Saturday, August 18, 2018

G 1

"Het was een prima leven. Een goed leven. Een fatsoenlijk leven. Gewoon, een leven. Maar nooit echt uitgelaten. De heer Gierand verlangde naar weinig tot niets in zijn leven, behalve dan verlangen voelen. Hij was, naar eigen zeggen, geen materialistische man, zijn vrienden, zouden anders beweren. Wist de man veel, dat wat je bezit pas waarde krijgt, als, als het gezamelijk goed wordt. Zo nu en dan, bevond Gierand zich op de bank. Als pardoes, midden in de nacht werd hij wakker, zittende in zijn woonkamer. Rondkijkend in het onwerkelijke besef dat toch daadwerkelijk fluisterde, "is dit alles?" Als een jaren '60 Amerikaanse huisvrouw uit de flutroman van De Zeeman, ervaarde hij dan de grootste weemoed die een man van ieder soort kan doen breken, de steen op de maag die hem ongewillig doet slikken, "dit is het, maar het niet... Het is niet... Genoeg." Er dan dus gedebateerd worden, of Gierand door zijn verlangen naar iets, of iemand, een teken op zijn minst van het bestaan van meer, dan niet toch onomstotelijk een materialisch wezen bleek.
Het had altijd prima gewerkt. Het was niet alsof het niet meer liep. De dagen gingen hun gang met zichzelf zoals ook hij de kalenderjaren maar liet lopen zoals zij altijd al slenterde. Maar toch, bij ieder kruisje door de voorbij gegane data, een zucht, is dit dan, de schat? Zijn hiervoor alle stormen overmeesterd, alle oorlogen uitgevochten of overgeleverd aan? Waar eindigt het kruisje dan toch onomstotelijk zeker... De waarachtige staat waarin Gierand verkeerde bemoeilijkte de natuurlijk onnatuurlijke manier waarop hij leefde. Als een onderdanige in zijn zelf ontworpen veroordelingen tot leven. De man vocht met alle macht maar verloor toch telkens wanneer de laatste vraag zijn kop uitstak van het loopgraf, "wat als, jij, meer waard bent?" Dat noch man, noch vrouw, ooit krijgt wat zij geven, daar had Gierand weinig tot nooit bij stilgestaan. Investeren en werken voor kostte immers dusdanig veel van de schouders, de rug, het licht, dat de inval van besef hem pas overrompelde toen zij als aanval gesluierd werd..."

A 1

"Noem haar Alice. Ik zei dat het niet autobiografisch was, dus laten we het karakter gemakshalve een andere naam geven, al is zij zeker even ijdel in naam in tegenstelling tot het uiterlijk. Als een wild kind, een onbeschaafd meisje van de buitenwereld afgesloten opgegroeid, stapte zij de ruimte binnen, hij zat daar, de heer Gierand op twee tafels afstand haar voorkomen te bestuderen alsof het interview dat haar al nachten wakker hield van nerveusiteit, nog minder dan niets betekende. 
Ze had voor de spiegel gestaan geprobeerd met een van die krijtjes haar ogen te versieren, een zwart randje met een vleugeltje, het azuurblauwe van de innerlijke wereld compleet omlijst als een kreet om oogcontact te maken, "Kijk mij maar aan, verdrink in me alsjeblieft, zie hoe diep ondoorgrondelijke wateren werkelijk reiken," dat hij al was het maar een enkele seconde perplex zou zijn van het feit dat ze overduidelijk vrouw was en géén kind.
Hij struikelde even over zijn woorden, meneer zelfbewust, verloor zijn bewustzijn tussen de ogen én de glimlach bleef hangen op het kuiltje dat bij oprecht geluk haar kin tot een verwelkomend aanlegpunt van de boot doet lijken.
"Neem me maar een keer mee uit varen dan, als je zo goed bent als je zegt..."
"Alleen, als ik je mee op reis mag nemen, door mijn wereld die dag, slaap er maar eens een nachtje over."
Hij gaat moet toegespitste ogen verzitten, rechter de schouders prikken mijn ogen uit met hun machtige voorkomen.
Zij zucht, "waarom ben je hier?" hij kijkt haar nog indringender aan, "omdat ik me thuis voel, en zoekende ben, en ik denk dat niemand het alleen zou moeten doen," "Ik hoop dat je het vind,"
"Ik heb hem al op het oog,"
Gierand streelt zachtjes als een lente briesje langs haar elleboog, kippenvel, met ogen open dromende over de lippen die haar uren voorgelogen hadden zo bleek uit hoe hij na elke blik even op de onderste beet. 
Zij was niet haarzelf die dag, Gierand nog minder, de Zwitser zou zeggen, geen van hen wist wie het wees tot zij zichzelf in de weerspiegeling van de anders ogen leerde kennen."

