Thursday, December 28, 2017

"Me all day everyday."

"Simpel, met de flyer van de chinees en griek onderin de besteklade voor als het mijn beurt was en ik uit je recepten was of soep geen optie bleek,
Handig voor je handen laat mij dat frut gedoe maar doen zodat ik ondertussen kan staren als jij je serie kijkt, dat feministische in het huishouden heb ik nooit gesnapt, doe mij er een die zijn bier recht op tafel zet en graag boert, ik hou van competitie, zeker als we in een teug leegdrinken versla ik je,
Ik wil de man die de sinaasappelsap opmaakt en het vergeet te zeggen zodat ik hoofdschuddend en oogrollend het reserve pak van het schap af kan pakken en dat goed voorbereid voldoeningsmoment kan hebben,
Iemand die me tijdens het ontbijt verteld wat er nu dan echt gebeurde in de laatste tien minuten van de aflevering toen ik al lang sliep, ik kan toch niet wakker blijven als je mijn hoofd kroelt,
Dat ik het gras mag maaien en een te Vaderdagachtig cadeautje krijg op Moederdag omdat ik nu eenmaal meer van die klusjes hou dan dat wijvengedoe,
Iemand die zegt och je bent niet gek aan het worden maar misschien wel ongesteld als ik een kwartier na de pagereclame nog aan het janken ben over hoe zacht die puppy is,
Iemand die ik uren mag bekijken om te ontdekken hoe snel mensen nu echt veranderen alleen om te besluiten dat ik je meer wil zien,
Iemand die op zondagen die me te lui zijn eindeloos de bank drie keer meer verzet omdat ik benieuwd ben hoe het zou zijn als, on het toch altijd op dezelfde plek terug te zetten, je smaak was altijd al beter dan de mijne qua inrichting, maar ik plof graag op haar neer denkende dat het mijn idee was, ook als wij het heel goed beter weten,
Iemand die mij alle lampen laat uitdoen en deuren sluiten omdat ik me dan de man van het huis voel als is het maar voor drie minuten, zodat de ogen daarna in bed twaalf keer van rol kunnen wisselen tot het zuchtje de slaap aankondigt en ik opgesloten in je armen gelukzalig glimlach naar de morgen die op de grond loert, kom me maar halen jij, ik zie je altijd graag morgen. "

Tuesday, December 26, 2017

Het Gelukkige Eiland - Prt. 2

De tijd staat er stil,
Alsof de dagen gedroomd worden spenderen wij hen,
Aan dat wat toch zeker het belangrijkste van de wereld moet zijn,
Ik zweer het, Ik zweer het,
Uren worden gedragen door het ritme van de golven,
Toch zo nu en dan lijkt zij op een rots kapot te slaan,
Zo verliest hij een deel van zijn muren,
Wij hoefde ons niet te beschermen hier,
Wij hadden elkaar altijd toch,
Zeg me liefste, dat wij iedere schipbreuk overleven,
Gestrand zullen wij van de brokstukken ook op dit eiland toch,
Ook hier overnieuw een huis kunnen bouwen,
En als de hangmatten verloren zijn,
Ik niet langer bij het fruit kan rijken,
Hang je hoofd te rusten op mijn schouder,
Til me op zodat wij de laatste appel ook hier,
Kunnen delen als het wonder dat haar schenken is,
De lucht leek zo gezet als je ogen,
Een eindeloze zonsondergang die eindeloos gestart word door een enkele oogluikende knippering,
Toch nu, lijken haar kleuren zo veranderlijk als een waterverf portret in de maak,
Lila, als wij dan toch nog tijden in twijfel zullen verkeren,
Opdat het hart nooit zeker weet, wat het kiezen moet,
Laat de wolken dan als een lichte lila stroom zijn,
Grijs is te hard voor de dagen die gevuld zouden moeten zijn met vieringen,
Ik zei hem niet te hechten,
Maar vind mij constant pratend tegen mezelf, ons nu,
Ik kan het niet laten zacht te fluisteren tegen het geklop,
Alles komt goed, rustig maar jij druktemaker, alles komt goed,
Een eindeloze aaneengesloten streling van bed tot bad en terug naar de lakens,
Ik ben bij je, ik zal je niet vergeten,
Ik zal het beter gaan doen, ik beloof het je, het spijt me zo,
Tranen wegglimlachend verschuift het hart van de plek waar zij hoorde in de kas,
Naar daar waar het andere slaat,
Ik lees al onze verhalen voor, een voor een als de hoofdstukken van een geschiedenisboek,
Vertel over de sterren, Sirius en de trouwe hond, vertel over hoe twee soms onzichtbaar zijn,
Lijken op het licht van een, maar zo verbonden met elkaar zijn, dat het draaien om de golven van licht immer zo sterk maakt,
Ze staat voor nieuw leven, wist je dat, het water dat groeien doet, het einde van de droogte, als je het gelooft ten minste,
Ik weet het ook niet, besluit ik de wrijving toe,
Maar ik zal kijken, ik zal altijd kijken,
En als ik snachts niet slapen kan omdat er plekken zijn waar ik je niet weghalen kan,
Dan zal ik naar ze fluisteren, verhalen vertellen over de beloftes die ik je graag gemaakt het,
Het zand kriebelt mijn tenen laat de branding zo nu en dan toe om het wankele te tonen,
Ik weet het toch, dat wij nooit stevig staan tussen schip en wal,
De haven, hadden wij de haven maar gehaald,
Had ik je maar de garantie van een gelaten anker kunnen geven,
En het spijt me, het spijt me zo,
Dat ik je laten horen van voor fantoompijn aanzag,
Het spijt me meer, het spijt me altijd meer.

