Saturday, February 29, 2020

"||| - Wie."

"Het spiegelplafond viel naar beneden recht op het hoofd van degene die nooit vroeg waarom.
En zoals altijd, telt elk overeengekomen gemeenschappelijke realiteit, zwaarder dan de waarheid.
Er liep een paarse broek met bloemen voorbij in grote haast.
Met vlagen van duisternis en licht. Onbevangen voor het rechtlijnige van constructie getrouw.
Zo liepen er veel voorbij, gehuld in de laatste mode of zo bekleed met afstekende identiteit uit de hoop.
Toch liepen er weinig broeken rond die van bloed kunnen zeggen dat ze 'n Broek wezen.
Hij droeg ze nooit. Of nauwelijks.
Keek wel altijd, vanaf veilige afstand, naar de voorbijflanerende lokroepen die al tongstrelend fluisterde "er is nog zoveel meer,"
En de man, die nooit vroeg waarom, ging hemzelf de vragen stellen die onomkomelijk.
De rots spleet in tweeën, toen het water zichzelf over de erosie brak.
De branding woedt tegen het zere been, glimlacht daarna als een boer met kiespijn de lucht weer klaar.
Maar zie daar, uiteindelijk, zijn het niet de antwoorden, maar de vragen die gesteld, die de uitkomst bepalen.
"Wat heb je nodig?"
Is soms, 'n verhuld antwoord."

"|| - Wanneer."

"Op het moment dat het niet meer te vertrouwen was.
Niet perse dat het de eerste leugen was waar op betrapt werd.
Juist, dat er geen moeite meer werd gedaan om de leugens te verbloemen.
De schrikbarende helderheid van een spiegel die niets anders doet dan tonen.
De gebreken in de ogen, het bloedende hart, de wanhoop van een gezicht dat zo bleek en vaal geworden, bijna emotieloos.
Hoe dof beloftes langs het lichaam af vallen wanneer met speeksel of woede aan de voeten neergelegd.
Geen verontschuldiging.
Hoe smakeloos te spreken over gevolgen aanvaarden wanneer de handen niet langer uitgestrekt.
Toen de empathie uit de stem verdwenen leek wanneer "Carmen," de lippen over liep.
Daar werd verloren wat onaantastbaar toch altijd de zekerheid gaf, dat.
Tijdens het begraven van het begrip en de wetenschap, dat er zonder bereidheid, geen toe of aankomst is.
Het landschap was niet langer een bouwconstructie, enkel nog een ooit aangenomen landgoed,
Dat zelfs braakliggend,
Toch in beheer van."

Friday, February 28, 2020

" I - Waar?"

"Het ging fout, ergens, in tijd.
Door het gemis aan een glas op scherpte werd het niet gezien.
Enkel rooskleurig.
Maar er is geen ontkomen aan.
Dat een gezicht verborgen achter een vijgenblad, zeggende dat, niet zonder kan, gehouden wordt van.
Nooit genoeg lef bezit.
Om de handen uit de mouwen.
De vingers in de grond.
Om te herstellen wat gebroken.
Lijmt, stopt en bindt.
Soms, weet je niet waar.
Tot je daar al aan voorbij bent.
Het blad zichzelf als masker om het gezicht sluierende.
Het verlies van, gehuwd heeft.
Tot het leven, ons scheidt."

x


"Is dit de weg uit je hart?" vraag ik je op fluistertoon. "Ligt eraan wie het vraagt," zegt hij.
De kaarten liggen op tafel.
Geen winnende kant vandaag.
Ben bang, ons, te verliezen,
Wanneer ik op zoek ga naar het mijne in de mauw,
Nog even verdwaalt als tijdens de eerste schrijfsels uitzoekende,
Zie ons zoeken, naar het pad te volgen,
"Heb je mijn hand nog? Neem hem, toe..."
Hij slikt.
Een verhaal met open einde,
Draait voornamelijk om de (wan)hoop dat in de ogen van de lezen besloten,
Het net iets, beslotender doet,
In hoe de mogelijkheden zo na het laatste punt,
Zichzelf nestelen in het hart,
Als bindweefsel. "Hoe kan ik je hart dragen?"
"Ik weet het niet, mijn lief. Ik weet het niet."
Knoesterig en rauw van ieder elke val,
De wildgroei is onstuimig als wanneer de diepste wateren aanzet doen tot,
"Mag ik blijven, ook, als ik de weg naar het hart, ver-verloren ben?"
Zie de noodzaak, in een enkel streepje tussen de wenkbrauwen getekend, hoe het hoofdbrekend.
"Ik wist toch, de weg?"
"Ik kon toch, dragen?"
Wij polsen, de polsen van de handen besloten in elkaar op tekenen van leven. Hartslagen.
Maar als het dan toch nood, laat het dan lot zijn."