Wednesday, August 15, 2018

Imbo zonder l

"Ze droeg de jurk als een zomerse zachterdagnacht schuilen de onder een afdak voor de tropische regen, doorweekt langzaam druppende vanaf de puntjes van haar lange lokken haar, even eigenwijs zijnde in het drogen als haar ondeugende glimlach doet vermoeden, en hij, hij hield haar vast alsof zij een mysterie was, greep haar hand vingers strelend en balans verdelende in de verstrengeling alsof het nog nooit zo simpel was een overeenkomst te tekenen als het bezegelen van de belofte, " de mijne, draagt de jouwe altijd mee", hij droeg het pak als een man van weleer als adel, deed het driedelige met ongeëvenaarde aandacht voor ieder knoopje zorgvuldig dicht, om het daarna in één enkel beweging van het lijf af te rukken zodra het woord gesproken is, "zielsverwantschap", hij eet als vier paarden met de ogen van een kind, er is geen enkel soort honger te stillen in vierentwintig uur opgesloten in, maar zij zucht toch voldaan en tevreden als een bejaarde die terug kijkt op het gedeelde leven, zo ligt zij met een kopje thee in bed langs haar man te kijken naar het prachtige patroon van zijn oogleden die fluctueren op het ritme van zijn adem, de snurkjes en de pestende morgenzon die het gordijnloze zolderraam tot wekker bekronen.
Zij dragen de jurk én het pak, staan voor de spiegel te kijken glimlachend, zegt de man tranenslikkend, "Ik kan niet meer kijken naar... Het is té mooi, té moet zijn, té ondragelijk licht... Ik kan niet meer kijken, naar wat zou kunnen, zijn."

On the other side

"Als het menselijk oog het zou kunnen zien, zó licht, zó scherp, de goud zwarte waas van genoegendoening, van twee die samensmelten, van een botsing met het zachte en liefelijkste karakter dat langzaam de kettingreacties laat ontstaan alsof haar naam, Lot, is.
Als het menselijk oor het toch zou kunnen horen, het gezoem en gebrom dat gecomponeerd wordt door de langzaam ontvouwende vleugels van mijn man, hoe de spieren roezemoezen wanneer zij door de grootste gouden energiebron aangedreven worden, het knisperen van de veren die zich ontluikend draaien naar de richting van de zon, zichzelf herstellende in het kleinste detail op basis van de stop motion van de achter gesloten deuren gehouden flauwe glimlachjes. Het zou zijn alsof je in een transformator huisje zou staan.
Als de menselijke tast haar toch zou kunnen ervaren, voelen hoe de satijnen huid van haar prachtige glanzende gloed door de handen glijd, hoe weergaloos ontwapenend de zachte zoenen regen van de lieve woordjes in haar tongval de wang strelen, hoe sluimerend licht de kippenvel ontwakende aanrakingen van de vingers van de engel zijn, hoe zij jaren aan vastgeroest zeer, pijn en ontwetendheid met een uitademing over de borst kan omzetten in een ongevenaarde aardbeving van kracht en wil in het hart, het zou zijn alsof je in het verdrinken eindelijk je langverloren ademhaling, de lucht, het zuchtje van thuiskomen vind.
Als het menselijk hart toch een liefde als bovennatuurlijk zou kunnen ervaren, dan zou het eindelijk, onmiskenbaar het menselijk zijn, dat hem, haar, ons, dé liefde, zo hemels maakt."

