestaat uit niemand minder en niets meer, dan enkel ik, alleen.
Hij beweegt frivool, soms al opbiechtende, overgevende. Met tijden fluisterd hij snachts tranen in mijn ogen wanneer hij dronken mompelt, mij vraagt of ik hem alsjeblieft nooit meer in de steek laat. Soms wordt ik wakker van de tranen die over de schouders rollen. Dan dank ik de God waarin hij niet geloofd, dat hij het al slapende, zodat het niet nog eenmaal bewust geleefd zou moeten. Ik neem zijn gelaat en zing slaapliederen, "huil maar niet mijn kind, en als jij stout bent, dan zeg ik niets, huil maar niet mijn kind, ik neem je mee, naar het buitenland." Ik spreek geen Afrikaans maar leerde haar wel zingen. Hij verstaat het niet, maar het hart spreekt bijzonder veel talen en liefde het voornaamste, is ieders moedertaal.
Hij trekt dan, de lakens, de kussens, overtrekken en mij, met de benen, tenen, handen, armen, stopt pas wanneer ik als in houtgreep opgesloten maar fluisteren blijf, "ik ben er al, ik ben hier, je hebt me, je hebt me gevonden, ik ben al hier."
Hij mijmerd dan al longen van hun lucht verknijpende, "ik heb je zo lang gezocht."
Als hij een verhaal verteld, dan kijkt hij je ogenblikkelijk aan. Hij zoekt naar de warmte, die de woorden teweegbrengen, het blozen en het begrip. Hij zoekt naar de ogen die ontvangen met de geest van het hart.
Ik ben graag zijn toeschouwer.
Liefst zijn partner, en in gesprek."
Ik was graag zijn toeschouwer. Nog liever schuilende in de coulisse kijkende naar, zonder enig belet. Soms, wanneer ik achter de lampen stond, leek het net, alsof hij alleen voor mij oog heeft.
Dan kruipt de kippenvel over het lichaam.
Soms, liggen wij in bed, halverwege het opkomen van de zon, begint zijn dans. Hij danst, hele nachten lang. De vingers spelen en spreken. De armen wreken en weven. De benen trillen en verstenen. Ik bekijk hem graag, in zijn dromen. Bedenk mijzelf dan in het theater zittende. Kijkend naar de laatste man op de planken. Het zijnde van eenzaam publiek, dat bestaat uit niemand minder en niets meer, dan enkel ik, alleen.
Hij beweegt frivool, soms al opbiechtende, overgevende. Met tijden fluisterd hij snachts tranen in mijn ogen wanneer hij dronken mompelt, mij vraagt of ik hem alsjeblieft nooit meer in de steek laat. Soms wordt ik wakker van de tranen die over de schouders rollen. Dan dank ik de God waarin hij niet geloofd, dat hij het al slapende, zodat het niet nog eenmaal bewust geleefd zou moeten. Ik neem zijn gelaat en zing slaapliederen, "huil maar niet mijn kind, en als jij stout bent, dan zeg ik niets, huil maar niet mijn kind, ik neem je mee, naar het buitenland." Ik spreek geen Afrikaans maar leerde haar wel zingen. Hij verstaat het niet, maar het hart spreekt bijzonder veel talen en liefde het voornaamste, is ieders moedertaal.
Hij trekt dan, de lakens, de kussens, overtrekken en mij, met de benen, tenen, handen, armen, stopt pas wanneer ik als in houtgreep opgesloten maar fluisteren blijf, "ik ben er al, ik ben hier, je hebt me, je hebt me gevonden, ik ben al hier."
Hij mijmerd dan al longen van hun lucht verknijpende, "ik heb je zo lang gezocht."
Als hij een verhaal verteld, dan kijkt hij je ogenblikkelijk aan. Hij zoekt naar de warmte, die de woorden teweegbrengen, het blozen en het begrip. Hij zoekt naar de ogen die ontvangen met de geest van het hart.
Ik ben graag zijn toeschouwer.
Liefst zijn partner, en in gesprek."
Relatie met een communicatiestoornis
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Veranderen
Verbeteren
Vertellen
Verteren
Vergeven
Vergeten
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ongelezen
Verzonden
Onbegrepen
Verzonden
Ontwetend
Verzonden
Ontketend
Verzonden
Ontbonden
Verzonden
Onbezonnen
Verzonden
Verweten
Verzonden
Verspleten
Verzonden
Verhogen
Verzonden
Verbreken
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Verzonden
Verzonden
Ontvangen
Gekregen
Gebleven
Gedeeld
Ontvangen
Ontvangende
Ontvangenis.