Tuesday, February 25, 2020

GG

"En als er ooit al dromen waren,
Dan stierven zij zoals kalenderjaren,
Door het vergaren van te veel lagen tijd."

"Las reglas de rezar antes de irse a dormir para los avanzados."

"Ten cuidado con lo que pides. A veces obtienes exactamente lo que pediste.

Lo que oras te dice qué hay en las aguas profundas que tienes, la verdadera pregunta es, ¿quién eres cuando hablas con Dios, el Espíritu o el Milagro?
El descuido en los deseos se castiga llevando a cabo lo que se solicitó al pie de la letra y no lo que se pretendía.

Lo que oras te dice qué hay en las aguas profundas que tienes, la verdadera pregunta es, ¿quién eres cuando hablas con Dios, el Espíritu o el Milagro?

Ten cuidado con lo que pides. A veces obtienes exactamente lo que pediste

Sunday, February 23, 2020

x

"Het is niet gemakkelijk te begrijpen. Hoe geleidelijk het gaat. Hoe vanzelfsprekend gesprekken overlopen naar genegenheid. Hoe eenvoudig vriendschap het karakter van kameraadschap aanneemt wanneer in het heetst van de strijd, een woord of hand uitgestrekt wordt.
Het is niet gemakkelijk te begrijpen, hoe gemakkelijk het was. Met tijden. Hij schreef mij. Over het leven. Over liefdes. Over de grote vragen en de kleinere antwoorden. Wij spraken van schuld en schaamte. Van onmacht en oorlog. Van vergeving en vrede. Over dromen en dagen. Het gesprek kabbelde altijd door.
Het is moeilijk te begrijpen, hoe moeilijk het was. Met tijden. Wij spraken. Van wanhoop en woede. Met ongenoegen en onwetendheid. Uit angst en doodzonde. Vol van verrukking en verlies. Over onzekerheid en onmogelijkheden. Niemand heeft ooit het laatste woord.
Het is niet gemakkelijk te begrijpen. Hoe geleidelijk het gaat. Hoe zachtjes gevoelens vanuit de hal, de deur op een kiertje zetten, langzaam voetje voor voetje, adem ingehouden, zichzelf in de slaapkamer binnendringen, de dromen in kruipen, de Denker voor het slapengaan vullen van fluisterende gedachten aan.
Nog voor ik het wist, had hij mijn hart, de weg bewandeld, waar ik nog altijd zelf zoekende naar ben.
Het is niet gemakkelijk te begrijpen. Hoe geleidelijk het gaat. Dat vanzelfsprekend spraakmakend maakt."

Saturday, February 22, 2020

'n Van Gogh-je


"Het oor viel van verbazing pardoes op de grond. Prompt. Ongehoord het einde. Voelbaar desondanks. Het luiden van de bel. Hoe verblindend een vuurtoren klinken kan in haar felheid dwars door de iris penetrerende. Zelfs de doffe dreun waarmee de schelp landde werd genegeerd. Hij stapte over het oortje als het onderdeel van een zojuist gebroken theeglas was. Vervangbaar. Irrelevant. Ongegeneerd negeerbaar. Daar lag zij dan. Pijnlijker was stilte nog nooit daarvoor zo alomvattend geweest."