Sunday, August 12, 2018

X

"En ik zoek je om elke hoek, vind je op elke zolder in elk muizentrapje en in de geheime gangetjes die de ronddwalende gasten leiden naar binnentuinen met ontelbare wilde bloemen.
En ik zoek je, in iedere wolk en elke puur blauwe hemel, in elk streepje dat een vliegtuig achterlaat als een verweving van de lucht, ik vind je, ik vind je zo veel vaker dan ik je zocht, in boekenwinkeltjes die de hoofdstad van de literatuur lijken te zijn, in pleinen gebouwd met keienkoppen op zijn kant, tussen de koffiekopjes en koekjes in daar waar de suiker normaal gesproken hoort te liggen, in het sluimeren van de zomerse regenval en de geur van een dag die haar recht op vrije beweging volledig tot haar recht doet.
Ik zoek je, altijd. Ik vind je, zo veel vaker.
In iedere glimlach, elke millimeter kippenvel die zich verspreid, elk zuchtje, iedere hap die mijn keel doorgaat en iedere hap die niet doorgeslikt kan worden, tussen alle gesprekken door en in elk liedje dat de radio speelt.
Ik vond je, struikelde over je, kon niet om je heen, liep tegen je op, botste tegen je aan, stootte mijn hoofd tegen je, viel voor je, aan je voeten, vond mezelf naast je, dag na dag na dag, ik vond je nog voor ik wist dat ik zocht, naar dát wat jij heet."

Thursday, August 9, 2018

X

"De mist als met penseelstreken van waterverf over zijn ogen gesluierd. 
Stilzwijgend. Starende. Flauwe glimlach tekenend in een vage lijn vanaf de lip met de schuine streep. 
Alsof het al uitgegumd werd nog voor het er daadwerkelijk stond.
De mist als een magie bevattende nostalgische omhelzing in de onzichtbare ruimtes, de open plek, in het verscheurd zijn van het hart.
Een regendruppel voor elk van zijn verslikte, verstopte en opgekropte tranen. Ja. Ja, loop maar. Val maar. 
En als je valt, dan vang ik je zo goed ik kan, zo zacht ik kan, zo lief ik kan, op, of vallen wij samen, handvasthoudend, voeten kussende, gekluisterd.
De mist om zijn ogen verteld mij stilletjes, angstig, dat de geur van herfst midzomer onze zonnestralen tot bitterzoet zal kleuren.
Geef me tijd. Met tijd zal de man, de lip, de blik in de ogen én de lucht weer als honing, vers fruit, en de suikerspin kietelende zoetigheid over de tong glijden.
Zijn hand streelt trillend de regenwolken geklonterd in mijn wimpers weg, het is al goed, de ogen zijn prima, ze zijn gewoon gelukkig, zo zag je me, hij slikt, niet vaak.
Wij wuiven nog van afstand, zenden kusjes de lucht door over werelden van afstand, happen naar lucht alsof zojuist in een aanraking de adem verloren was, maar zij, smaakt anders, wanneer hier je uitademen niet langer langs mijn gezicht ligt."