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Veranderen
Verbeteren
Vertellen
Verteren
Vergeven
Vergeten
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ongelezen
Verzonden
Onbegrepen
Verzonden
Ontwetend
Verzonden
Ontketend
Verzonden
Ontbonden
Verzonden
Onbezonnen
Verzonden
Verweten
Verzonden
Verspleten
Verzonden
Verhogen
Verzonden
Verbreken
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Ontvangen
Verzonden
Verzonden
Verzonden
Ontvangen
Gekregen
Gebleven
Gedeeld
Ontvangen
Ontvangende
Ontvangenis.
CHECKITCHECKITCHECKIT
"Ik had hem al bekeken. Gaf de kaart, weg, aan een vreemde, die leek op wie ooit mij geliefde, had, of zou, kunnen zijn.
Bestudeerde nauwlettend de wenkbrauwen en neusvleugels. Zij leken zowaar even te flapperen, zich breed uit te zetten als een beest dat gevaar of opwinding in de verte maar nabij genoeg, voor waar neemt.
Hij speelt ermee in zijn vingers. Draait het. Tikt ermee. Speelt een lied dat beter zou klinken daar de akoestiek ontworpen is om leven te geven aan.
Hij slaat het in een enkele slok achterover. Drukt de hand tussen de sluitende deuren. "Wacht."
Ik heb je zo lang gezocht..
Ik heb je zo vaak gevonden..
Ieder verspringen van het lichtje brengt tot een nieuw hoogtepunt. De onbekende leidt de weg alsof het nooit anders gedaan heeft. Neemt mijn hand en trekt mij al vallende naar de kamer.
Wij zwijgen net zo lang tot kreten nog alles zijn wat geweten wordt. Er bestond nog maar één taal. Vurig. Bedwelmend. Ondoortastbaar. Penetrerend. Verslavend.
Ik wist niet eens dat ik verhongerde tot ik zijn lippen proefde en de appetijt voor het eerst echt gestild werd.
Gaf de kaart, weg, aan een vreemde.
"Is dit de weg naar je hart?" fluisterd hij snachts terwijl hij al slapende zoekende is naar.
Hij speelt met het kussen. Ik kijk naar hem. "Is dit de weg naar mijn hart?" maar zoveel als hij wijs is, zo weinig antwoord hij.
De Zwijger slaapt in doodse stilte, zo won de vreemde, mijn hart. Het was slechts een kwestie van tijd, voordat ik toch voelen moest of nog geleefd wordt, daarbinnen."
Bestudeerde nauwlettend de wenkbrauwen en neusvleugels. Zij leken zowaar even te flapperen, zich breed uit te zetten als een beest dat gevaar of opwinding in de verte maar nabij genoeg, voor waar neemt.
Hij speelt ermee in zijn vingers. Draait het. Tikt ermee. Speelt een lied dat beter zou klinken daar de akoestiek ontworpen is om leven te geven aan.
Hij slaat het in een enkele slok achterover. Drukt de hand tussen de sluitende deuren. "Wacht."
Ik heb je zo lang gezocht..
Ik heb je zo vaak gevonden..
Ieder verspringen van het lichtje brengt tot een nieuw hoogtepunt. De onbekende leidt de weg alsof het nooit anders gedaan heeft. Neemt mijn hand en trekt mij al vallende naar de kamer.
Wij zwijgen net zo lang tot kreten nog alles zijn wat geweten wordt. Er bestond nog maar één taal. Vurig. Bedwelmend. Ondoortastbaar. Penetrerend. Verslavend.
Ik wist niet eens dat ik verhongerde tot ik zijn lippen proefde en de appetijt voor het eerst echt gestild werd.
Gaf de kaart, weg, aan een vreemde.
"Is dit de weg naar je hart?" fluisterd hij snachts terwijl hij al slapende zoekende is naar.
Hij speelt met het kussen. Ik kijk naar hem. "Is dit de weg naar mijn hart?" maar zoveel als hij wijs is, zo weinig antwoord hij.