Thuuuuush

"Soms wacht je tot de laatste schoen valt.
Al jaren.
Alsof het een spel van de langste adem is.
Al jaren.
Soms wacht je tot de laatste schoen valt.
En komt zij niet.
Geen hakje, geen pump, geen sneaker of laars. Niets.
Dan wordt de adem in gehouden zonder stop.
Verstikt het hart van angst voor de ademnood die nog moet komen gaan.
Zo kende ik, individuen, die een leven lang de langste adem wonnen.
Maar de laatste schoen, viel zelfs niet, net voor de dood, of net daarna.
Zij leefde een leven vol van onzichtbare wachtrijen en zet je jezelf maar alvast schrap.
Hebben het geluk nooit werkelijk met volle teugen genomen omdat zij altijd al bij de volgende onvermijdelijke teleurstelling leefde.
Soms wacht je tot de laatste schoen valt.
Al jaren.
Tot het besef zijn intrede doet.
Dat niemand minder dan het zelf, de laatste schoen is.
Al jaren."

O

"Op sommige dagen zaten wij op de lederen bank, stilzwijgend, naar buiten te turen.
Dan was zij bezig in de tuin. Namen wij om en om een slok half lauwe koffie. Bestudeerde hoe haar eeltbeknobbelde vingers nog altijd genoeg magie schenen te bezitten om ieder en elk groen tot leven te wekken, op te doen bloeien.
"Het is anders tegenwoordig is 't niet?"
Hij wilde altijd weten, hoe het nu is, voor vrouwen, hoopte dat zij de dag nog zou mogen zien, dat er voor vrouwen zoals zij, plek, echt plek was, om de ruimte in te nemen zichzelf te zijn.
Ze was mysterieus. Scherpzinnig. Had een ondernemersgeest waar je U tegen zegt. Zij was wild en onbevangen. Maar gedwongen in het keurslijf desalniettemin.
Rebellie zat in het kleine, voor het grotere goed. Onrein toch de kerkgang opeisen omdat miskramen evengoed natuurlijk gebaard en gedragen werden. Blijven werken na de trouw opdat huwelijk geen overeenkomst tot opgave van onafhankelijk zou moeten zijn. Zij was rigoureus.
In een wereld nog kleiner dan een notendop berucht om haar eigenzinnigheid.
Hij was een man van goud, bleef aan haar zij gedurende iedere overgang. De weg was lang en zwaar. Zal vol met ruzies waarin ze hem verweet dat zij toch zojuist een half uur geleden al had gezegd dat zij links in plaats van rechts moesten.
"Als zij een man was geweest, kun je je voorstellen, wat het leven haar geboden had?"
Zij hield van leren en scholing. Was door het dolle heen, dat haar kleindochter naar het hoger onderwijs doorstroomde. Praatte je de oren van de kop af over wat voor luxe het wel niet was. Tot je jezelf zowaar schaamde dat je het vanzelfsprekend of voor lief nam.
Heb veel dingen in mijn leven willen zijn, politicus, schrijfster, ondernemer, hovenier, architect, chef, priester, fotografe, naaister.
Het duurde tot na haar sterven, het besef, dat ik eigenlijk in elk van deze, graag mijn held wilde wezen, zoals mijn oma wilde leven. Zonder compromis of excuses. Volledig vanuit eigen visie en geloof.
Kom regelmatig aan om samen te zwijgen. Half lauwe koffie te drinken terwijl we naar haar foto kijken.
"Het is nog precies hetzelfde tegenwoordig is 't niet?"