Thplc

"Soms is een moment genoeg.
Wij zitten, in een zo goed als leeg restaurant, ieder van ons zwijgend boven een vol bord.
De biefstuk zo goed als rauw.
Ik at niet, jij forceerde zo nu en dan een frietje, toch, geen van beide kan adem aan.
Wij praten, geen flauw idee waarover, het enigste dat ik zie, is de diep azuur blauw kolken ogen, de intense schittering van je zilveren gloed én mijn hart dat uitzinnig op het midden van de tafel te kloppen ligt.
Het is zó benauwd dat ik enkel nog het lawaai van bloed in mijn aders hoor ruisen.
Ik zit tegenover jou en besef, mijn lot wordt hier bezegeld. In de paringsdans van twee die eindelijk een mens vinden precies als zijzelf die hun unieke wezen gezamenlijk delen, als een bijna rituele verbazing, zitten zij enkel tegenover elkaar, zonder woord zeggende, glimlachend, starende, dat het zomaar zou kunnen dat je wel eens het zeldzame gevonden hebt.
Tijd en ruimte buigt. De plek kent geen natuurkunde, wetten of tijd. Zo onbeschrijfelijk als de diepte is, de trillingen, de muziek, zo óók de euforie van overgave, ongekend...
En zo smolten zij, even, samen. 
Soms is een moment genoeg. 
Maar is er géén genoeg van te krijgen.
En zo smolten zij, even, samen.
Jaren, voor jaren al jaren, eventjes én altijd nét 'n beetje meer...
Soms is een moment genoeg.
Te zien, voelen, weten, dat een leven lang samen van moment naar moment bewegen, met hem, met haar, het grootste genoegen is."

A-via

"Wij spelen schipper mag ik over varen ja of nee, en moet ik dan een cent betalen? Ja of nee.
Al was je gratis,
Al lag je langs de weg,
Al was je ontroerend goed,
Al lag je op de markt,
Waarde, is ook maar relatief,
En ook al gaf ik geen f's maar Fk's te veel,
Dan nog altijd, wordt de kwaliteit waarmee wij geven bepaald door degene die het ontvangt en heeft wat je krijgt toch nooit de manier met wat, laat staan de manier waarop, De Weg, gegeven wordt...
Pretentieus klinkt prima, woorden met p's als leeglopende ballonnen die nooit gevuld werden op de feesten die ongeviert bleven,
Zege, doet boete aan de God waar wij niet in geloven, vraagt haar of bekoren wellicht meer met toe of aan komen te maken heeft dan in De Lijn der Ver-wacht ligt,
Maar God, hij, zij, wij, antwoorden toch nooit direct, geloof is een-lijns verbinding, verbonden voelen aan en vertrouwen op ook zonder te zien,
Zag je het maar, dat beter, best, doen, niks te maken heeft met het smaakje van de dag, ijzig, het zou pokken weer moeten zijn, maar andere ziektes hebben mij getroffen, ik ben besmet mijn leven lang al met een te hoge circulatie van hoop in dit hart, soms loopt zij zo spaak, maar nooit te vast om mij in een overdosis te doen laten Ver lopen,
Er is geen uiterste houdbaarheidsdatum al wenste ik, onderaan, pak het vast, lang houdbaar is toch nooit direct verstreken wanneer het de dag bereikt, als wij haar daarvoor al niet volledig opgebruikt hebben om de maaltijden op smaak te brengen...
Dat ik hier vergeet wat ik schreef en bij jou constand vergeet wat ik nu eigenlijk wilde zeggen, dat ja nee is en nee ja en ja eigenlijk toch altijd net als misschien is en dat een ja is die hoopt op meer, dan doelloos zwemmen, ik trappel bij het zien, van het spraakwater in je ogen maar kan de kust niet bereiken, als jij geen anker bezit om bij te zetten.
Schipper mag ik over varen? Ja of nee?
En moet mijn hart het dan afrekenen? Ja of nee..."

Tuesday, August 7, 2018

"Le mal du paiement - Het Heden."