De Zwijger slaapt in doodse stilte, zo won de vreemde, mijn hart. Het was slechts een kwestie van tijd, voordat ik toch voelen moest of nog geleefd wordt, daarbinnen."
X
"Dat waren wij. Wild. Onbezonnen. Vol van streken. Altijd aan het wroeten in en al spelende door. Maar zo simpel blijf het niet. Altijd.
Dat waren wij. Een twee-eenheid. Een gedeelde slaapkamer. Snachts stiekem nog uren samen Harry Potter lezen en soebatten over in wiens bed vandaag.
Dat waren wij. Als yin en yang. Wat de een niet, kon de ander wel. Wij beschermde elkaar van monsters in de nacht al sluipende uit de kast. Waren overdag piraat en legerbrandweer.
Dat waren wij. Twee fantasten. Die met een ontembare fantasie eindeloos bezig waren de wereld te verkennen.
Wij waren uitvinders van het puurste soort. Kinderen die pepernootbakmachines bedenken zodat sinterklaas en hoofdpiet zich geen zorgen meer hoeven te maken over de gezonken zakken noten, en ieder kind, zeker een gevulde schoen had. Wij vonden het dan gek, dat de juf zei, "je begrijpt het niet, wij moeten zelf pepernoten bakken" dat is helemaal niet logisch, want een klas van 30 kan nooit genoeg, voor alle schoenen.
Wij begrepen het inderdaad niet.
De wereld. Het waarom. Dat soms, jezelf of zijn, niet loont.
Dat waren wij. Twee diep denkende dromers die snachts niet meer wilde slapen uit angst voor het automatisch stoppen van het slaan van het hart of ademhalen van de longen, het leek zo beangstigend dat wanneer het kan ontstaan zonder weet uit puur instinct, dat het ook, zonder enige aankondiging op een dag gaat stoppen.
Dat waren wij. Onvatbaar voor de juffen en meesters, met een humor die niet gewaardeerd, met te veel empathie al op gekheid getest, met eigenaardigheden zoals ze dat noemden.
Dat waren wij. Handen vol. En zuchtjes. Moet je nu altijd. En doe toch eens normaal al turvende door de dagen.
Dat waren wij. Normaal. Onszelf. Gewoon onszelf zoals wij normaal zijn tegen alle lerende krachten in, eigenwijs ten top. Dat zijn wij."
Dat waren wij. Een twee-eenheid. Een gedeelde slaapkamer. Snachts stiekem nog uren samen Harry Potter lezen en soebatten over in wiens bed vandaag.
Dat waren wij. Als yin en yang. Wat de een niet, kon de ander wel. Wij beschermde elkaar van monsters in de nacht al sluipende uit de kast. Waren overdag piraat en legerbrandweer.
Dat waren wij. Twee fantasten. Die met een ontembare fantasie eindeloos bezig waren de wereld te verkennen.
Wij waren uitvinders van het puurste soort. Kinderen die pepernootbakmachines bedenken zodat sinterklaas en hoofdpiet zich geen zorgen meer hoeven te maken over de gezonken zakken noten, en ieder kind, zeker een gevulde schoen had. Wij vonden het dan gek, dat de juf zei, "je begrijpt het niet, wij moeten zelf pepernoten bakken" dat is helemaal niet logisch, want een klas van 30 kan nooit genoeg, voor alle schoenen.
Wij begrepen het inderdaad niet.
De wereld. Het waarom. Dat soms, jezelf of zijn, niet loont.
Dat waren wij. Twee diep denkende dromers die snachts niet meer wilde slapen uit angst voor het automatisch stoppen van het slaan van het hart of ademhalen van de longen, het leek zo beangstigend dat wanneer het kan ontstaan zonder weet uit puur instinct, dat het ook, zonder enige aankondiging op een dag gaat stoppen.
Dat waren wij. Onvatbaar voor de juffen en meesters, met een humor die niet gewaardeerd, met te veel empathie al op gekheid getest, met eigenaardigheden zoals ze dat noemden.
Dat waren wij. Handen vol. En zuchtjes. Moet je nu altijd. En doe toch eens normaal al turvende door de dagen.
Dat waren wij. Normaal. Onszelf. Gewoon onszelf zoals wij normaal zijn tegen alle lerende krachten in, eigenwijs ten top. Dat zijn wij."