X

"Maakt graag foto's van flikkerend fonkelend kaarslicht alsof dat, het idee van geloof, hoop en liefde als tastbaar doet verankeren.
De man stapt de kamer in. Anders dan hiervoor. Bedachtzamer. Wuifelend. Uitgeput.
De man stapt de kamer in.
Anders dan hiervoor.
Spreekt vol lof over luchtbedden en pompen. Is optimistisch over de zon die komen gaat zelfs wanneer wij lopen door pijpenstelen.
De man stapt de kamer in.
Anders dan hiervoor.
Doet zijn schoenen uit bij de deur en hangt zijn sjaal precies langs het tweede, reserve exemplaar.
Soms lijkt hij vluchtig op hemzelf. Schept hij de woorden dubbel op zijn bord en verorberd ze alsof de honger nog nooit gestilt laat staan gestopt.
Dan is zijn trant zo vreugdevol, lijkt het bijna een dans door de dagen.
Toch, de man stapt de kamer binnen.
Anders dan voorheen.
Bescheiden. Ingetogener. Stiller.
Vroeger sprak hij al op de gang, was hij letterlijk de gangmaker. Nu, herinner ik mij weer, waarom hij de naam Zwijger droeg.
Ik leg de woorden op de schoot en zoek naar grotere oren, die echo's ter gehoren kunnen doen klikken van moed en kracht, van licht van pracht.
De man stapt de kamer binnen.
Gedoofd. Verdoofd. Bedoofd, bijna.
Bijna, maar nog net niet helemaal.
En dat, is genoeg, meer dan genoeg.
Om de ogen te laten weerkaatsen wat zij in de spiegeling van het licht behoeven en verlangen.
Dat de ogen mogen wegdromen bij de gedachte aan warm gekleurde glansrijke genoegendoening, een morgen waarop de waxine doofd op het moment dat hij de ogen open doet en het bed uitstapt, opdat er maar een lichtpunt in deze kamer alle andere doet verbleken.
De ogen die te lang geleden onbekeken.
Maakt graag foto's van mist en natuur alsof de nostalgie van vertolken in beeld de woorden kan doen opleven die ongehoord in de oren geknoopt, plaats moeten maken voor het natuurlijke in kwetsuren, dat het er nu eenmaal vanzelf is, en zoals het komt, ook weer gaat, afhankelijk van de plaats waar de mens staat.
De man stapt de kamer binnen.
Ik lees. Mijn favoriete boek. 'De duizend loopjes van Grekhov'. En zolang als het verhaal loopt, zal er altijd, een goed einde net achter het volgende ezelsoortje besloten zitten."

Wednesday, February 12, 2020

Lachebekkie


"Aan het eind van de dag, is geluk afhankelijk van de interne missie en visie, die je simpelweg niet kunt uitbesteden of importeren, wil je het echt duurzaam maken." 

X

"Mijn oom, Pieter, geadopteerd, omdat wij niet genoeg ooms hadden, omdat mijn vaders geen broers had, had een snor. Ik kon al snel goed begrijpen waarom wij hem geadopteerd hadden en hij geen broer(s) had, want snor. En in die snor bleef vanalles plakken. Hangen. Resteren. Stukjes ei geel en flubbertjes smac die uit de macaroni kwamen. Hij lachte dan ooit, als je het aanwees, dat hij het bewaarde voor later wanneer hij weer honger krijgen zou. Dat het een opslagplaats was zoals de garage of het trappenzoldertje. Soms poetste hij ook de borden met zijn snor en tong. Spuugde dan eerst en wreef de viezigheid goed los. Schoof er overheen en op en neer met zijn snormond en zetten het schone bord dan terug in de kast. Die dag wist ik het zeker. Mannen met snorren en baarden zijn nog viezer dan de incontinentie materiaal van bejaarde verzamelbakken in het tehuis om de hoek. Er zit een luchtje aan die mannen. Ook al stinken ze nog net niet echt. Ik was vastberaden. Nooit en te nimmer niet zou ik ooit een snor of baardmans toegang tot mijn huis verschaffen. Ik zou ze weigeren als vrienden, vermijden op de straat, een andere tafel vragen in het restaurant als ze een naburige plek bezette. Er zou geen een stukje geraspte kaas meer in mijn gezichtsveld in het verhaarigte verdwijnen.
"Wat vind je leuk aan je vriend dat hijzelf nooit kan zien?" "Soms blijft er een beetje cappunico schuim aan zijn sikje of snor plakken en dan heeft hij niets in de gate en is zo aandoenlijk."
Uiteindelijk delen we allemaal het bed met alles waarvan we altijd zeiden dat we het nooit niet zouden kunnen willen nog geen haar nog niet misschien.
Geen buitenlander, want raar eten moeten leren eten. ✔️
Geen man met snorbaard, want vies, onzoenbaar. ✔️
Geen man die ouder is dan mij, want verwacht snel af te takelen moet vitaal genoeg zijn mij te dragen, wil geen traplift. ✔️
Onder geen een bewind een man met platvoeten of grote duimen, want ziet er gek uit. ✔️
Geen man met vrouwelijkere voeten en handen dan mij, want onzeker. ✔️
Geen man met grote neus of oren, want opa-achtig. ✔️
Afwijken van wat gekend nooit m'n sterke kant, verandering nog minder, wel, te eigenwijs vandaar ontlijst."