"Ik vind het eng. Verschrikkelijk eng. Angstaanjagender dan het grootste vooralsnog onverslagen monster onder mijn bed. Beangstigender dan de geur van elk lijk dat al jaren in mijn kast hangt en ik als de dood vermijd te openen...
Schrikbarend, is het niet? Hoe een mens kan wensen en willen en smeken en smaden en vereeren en vragen en hopen en halen, én toch, haar adem inhoudt wanneer het moment, hét moment geworden is.
De handen strelen trillend het veiligste plekje op de hele wereld, ik noem het thuishaven, de hemel boven de zevende, hét sterrenstelsel dat speciaal voor mij gemaakt is of mijn favoriete kussen, hij noemt het gewoon zijn borst, de vingers zijn aan het spelen in de ruimtes tussen de honderden moedervlekken, bij dat wat ík licht én hij het hart noemt...
"Ik lief je eindeloos..."
"Bijna..."
"Ik lief je altijd meer..."
"Bijna..."
"Tot de maan en terug is niet genoeg, tot in de duisternis en daardoorheen..."
"Geen woordjes of poezie deze keer, gewoon zeggen..."
"Ik..."
"Hmmmmhmm..."
"Ik..."
"Ik..."
"Van jij.."
"Ik geven triljoen om van jij zijn jij gewoon voor mij jij wereld wonderschoon..."
"Nee..."
"Ja welles..."
De woorden hingen toch altijd op de lippen, kwamen er bij elke God, ahmm, én míjn al met horten en stoten uit, ze zaten in iedere "laat je weten als je voetjes weer veilig op de grond staan" én "heb je wel een jas jas bij" of "dito" besloten...
In ieder kusje op je hand terwijl je op de rand van mijn bed een laatste zucht slaakt, in elke keer dat zij overeind springt en je schoenen en sokken goed neerzet omdat je hand vandaag een paar keer met vertrokken gezicht naar je rug gleed, in elke vergeten muffin uit de oven én met voorbedachte rade gekochte sixpack voor een gestorven proost.
Het derde jaar wordt ingeluid met stiltes over en weer, woorden die ongehoord beloofde te blijven maar toch beklijven aan het hart als 'n favoriete herinnering, droom zonder eind."

"Kissinger"

"De man stapt de ruimte binnen en domineerd haar met zijn ontwijkende antwoorden, iedere vraag wordt teruggekaatst, iedere smeekbeden gezien als aanval én ieder verzoek tot vrede wordt gezien als val.
Val maar dan. Doe het. Toe dan. Schiet maar dan. Haal hem over. Toe maar.
Zijn woorden vliegen de kamer door, schrammen rakelings langs het hart maar er zijn enkel beschadigde goederen hier, zwaargewonden, is vooralsnog een te groot woord voor de twee doorgewinterde oorlogs spelers die wij claimen te zijn.
Hij legt de hulsen op tafel, gooit de stoel in een rats naar achter en gaat erop zitten alsof hij naar de richel van de afgrond kijkt vol ontzag branden zijn ogen mij tot de grond op.
"Zeg het maar..."
Er klinkt een echo van een verdwaald kind, hij probeerd hem te stillen, sparteld van ongemak, de marteling vind plaats zonder handen, zonder woorden, geen hulpmiddelen komen hier aan te pas, maar een middeleeuwse taktiek is het zeker wel, onmogelijk. Ik hoor het hem eindeloos zeggen als een troostend mantra voor een te vermoeide landloper, onmogelijk het is onmogelijk, onmogelijk, onmogelijk ik zweer het je mijn kind.
Mijn man praat niet langer met mij, enkel tegen hemzelf in zichzelf. Het geeft niets. Zodra hij de wapens laat vallen, het moment waarop hij zuchtend en in tranen de lucht beticht van een goddeloze aarde, mijn Hemel toch, "ik weet".
Zij zit voor het raam, hij streelt de schouders, langs haar nek, omhoog naar haar wang... En zij tuurt dagen weg, wachtend, hopend, dwalend in gedachte.
De man trekt haar van de vensterbank af, zet haar neer op het aanrecht, schuift een kopje naar haar en knikt z'n kin in de lucht " thee, drink."
Hij stapt de kamer in regeerd direct over de gemeenschappelijke grond, is vastberaden, vergeet het verbond, ontwapenend als de blik is, smelt zijn ijskou als sneeuw voor de zon, in haar omdraaien van de afwas, "ik miste je," "nooit zo veel als ik," "nog meer."
Zij, wuifeld via de vlizo de zolder op, slaakt een zuchtje "ahmm" leidt het gesprek de overgave."