X

"En dit jaar, had ik verwacht, dat zelfbehoud de stilte van feestdagen die wij vieren in werelden die niet tot de onze gedoopt zijn, haar in ere zou laten, het zwijgende verbond van altijd stiekem toch gemist,
Dat berichten uitblijven, voorheen bleef daardoor de glimlach op mijn gezicht, dat jij het goed hebt waar je bent, ook als jouw hoofd zich zo ver van mijn schouders doet rusten,
Wij zijn bezorgder geworden, als nooit daarvoor, lieg ik, zij is opgespaard tot alles overspoelende zorg, maar wat als ik had, zou ik niet, misschien kon ik, en wat als ik je beschermen had kunnen, van het verdriet? 
Afleiding fluisteren wij elkaar toe, precies dat is wat de bedoeling was, maar ontsnappen in geeft geen garanties op het ontsnappen aan van het gevoel dat onvoorziene consequenties de wonderwereld oplegt,
Het spijt me, dat ik niet ouder ben, zodat ik wijzer hadden kunnen staan in iedere vorm van besluit en wanneer je me zou vragen wat wil je eten, doe maar wat of jij weet wat ik lekker vind voor mij als vanzelfspreken geen toereikend antwoord was geweest. Dat ik wijs genoeg was, iedere vraag zelf te beantwoorden, in plaats van je meer vragen te stellen, dat ik te oud was om te twijfelen aan mijn eigen besluiten,
Dat ik weet niet wat ik moet zeggen, het verliezen van woorden, nog altijd stelt dat ik schrijven zal, ongeacht welke zin ik in de mond zal nemen, dat wij toch altijd samen lopen, opdat struikelen over woorden te jong en onbezonnen zou zijn voor een onuitgesproken verbond,
En dat ik toch altijd eerst jouw naam uitkraam voordat ik op die van God beroep doe."

Tuesday, December 19, 2017

Zwitser-land

"Of ik het hebt gemist?"
" Altijd."
"Nee, of ik jouw jou heb gemist."
"Ik mis je altijd meer dan je denkt, en ik mis je mijn lief, mijn grootste leugen.'
"Ik wou dat ik je kon missen als een echte vrouw, wakker liggend in haar bed tot wanneer jij dan eindelijk de voordeur dichtdoet en ik gerust in slaap kan vallen, ik zou geen oog meer dicht doen,
Ik wou dat ik je mocht missen als een echt meisje, jaloers zijn op de tijd omdat zij je constand van mij ontneemt, stapvoetend en jammerig mijmerend over dat het niet eerlijk i-iius de tarterende afstand kapot scheldend op geloof, was het maar zo simpel,
Ik wou dat ik je kon missen alsof jij een dode was, tranen gelaten mochten worden en vrienden met een bergripvolle 'kom maar hier meisje' dat ik mocht herinneren en missen zo veel en lang als ik wilde, enkel omdat dat, nog het enige is,
Ik wou dat ik je mocht missen alsof je mijn bezit bent,
Nog voor je de deur uitgaat slikkende over hoe zoet een ochtend met je smaakt en des te bitter de nasmaak van vertrek, ik wou dat ik je mocht missen alsof ik geen besef heb van hoe veel gemist kan worden wanneer de tijd aan deze kant staat, wanneer iedere grens gepasseerd is en mijn manschappen niet meer aan wacht zitten, wanneer de weg ons voorging naar het buitenland,
Ik wou dat je niet genoeg mocht missen, zodat ik miste je, nooit meer ik mis je wordt, en toch als ik haar niet opper, ik mis je, ik mis je altijd meer dan het meest, ik heb toch altijd heimwee naar je hartslag en de armen om me heen."
"Of ik het ooit mis?"
"Hem met heel mijn hart."