X

"Gooide in de rondte met teleurstellingen alsof het dartpijlen waren, altijd een schot in de bullseye.
Hoe de pikzwarte krulhaartjes op de net wat opgedikte tepels die onderweg zijn het woord borsten ooit waardig te wezen, haar doen vermoeden dat zij productiefouten heeft.
Er was geen onderwerp dat grensoverschrijdend wanneer in publiek op plaats gezet moest of zou.
Smeet schuld met volwassen porties op het bordje en liet je zitten net zo lang tot het in zijn compleetheid naar binnen gewerkt én geslikt was.
Soms kwam er een sausje toe, met de bittere nasmaak van maïzena. Of werd en een dessert geserveerd in de vorm van een koekje van eigen deeg.
Toch was de kers op de taart vaak pas aanwezig wanneer het ongemak van de avond zijn toetreden maakte.
Dan werden er beloftes rondgeslingerd alsof het feest kon, maar werd er nooit iets aan opgehangen behalve lange gezichten en losse eindjes die aan elkaar geknoopt net iets minder gebroken schenen.
De tenen waren een groot probleem. Ofwelja de nagels dan. Had door het overgenomen perfectionisme en de aangeleerde angsthazigheid terloops perongeluk het ligbad met de oplossing geruïneerd.
Zoals de afgrijzelijke gele uitgebeten vlek daar altijd een doorn in het oog.
Zo blind werd het oog voor de duizelingwekkende rode schamperingen van licht die haar gebrek aan doorzettingsvermogen benadrukte.
Gebruikte geen wasverzachter maar stijfel zodat geleerd kon over hoe hard het leven. De schaamte werd iedere ochtend aangetrokken in de vorm van ondergoed met de dagen van de week erop geborduurd en langs de billetjes schurende en al in de naad kruipende.
Om daar de eigenaar van het slipje te herinneren wie er werkelijk de baas is.
Er ontstond een soort sinaasappelhuid op de onderrug en schouders daar waar nog iedere dag darts uitvallen wanneer de nieuwe gardarode zichzelf nauwsluitend en naadloos bevestigd.
Om haar te doen leven met het idee, dat ze nu eindelijk een huid heeft die dik genoeg is."

Tuesday, February 4, 2020

A2


"Ik ben bang dat wij nooit uit die auto stappen. Eindeloos in hetzelfde ritje opgesloten zitten. Zolang hij de gedachte niet parkeren wil."

Atwood

"In de avond ben ik eenzaam.
Dan omring ik mij met de woorden van mijn beste vrienden. Dahl, Marias, Nabokov, Murakami.
Ik zet dan de open haard app aan op de laptop.
Pretendeer alsof wij gezamenlijk de whiskey sippen. In een buitenhuis verblijven, ver van mijn thuis verwijderd.
Dan rol ik mijzelf strak in de dekens als een burrito gevuld met meisje gekruid met tranen.
Wij delen die nachten, mijn geheimen met elkaar, en zij vertrouwen mij toe, dat ze veilig zijn bij hen.
Zij schrijven mij dan roman lange brieven met plotten speciaal voor onzekere oude rotten zoals ik, wij.
En wanneer het laatste glas geheven, de oogleden zich langzaam richting slaap gaan bewegen, geven zij mij een nachtzoen toe.
In de avond ben ik eenzaam.
Maar nooit zo alleen, als een hotelkamer met eenpersoonsbed of ontbijttafeltje met de stoel naar de muur gericht.
Dan droom ik over badjassen. Hoe er aan de haakjes bij mijn badkamer deur, plek is voor twee lichtgele van badstof.
Dan droom ik over zwerfkatten in de kou, die het schaaltje warme melk in de tuin als uitnodiging aannemen en in de ochtendgloren de vreemdeling die hen voorzien had te verwelkomen om de morgenzon te ontmoeten met kopjes en geaai.
In de avond ben ik eenzaam.
Tot uitputting zijn slag slaat en het bewapend waken eventjes mijn lijf verlaat."