Wednesday, October 2, 2019
X
"Jaren lang excuseerde ik me bij bezoek voor de rommel. Rende de minuten van bel tot aan deur als een kip zonder kop in de rondte om alle pennen, stiften en notitieboekjes, de verf, de afwas en de boeken op een zo respectabel mogelijke plek te kunnen verstoppen.
Op een dag, mijn grootmoeder stapte mijn huis binnen, vroeg mij verontwaardigd wat ik hier in hemelsnaam gedaan had.
Het was te netjes. Te netjes voor een vrouw die de krant kan lezen. Of ik vergeten was wie ik ben?
Pak het woordenboek gebood ze mij. Ik nam haar in de hand en zij vroeg me het woord "Lezen" op te zoeken. Onthou het paginanummer, schrijf het hier maar op. Nu "Kennis, kunst, liefde, ontwikkeling, geluk, groei..."
"210, 354, 355, 212, 87, 90."
Nu zoek maar eens op waar "Schort, schotelslet, schoonmaken en spijt.." staan.
"403, niet in de van dale vanwege dialect, 403, 401."
Met haar wijsvinger al op het papier pressende, een vrouw heeft het recht tegenwoordig, het privilege om beroep te doen op alle belangrijke dingen in het leven die voor het werk wat van ons geëist wordt staat in het leven.
Waag het, dat het nog een keer naar Cif ruikt wanneer ik binnenkom bij de kleindochter die ik als min eigenste opvoedde.
"Ja, oma."
Ik biedt mijn excuses nooit meer aan. Niet meer voor de koelkast die niet gevuld genoeg omdat ik zojuist per direct van het podium naar huis snelde om tijd te maken voor. Niet voor de koffie die de 9-5 bijtjes te sterk vinden wanneer mijn werkdag zo meteen pas begint. Niet voor de slipjes of strings die prominent in een 'rozemarijn, salie & mint' plantenbakje aan de muur hangen als glimlachjes makende grap naar mijn favoriete boek. Niet voor de vaak nog met half afgemaakte projecten bezaaide eettafel. Niet voor het ontbreken van een gordijn of glas in de badkamer omdat het te veel werk leek constant schoon te moeten houden wanneer een mens zonder ook kan. Niet voor de tientallen boeken die overal de doorloop belemmeren.
"Niemand vraagt je om je excuses aan te bieden voor het belangrijkste in je leven, dus waagt het nog eens een 'sorry' te stamelen voor wie je bent."
Op een dag, mijn grootmoeder stapte mijn huis binnen, vroeg mij verontwaardigd wat ik hier in hemelsnaam gedaan had.
Het was te netjes. Te netjes voor een vrouw die de krant kan lezen. Of ik vergeten was wie ik ben?
Pak het woordenboek gebood ze mij. Ik nam haar in de hand en zij vroeg me het woord "Lezen" op te zoeken. Onthou het paginanummer, schrijf het hier maar op. Nu "Kennis, kunst, liefde, ontwikkeling, geluk, groei..."
"210, 354, 355, 212, 87, 90."
Nu zoek maar eens op waar "Schort, schotelslet, schoonmaken en spijt.." staan.
"403, niet in de van dale vanwege dialect, 403, 401."
Met haar wijsvinger al op het papier pressende, een vrouw heeft het recht tegenwoordig, het privilege om beroep te doen op alle belangrijke dingen in het leven die voor het werk wat van ons geëist wordt staat in het leven.
Waag het, dat het nog een keer naar Cif ruikt wanneer ik binnenkom bij de kleindochter die ik als min eigenste opvoedde.
"Ja, oma."
Ik biedt mijn excuses nooit meer aan. Niet meer voor de koelkast die niet gevuld genoeg omdat ik zojuist per direct van het podium naar huis snelde om tijd te maken voor. Niet voor de koffie die de 9-5 bijtjes te sterk vinden wanneer mijn werkdag zo meteen pas begint. Niet voor de slipjes of strings die prominent in een 'rozemarijn, salie & mint' plantenbakje aan de muur hangen als glimlachjes makende grap naar mijn favoriete boek. Niet voor de vaak nog met half afgemaakte projecten bezaaide eettafel. Niet voor het ontbreken van een gordijn of glas in de badkamer omdat het te veel werk leek constant schoon te moeten houden wanneer een mens zonder ook kan. Niet voor de tientallen boeken die overal de doorloop belemmeren.