"Twee Kafka's in het park - 101"

"Een lachje, toe, voor mij..."
"Nee..."
"Kom op..."
"Nee..."
"Een foto, die glimlach, toe..."
"Neeee..."
"Vertel maar over iets..."
"Iets?"
"Waar je van houdt..."
"Ja, kijk daar komt ze..."
"Jij..."
"Ik?"
"Ja, jou."
"Dito."
"Ik dito je dubbel."
"Altijd eentje meer..."
"Als je glundert..."
"Ohhh..."
"Hmmhmmm.."
"Weet je wat ik het mooiste vind als we wandelen?"
"Nou, schat, vertel..."
"Ik kan er geen woorden voor maken... Maar..."
"Maar?"
"Kijk eens in de spiegel, dan zie je het misschien..."
"Jij."
"Nee, jij."
"Nee, jij."
"Nee, jij."
"Hou op, ik weet."
"Ik weet dat jij weet."
"Ik weet dat jij weet dat ik weet."
"Wij moeten hiermee ophouden."
"Ja, absoluut."
"Zeker."
"Ik weet."
*twee lachebekkies slenteren het parkje door*
"Hé weet je wat...?"
En zij lopen eindeloos door, en zij zijn nooit uitgepraat, en zij glimlachen elkaar tegenmoed, in elk voor- en tegenspoed, begroeten elkaar alsof zij eeuwen miste, zonder ooit de ander te verlaten, al is het maar in gedachte, hij zit er constant in."

Wednesday, August 1, 2018

The Otherist

"Simpel, alsof het de essentie is van het meest romantische wezen dat ik ken,
Het beeld, twee grijze, gerimpelde gezichten, samen op een bankje buiten, ik de regionale helft, jij politiek, voetbal en de financiële rats, de kopjes koffie daar tussenin, gewoon 'n ochtend.
Simpel, alsof het vanzelfsprekend is, maar wij weten zeker, dat onze voorgangers haar weinig tot nooit in de mond namen, laat staan het woord tot daad brachten, moeilijk dan dus toch...
Maar de simpele manier van ingewikkeld, als het met jou is, dat weet ik zeker, want ik rol ons graag tussen de dekens tot een onlosmakelijk kleverige plakkende burrito, samen knus op of om elkaar geklauterd nog wat aan het nakeuvelen over de dag terwijl de vingers door de haren heen glijden en ons katachtigen doen glimlachen, zie je...
Toch weer simpel, zo lang je mijn huisdier bent en ik de jouwe een kwartiertje per dag, zullen de ogen altijd groter worden, hoe klein of onrelevant het ook schijnt.
Té simpel, omdat het naar verwachting zo moeilijk zou moeten zijn, maar wees eerlijk, hoe simpel waren achteraf, de moeilijkste keuzes die wij ooit moesten maken, samen? 
Bij elkaar, is het zo simpel, ik wil je gewoon gelukkig zien, én dito, alsof geluk in je rare hoedjes en de kinderlijke ondeugd zit, alsof geluk gelijk staat aan de klank van je smackjes en je brommen tijdens het dromen, alsof gelukkig zijn, meer te maken heeft met het zien van haar in de hoeveelheid, jij druiloor dat je bent ik lief je zo, gezegd wordt, of in de altijd exceptioneel toenemende schattigheidjes verborgen zit, vijf minuutjes extra knuffelen, één klein kusje, én die ene driedubbele we hadden al afscheid genomen maar ik wilde alleen nog zeggen dat, ditjes. 
Simpel, zoals het ontstond, vanzelf, simpeler, zoals het in leven bleef, twee handen die de ander liever strelen en troosten, liever open staan en friemelen dan wijzen naar, behalve als het gaat over waar wij trots op zijn, beminnen, eindeloos door geraakt worden in het diepste van het hart.
Zo simpel, dat het bijna té gemakkelijk lijkt, maar gelukkig, simpelweg óók vanzelf blijft."