4

"Weet nog de dag.
Dat vaders en zonen.
Dat koningen en hun tronen.
Weet nog de dag.
Dat vragen onuitgesproken.
Gebreken onvertoond.
Dat liefde bezegeld met deurmatten onbevuild.
Weet nog de dag.
Dat bezems de nozems uitnodigde.
Dat poëzie elke avond door grootmoeder georeerd.
Toen haarden niet met oorlog enkel huiselijk.
Weet nog de dag.
Dat vaten getapt tot droogte.
Laatste druppels met vijf gulden cent gebold over het randje.
Dat geproost over het hoofd gezien.
Weet nog de dag.
Dat de poort naar de kerk met kettingslot.
Dat bidden om beminning tevergeefs.
Dat de pastoor de grond in zakte en het eerste schepje zand als een zucht van adem.
Weet nog de dag.
Dat tanden gewisseld in het doosje met goud omlijnt.
Dat korte broekjes speels in plaats van sletterig.
Dat ijsklonktjes met rondingen.
Weet nog de dag.
Dat er een viertal het Gammele betreedt.
Wijzen in dank afgenomen zonder ongenoegen.
Dat cheques altijd gedekt door de waarde van het woord.
Weet nog de dag.
Dat dageraad vervlogen tijden saneerden tot een klankloze klakson in een onder het zeil weggestopte Tatra 603 huiverig voor met roest aangetaste herinneringen anno 1957 en tellende.
Als de dag van gistere nog weet.
Dan zal morgen stilzwijgend in de boeken.
Tot beter. Of geleerd."

Sunday, February 2, 2020

0900-sinking

"Mijn diepe gronden sturen mij smsjes. Probeer niet eens. Je ziet vergissen als teken van ziek verdraaide natuur. Geef de schuld maar. Mijn god zou zweren dat het hier geesten spookt. Als jij dan toch in het rollenspel verstrikt, laat mij er maar voor opdraaien. Hoe zorgelijk is het dat er verwijtvolle verzorgers leven? Zoekt manieren om van mijn nood jouw zaak te maken. Maar neem het aan van het meisje dat je probeerde te raddraaien, zolang er geen onvoorwaardelijk geaccepteerd zal, komt er enkel voorwaardelijk, nooit echt vrij. Je bent zo scherpzinnig in het versnijden van de feiten, hoeveel je ook voor chef passeren wil, herken een slager in het vlees. Als het zo rechtelijk voor de hand lag, waarom zou je het dan, links laten liggen? Was je wel ooit oprecht? Ik zie het achtergesteld zijn door je privileges, niet in het veroordeeld zijn, terug. Je kreeg wat je wilde. Troonopvolger. Hoe voelt dat om gepasseerd op je plaats te staan? Regerend over een leger leger, tot geen meer. Ik voorzie dat je niet van me houden kan wanneer vrijheidsberoving van tafel. Hoeveel hersenkronkels wil je toe-eigenen, vervormen tot taal die gesproken moet in het wetwillenswoordenboek? Je komt altijd met lege handen wijzen op hoeveel je bijdraagt, en ik prik mijn blaren. 
De deur was altijd open maar werd nooit platgelopen toen er alleen nog maar zaken en noden in zakken en dozen. Handen werden zo ver uitgestrekt tot de spieren chronisch verrekt maar nog altijd ongenoegen. Is vergevingsgezind zo'n zonde dat klaagzang gespeeld als een van the greatest hits? Mocht ik keuzes maken die niets met je van doen, geen haken, ogen of verjaarde opgeblaasbare? Zit me altijd op de hielen om mijn Achilles nog eens door te pezen."

" 半開きの扉で. "

"De mist sloeg op de ramen, plakte aan haar alsof het een laatste afscheid.
Hoe de klam zo passievol gehecht aan het stroeve van afgeblakerde verf en antiek hout dat langzaam rottende de romantiek bezegeld in tijden van winterkou.