Saturday, December 16, 2017

X

"Omdat geen van hen het risico van slagen ooit waard was en falen met jou, de enigste uitzondering op de regel is, als ik maar een kans mag wagen dan nog, liever verlies ik je duizend maal, dan dat ik hem, de geest volg voor het gemak van makkelijk door een deur kunnen, 
Omdat geen van hen mij kon laten zingen over wat toch niet bestond, en jij, bent die enigste uitzondering,
En het leven mag je me geven, ontnemen, breken of delen, ik kan mij nog herinneren de dag, dat ik mijn vader voor één keer huilen zag, de man had zijn eigen hart ontnomen, tot mij moeder zwoer nooit meer in die andere kant van het verhaal te geloven, wij vrouwen kunnen het ons niet permitteren, toestaan, 
Ik verloor de waakhond van mijn veiligheid aan de man die moest waken over of hij in zijn slaap niet haar naam zou mompelen, ik verloor mijn moeder aan onrecht en mijn vader aan de terechtstelling, 
En dat ik nooit over het schrijven zou ik zweer je, seks, er is genoeg over haar en al het andere te schrijven, het hoeft niet in de buurt te komen van, 
Maar jij, ik kan je geen woorden schrijven zonder haar onbewust in mijn mond te nemen, het spijt me, dat ik je niet geloofde op je ogen, zie enkel de grond, de plek waar het vallen zal, ik durf er geen een aan te kijken, en toch jij, bent de enige uitzondering,
En als jij vertrekt met het hart dat ik nooit af zou geven onder je arm, het spijt me niets, ga dan, ik daag je uit, hou haar alsof het de jouwe altijd al was, 
Het maakt niets, dat je er was, wanneer je er bent, ongekend, en toch, jij bent de enige uitzondering."

Friday, December 15, 2017

"l'année des yeux doublée".

"Wat wij erover gesproken hebben, in bed onder het warme deken van jouw ademhaling in mijn nek,
Of tijdens de zeldzame tegenover elkaar zittende minuten die mijn vingers gemakkelijk kunnen tellen als de rode en de bruine moedervlekken ieder aan een kant,
Soms wanneer je hand langzaam en licht over de aaneenlijning van mijn wervels haar onuitgesproken woorden reeg, 
Het spijt me, meer,
Het spijt me, meest,
Dat er straks een tijd luiden zal,
Waarop het niet rinkelen of gemis aan trillingen van je broekzak, ik zal zijn,
Dat je hoofd zich voorzichtig naar rechts buigt wanneer je links op rij 5 aan de raamkant van de bus gaat zitten, maar niemand je door het raam gedag zegt,
Hoe je wenkbrauwen niet langer bekeken zullen worden met alle liefde die mijn hart kan houden wanneer zij het oneens zijn met elkaar vandaag, maar jij niet toegeven zal tot de dag erna, of verwijderd van de ogen, maar ik weet toch mijn man, ik weet,
Dat je hand soms trillen zal of de duimen als uitgangspunt voor uiten neemt en weinig van de oren die overblijven, daarin jouw prachtige componist in wording zien laat staan het gebroken muziekstuk kunnen horen voor het koninklijk meesterwerk in wording dat hij is,
En het spijt me,
Het spijt me, meer, meer dan meest,
Dat ik tijd verloor naar mijzelf te kijken in je ogen, dat ik tijd verloor in het vergeten te vertellen van,
Dat ik tijd verloor waarin ik je had kunnen leren, over het mijn, 
Het mijn, in mijn man."

Tuesday, December 12, 2017

"Sólo cuando el amor, la falta de un ser querido, reconoce. - Prt. ||."