"Niemand vraagt je om je excuses aan te bieden voor het belangrijkste in je leven, dus waagt het nog eens een 'sorry' te stamelen voor wie je bent."
X
"Huizen zaten op de hielen.
Jaagde alsof het verloren schaap. Dat als het lam dat het altijd al weesde recht in zijn armen.
Huizen zaten op de hielen.
Werden vermijd als angstvallig voor het spoken. Dat regelrecht voor het sprookje deed vallen wanneer een druppel geproeft.
Huizen zaten op de hielen.
Wij zijn bijzonder vredige personen gekeken naar het geweld van de strijdbaarheid die er met de paplepel als bij wijze van opvoeden ingegoten werd.
Het is dan ook nooit de strijdbaarheid, het gevecht of de triviaalheden geweest die de kans genoten ons ooit de das om te kunnen doen. De al bekende dans wordt als vanzelfsprekend bewogen.
Huizen zaten op de hielen.
Er bestaat maar een werkelijk gebrek in het hart dat wij delen, maar nooit gedeeld hebben. Dat een verbond. Dat een verbond. Dat je voor een nieuw leven, het oude moet opgeven.
Maar opgeven, is er nooit, achterlaten, was niet, er zitten geen steekjes los, maar ze laten.
Maar het laten, laten, laten voor wat het.
Huizen zaten op de hielen.
Ik hoorde hem van verre.
"Is dit dan wie je bent? Wie je wordt?"
"Nee. Nee. Nee."
"Ik ben hetzelfde, hetzelfde, als jij bent."
Huizen zaten op de hielen.
En de handen die een hond gevoerd hebben, zal zij nooit vergeten.
En de voeten die de hond vertrappelde, zal zij nooit vergeven.
Huizen zaten op de hielen.
Wij zijn, in wezen, georiënteerd om overal de vrede, om te bewaren, te sparen, zorg te dragen.
Op te geven, voor, in plaats van, ondanks.
Huizen zaten op de hielen.
De onvereffenbare schuld van een oog om een hart eist. Een oog om een leven. Een oog om het verleden. De onvereffenbare schuld van een oog dat een oog nam om, maar er nooit genoeg aan had.
Huizen hangen aan de hielen als ketens aan de enkels van emotionele geslaveerde benen die hun hele leven liepen voor.
Huizen zitten op de hielen.
Het zit altijd op de hielen alsof verder, gaan, nooit ver genoeg van, of dichtbij, weg, genoeg was.
Huizen draag ik op hielen, overal, vertrek ik, ondraaglijke draagschappen mee.
Huizen groeien uit de hielen.
Het is er overbevolkt.
Er zal gesloopt moeten worden.
Maar wij bouwers.
Hebben nooit anders geleerd."
Jaagde alsof het verloren schaap. Dat als het lam dat het altijd al weesde recht in zijn armen.
Huizen zaten op de hielen.
Werden vermijd als angstvallig voor het spoken. Dat regelrecht voor het sprookje deed vallen wanneer een druppel geproeft.
Huizen zaten op de hielen.
Wij zijn bijzonder vredige personen gekeken naar het geweld van de strijdbaarheid die er met de paplepel als bij wijze van opvoeden ingegoten werd.
Het is dan ook nooit de strijdbaarheid, het gevecht of de triviaalheden geweest die de kans genoten ons ooit de das om te kunnen doen. De al bekende dans wordt als vanzelfsprekend bewogen.
Huizen zaten op de hielen.
Er bestaat maar een werkelijk gebrek in het hart dat wij delen, maar nooit gedeeld hebben. Dat een verbond. Dat een verbond. Dat je voor een nieuw leven, het oude moet opgeven.
Maar opgeven, is er nooit, achterlaten, was niet, er zitten geen steekjes los, maar ze laten.
Maar het laten, laten, laten voor wat het.
Huizen zaten op de hielen.
Ik hoorde hem van verre.
"Is dit dan wie je bent? Wie je wordt?"
"Nee. Nee. Nee."
"Ik ben hetzelfde, hetzelfde, als jij bent."
Huizen zaten op de hielen.
En de handen die een hond gevoerd hebben, zal zij nooit vergeten.
En de voeten die de hond vertrappelde, zal zij nooit vergeven.