Wij lagen samen in bed gekluisterd aan de armen van, bedekt met zes lakens en nog altijd rillende.
Ik zag de kamikazedruppels henzelf neerstorten dwars over het glas lijnrecht naar beneden om het kleinste beetje helderheid te schenken aan wie het behoeft.

Stemmen klinken in galoren worden verheven door het holle dat stilzwijgend voet bij stuk.
Zijn baard kieteld langs de schouders en nek, blaasd de warmte over het lijf als een zomerbries net na de moesson.

Wij zien onze adem in stoom veranderen.
Blazen figuren in de lucht tot leven. Vogels, engelen, vliegtuigen.

De bedenkingen glimlachen toe. Gegrift in de huid ontstaat de dans van plezier en onbezorgdheid.
Hoe rond en gracieus, hoe van nature zo met kracht bevangen in elke streep en breuklijn.

Regen tikt tegen het zolderraam en de pannen, het ritme van een luie vrijdagochtend kriebeld de oren tot ontwaken.

Wij smiespelen elkaar in de oren, over de grote, het grootste, en alle kleintjes. Hoe meer de ogen in elkaar gesloten, des te meer de mist opklaard. 
Uitgestrekt op het luchtbed, lijkt het in de mist van choas en waas der leven, soms even op het allergrootste onafhankelijke geluk."

📸: @droshah1 .

d-i-t-o

"Wij rijden naar Zwitserland. In een volkswagen kever. Soms doet hij mij denken aan hem. Wanneer hij vol enthousiasme over de euforie spreekt van vinden wat gezocht werd.

We flaneren door de straten. De koffie komt altijd twee uur te laat wanneer de vrouw met een theedrinker vergaat. Eentje met schuim en eentje zwart met tweemaal de suiker.

Zoals hij de schuim lepelt, soms een restje op de sik achterlaat. Zo kan ik me de pogingen tot herinneren, mijn angst dat hij ooit echt een baard krijgen zou, dat het zo vreselijk leek in mijn fantasie, de kans dat er stukjes eigeel of smac achter zouden blijven in.

Ik glimlach. Alles. Ik wist altijd zo zeker, wat de alles was, die ik wilde. Nu heb ik niets van alles en des te meer. 
Een echte bloemkool Nederlander, zodat ik nooit een tweede taal of cultuur hoef te leren ik ben zo slecht in functioneren met de zenuwen van mogelijk verkeerde uitspraak of gebruiken in de lucht op mijn schouders wegende.

Iemand die het broodtrommeltje zelf klaarmaakt.

Een man met beperkt smaakpalet zodat nooit geëxperimenteerd hoeft en boerse tapas met mini pizza's, aardappel kroketjes en jonge blokjes kaas, voldoet aan de standaard van romantisch ten top.

Eentje die simpel werkt heeft, mij in lijn kan houden en structuur biedt, die zorgt dat voor 8 uur opgestaan en om half 12 geslapen wordt.

Die houdt fietsen zonder einddoel net als ik.

Een man die houdt van de tuin doen, zoals hij houdt van werken met de handen, die niet zucht of zeurt wanneer de heg geknipt, die mij laat harken zoveel als naar wens. Een die het matje naast mij neemt en kwebbelen kan tijdens als zij nog altijd hier is.

Soms doet hij me aan haar denken, met al zijn feitjes en onderzoeken, met zijn verschrikkelijk irriteerbare gedegenheid in bronvermeldingen valideren, mijn wandelende encyclopedie.

Wij hebben de koppen leeg. Buiken vol. Sabbelen nog op het laatste stukje Toblerone terwijl wij ons terug treuzelen naar de auto.

Hij heeft soms, wanneer het teruggaan naar realiteit hem tegenzit een eendenloopje, de stappen verdwijnen in de breedte en snellen maar weinig vooruit. Dan doet hij me denken aan hem, en glimlach ik."

bijbels, babes en bitches

"Judas zet haar beste beentje voor, haalt elk trucje uit het boekje erbij.
Je moet wel een bijzonder exemplaar om zo toegeigend de enige aanwezige te mogen zijn, aan wie menselijkheid, toegekent mag.
Judas steekt er nog eentje op, ademt zo diep in als de oppervlakkigheid toelaat.