"Het was koud, 
Heel koud, 
Te koud,
Fietsen voelde als kruipen naar het onbereikbare,
Toch, de noodzaak te zijn waar het zelf is,
Zij is op, heeft de aanvulling nodig,
En als zij breekt gedurende het onbegaanbare pad, 
Dan zal ik haar laten, voor wat zij is, was, 
Vallen zal en vallen zul je,
Het was warm,
Heel warm,
Te warm,
Handen voelde als verkoold van het stromende,
Toch, drinken wij met twee tegelijk,
Zij is vermoeid, als slaapwandelend zoekt zij,
En als er geen nooduitgang is,
Dan zal ik het laten, voor wat het is, was,
Neer kan en gaan moet het,
Het was stil,
Heel stil,
Te stil,
Wind klonk als schemer voor het licht,
Toch, luisteren wij naar onuitgesproken woorden,
Zij is triest, als een kind wiens vlieger haar uit de vingers glipt,
En als alles ons uiteindelijk verlaat,
Dan zal ik het laten, voor wat het is, ver,
Weg."

Monday, December 11, 2017

X

"De ramen, de ramen lijken oud te zijn geworden, als je ogen, glazig starend in het niets, naar daar wij zij op berusten,
Zo nu en dan sluimerd de wind langs haar af, zachtjes beweegt het kant met de meest geraffineerde zuchtjes mee, elegant als zij altijd was, de kieren dichten wij met handdoeken maar het mag niet baten, de kou komt altijd terug,
Ik weet dat ik hoopte op sneeuw, maar liefste, de lente, ik vergeet altijd de stille streling van het zachte, de vingertop alleen langzaam langs de wervels af, waar geen haast is de nood aan kippenvel niet langer leeft, en zij toch zo nu en dan haar gemis aan dichtvallende ogen in je warme handen toont,
De eerste vlokken houden stand, de grond wordt sluimerend wit, huiverend staart zij door de glasgordijnen heen, het is zo ver, het is tijd, morgen mag ik naar buiten,
Zij kijkt glimlachend over haar schouder, verteld in het honderduit, het litteken jeukte, ik zei je toch het gaat vriezen en de sneeuw zal komen,
Gelijk aan de tijd vallen zij een voor een neer, raken elkaar aan of verliezen hem, haar uit het oog, maar toch altijd zonder twijfel, nog levend in een geheel,
Het groene verdwijnt door sneeuw voor de zon, zij kleurd grauwig wit, als wanneer ik bezorgd ben over je dag, dat streepje onder je ogen dan, een riemeltje van je jukbeenderen dat zich toont, alles komt goed, het komt altijd goed, 
Zijn hand trilt op zijn been, hij zit vrouwelijk probeerd het te verstoppen in de nauwsluitendheid tussen zijn benen, ik pak de hand, door de kou en het leven geschaard, kus haar iedere millimeter, ik vlei mijn wang langs zijn grillen af, huiver maar niet mijn hand, en als jij bang bent, dan zeg ik niets, ik neem je mee naar dromenland, stil maar mijn hand, ik hou je toch altijd, vast."

"Pompilous."

"Een vinger, een vinger, ik smeek je, wacht tot ik aan je voeten val en je met iedere leugen de wereld die ik niet bezit biedt, voor een enkele aanraking, als de alsjeblieft de kop op steekt, dan, is zij niet meer eigenwijs, maar gewillig als nooit daarvoor, hoe verder het jouwe van het mijne is, hoe harder zij voor je klopt,
De filmpjes zijn niet genoeg, ik kan mijn ogen nooit lang genoeg open houden, de stem, de stem vooral als ik die hem niet herken, je volledig herkennen in het moment, het kunnen begrijpen nog voor je wisseld van, welk ritme je gaat aanhouden hierna, het brengt me tot aan de hoogte van punten die nooit gemaakt zijn in al mijn zinnen zetten op, ik wil je, weer, ik wil je alleen maar meer, 
Doe het dan, toe, laat me huiverig zijn voor de pauzes, bang zijn weer op adem te komen wanneer jij haar net in zijn volledigheid met een stoot ontneemt, toe, toe, toe, laat me vallen tot de knieën, als in wanhoop het spel veranderen, de regels moeten anders, hij speelt niet genoeg met zijn prooi, toe, toe, toe doen, ik wil opgegeten worden, opgevreten worden met huid en haar door je magische, het genot, sijpelt langzaam over de tong, mondt uit tot gulzige slokken van verdrinken in."