Huizen zaten op de hielen.
Wij zijn, in wezen, georiënteerd om overal de vrede, om te bewaren, te sparen, zorg te dragen.
Op te geven, voor, in plaats van, ondanks.
Huizen zaten op de hielen.
De onvereffenbare schuld van een oog om een hart eist. Een oog om een leven. Een oog om het verleden. De onvereffenbare schuld van een oog dat een oog nam om, maar er nooit genoeg aan had.
Huizen hangen aan de hielen als ketens aan de enkels van emotionele geslaveerde benen die hun hele leven liepen voor.
Huizen zitten op de hielen.
Het zit altijd op de hielen alsof verder, gaan, nooit ver genoeg van, of dichtbij, weg, genoeg was.
Huizen draag ik op hielen, overal, vertrek ik, ondraaglijke draagschappen mee.
Huizen groeien uit de hielen.
Het is er overbevolkt.
Er zal gesloopt moeten worden.
Maar wij bouwers.
Hebben nooit anders geleerd."
X
Wij spraken niet toen. Enkel blikken werden gewisseld. De strijder aan zijn zijde, vraagt mij, al fluisterend in het oor, 'of ik ooit Nabokov gelezen heb?' Ik schud mijn hoofd. 'Nog even,' gaat hij verder, 'en dan draag je de naam Lolita, heb je enig idee?'
De zwijger doorbreekt het onderonsje laat de Grijze achter zich en trekt voorzichtig aan mijn pink om de aandacht die hij toch al had naar zich toe te trekken.
'Je lacht.' Ik voel haar nog breder worden, 'ik glimlach wel vaker'. 'Nee, ik bedoel,' hij slikt, 'je ogen, stralen vandaag,' hij raakte zowaar perongeluk mijn wang aan. Expres wellicht, het leek verschrikkelijk veel op een streling.
De Toneelmeester neemt mijn schouders, draait me klakkeloos om en verwijderd de ogen van de Zwijger uit mijn gezichtsveld.
'Je bent een ramp in wording met je week worden van gevaarlijke ondoordringbare wegen, heb je gezien hoe je naar hem keek?'
'Nee. Nee. Ik was te druk bezig met kijken hoe hij naar mij keek. Zag je hoe hij naar mij keek?' een zuchtje ontsnapt. 'Ja. En dat is waarom je weg moet blijven.'
Zijn Metgezel is het met hem eens. De Strijders hebben een barrière gevormd, maar het doet er niet toe, ik zag wat er gezien werd, toen de ogen in elkaar gesloten.
Hij stuurt een brief snachts. 'Of ik warm gehouden wordt door de gedachte aan de glimlach?' 'Door de reden voor de glimlach.' 'Intrigerend. Ga ik deze ook te weten komen?' 'Je kent de reden al.'
De Zwijger wordt stil. Wij spraken niet. Wij lazen. 'Ik moet aan je denken. Ik lees een boek. Het doet me denken aan je.' 'Dat zei je al. Ik voel me vereerd. Ik dwaal graag rond in andermans gedachten. Vertel me, wat doe ik daar?'
De Zwijger wordt stil. Wij spraken niet. Tot hij. Alsof het nooit meer onuitgesproken zou.
De Grijze is al lang zo grijs niet meer. De man die zoveel blauw droeg dat hij blauw werd, zit enkel nog in de ogen besloten. En de Zwijger, de Zwijger draagt nu het hart op de mouw.
En het meisje dat Lolita nooit las, is nu een Nabokov vrouw, glimlacht nog altijd even ongegeneerd wanneer hij snachts fluisterd, 'Mag ik je de mijne noemen, van jouw?'
X
"In zijn zoen proefde ik revolutie, ontketening en onorthodox optimisme. Het was wild en ontembaar als een plotselinge storm in een wolkloze zomerlucht. Het was rigoreus en roekeloos als een kooi die wagenwijd open gezet. In zijn zoen proefde ik revolutie, volmondig vrijheid en een ongestilde honger."
X
"In principe en in praktijk, zulk pijnlijk verschil."
"Hoe bedoel je?" vraagt hij.
"In principe steunen je dierbaren je altijd. In praktijk staan zij soms zo ver achter ons, dat zij ons niet ooit opvangen wanneer vallende."
Subscribe to:
Posts (Atom)