Verslaafden die aanhankelijk worden van ieder en alles dat een excuus biedt om verantwoordelijkheid op de schouders van de ander af te kunnen schuiven, veranderen nooit, al stopte ze met innemen, ze stoppen nooit met afschuiven.

Judas zet het verraad in beweging, zij speelt nog hoogmoedig de heilige Maagd.
Maar een ziel die zo bevlekt is dat het een Rorschach van meervouden vermoed, zal meer bloed van de handen in onschuld hebben gewassen dan dat er ooit aangepakt of erkent.

Judas zit alleen aan tafel, zelfs Moeder, behoeft niets meer van haar, zou nog een avond het maal overslaan dan nogmaals het gehoren te moeten bieden aan de pardonnementen die in koele bloedde warm gepraat moeten met de furie van haat.

Judas speelt met vuur en weet het niet, zij denkt veel te begrijpen voor iemand die zo weinig van het leven.

Schuwe getalen van bekendheden omvatten de bereidheid van hart om een metamorfose die puur, te zien, als noodzakelijk goed, dat gezamenlijk geleefd helen kan.
Maar wanneer de groei ontkent en de grootte geremd, wanneer geluk als offervarken in de handen van, wanneer gemakshalve genoegendoening gelijk komt te staan aan het in gewisse brengen van de moord der karakter die gronden en gebied tot gewin roemen in het theater van Niets en Niemandsland.

Judas, telt zich rijk met haar hoofdrol, zet haar beste beentje voor, haalt elk trucje uit het boek erbij, tot ze erbij neervallen zal."

Wet van Irving

"Hield nooit van school, maar wel van leren. Was een echte boekenwurm. In groep 7 startte wij het jaar met Meneer Hoefnagels. Hij las ons iedere dag een half uurtje voor de middagpauze uit 'Meester van de Zwarte molen' voor.
Hij gaf mij het boek daarna, voor tijdens de pauze. Mijn moeder was een overblijfmoeder. Dat is een huisvrouw die de kinderen van niet huisvrouwen opvangt in de hal van de school en samen met hen en haar eigen kinderen de bammetjes eet. Sporadisch werd er op cup-a-soup getrakteerd. Ik zat daar dan in een hoekje verstopt in het boek dat Hoefnagels me gaf. Dan las ik wat hij gelezen had, probeerde ik zijn groteske verhalende stem te herhalen. Soms kon ik hem vanuit de lerarenkamer zien kijken, luisteren, stiekem. Wanneer ik perongeluk zo vol van de zinnen mijn stem verhefte en een echte spreker bleek.
Tijdens de geschiedenislessen werkte wij niet met boeken, de meester vertelde alle oorlogsverhalen, bijbelse versen en wonderen bij hart. Hij gaf mij dan vaak de beurt, om het verhaal aan te vullen met verhalen van mijn opa's en oma's en wanneer het de klas meekreeg dan beloonde hij mij na schooltijd met een halfje van zijn koffiekoekje.
Hij las mijn verhalen graag. Over ruimtewezens en Russinen, over Franse meisjes en pratende paarden. Elke week een schriftje, elke week een glimlach.
Er bestonden geen nationale voorleesdagen in mijn tijd, het was vanzelfsprekend, dat vertellen en luisteren, dat spreken en gehoord, dan lezen en schrijven, wonderen van ongekend formaat.
Soms was ik te vroeg op school, en parkeerde hij nog bij de kerk, dan vroeg hij me, 'Wat lezen we vandaag Verduyn?'
Een boek was nooit echt gelezen, tot de kern met hem doorgenomen, een verhaal was nooit echt verteld tot hij al hoofdschuddend begon met lachen.
Met tijden wordt ik overvallen door een zenuwpezende angst vlak voor ik het podium opstap. Dan denk ik aan mijn eerste echte leermeester en vallen de zorgen van mijn schouder af, zoals een zware tas geen gewicht meer lijkt te bezitten op je, wanneer je deze in eigen handen neemt."