Thursday, December 7, 2017

X

"De morgenster is al decennia verdwenen,
Wij bidden tot een god waar wij niet in geloven,
Het belet de hoop tot mens over zondaar veroordeeld te worden niet,
Mag mijn beul, de smeekbede horen, de knoop zo vervaardigen dat het als de flits is,
Ik kan me haar nog herinneren, van vorige levens, dwalend door de stad, de ruïnes observerend, een van hen, op zijn minst, moet toch een schuilkelder voor een kind hebben?
De man oppert dat dit het laatste was, ik hoor hem spreken over de hoop die verloren is, hij reikt uit naar zelfdoding, blijf haar forceren maar slaagt er nooit in troost te vinden, wist het maar, zijn lijf, dat hij al eeuwen geleden stierf,
Eenmaal stond ik met mijn oren gekluisterd tegen het sleutelgat, zelden heerste hier stilte, zij discusseren over wie er eerst de dood in gejaagd moet worden, zij of het kind, het maakt ze niets, eigenhandig dwingen zijn mij met de vinger de veren een voor een uit mijn vleugels te trekken, 
Hoeveel bloed moet er nog vergoten worden?
Kruipend zoekt zij naar een kelder, zo lang het maar donker is, zo lang zij mij maar niet kunnen zien, ik zal de storm overleven, het duister kan mijn licht niet kapot schijnen,
De vrouw weent in de verte over het verlies van haar kind, schreeuwd moord en brand maar lijdt er zelf niet onder,
De brandstapel is gereed,
De katten die ik kende, dachten altijd in het nauwe gedreven te zijn, rare sprongen ik zweer je, de krassen op het hart,
Toch klopt zij aan iedere deur van huizen met een dubbel slot,
Wanhopig vraagt zij iedere kier, is dit de weg naar mijn hart?
Meneer, deurwaarder zeg me dan, waar is het huis van de architect?
Zijn handen, ik heb zijn handen nodig, mijn balken moet harder, ik smeek je laat me in, het storten, breekt de kamers van mijn hart tot onbewoonde spookstad, leer mijn vingers, ik doe alles, als zij maar leren aan te raken wat er nu werkelijk thuis aan is."

Saturday, December 2, 2017

Ciniformax

"En zij vertelde me vaak, over de rode draad van Griekse mythes,
Uren hing ik aan haar lippen, mijn iedere donderdag avond gevuld met één after eight chocolaatje, thee in overvloed en haar stem gecomplimenteerd door de gaskachel,
Het was pas jaren na haar overlijden, dat ik begreep waar ze over sprak, hem, haar jou.
Nog altijd, geloof ik niet in liefde op het eerste gezicht, maar de ogen, ik herkende ze, zeker hadden zij mij levens lang een warm toevluchtsoord in een koude wereld verschaft, dat moet wel, want op slag, van kou naar warmte, krijg ik altijd kippenvel, als bij de eerste keer dat ik je zag, in een enkele oogopslag, mijn hart een zuchtje maakte,
Mijn vriendinnen, vertellen over de zenuwen, de knikken de knieën en brok in de keel, ik moet toegeven dat ik een tijdje niet kon eten, van honger naar je, maar altijd was zij kalm, het hart, alsof zij zelfs in sceptisch zijn over nog steeds kon vertrouwen op het herkennen van verwantschap,
Ik ken je nog niet, hier, maar het maakt niet uit, want ook als ik je niet zocht, en jij jaren aftastte op zoek naar de ziel, ik vond je zo veel langer, dan de langste nacht duren kan,
En misschien dat als de ziel er klaar voor is, wij niet de tweedeling vinden maar de vertrouweling, misschien dat als de ziel er klaar voor is de rode draad de laatste van het onvoorwaardelijke valnet vormt, als een plek, een thuis waar men onvoorwaardelijk voor het eigenste vallen mag."

"Unstuffed."

"Het is niet zo, dus het maakt niks uit toch, ik hoor zijn stem zo veel verder dan aan de andere kant van de lijn, wij zijn werelden apart,
Het laatste uur, het iedere laatste uur dat aanbrak, 
Al was het die van een seizoen, het onweer is niet gekeerd, de jaarkalender is nog steeds niet verhangen, het telt even goed, zij wisten evenmin als ik of het wel of niet geluid was,
De oorverdovende stilte luid het aanbreken van de grootste nachtmerrie in werkelijkheid, 
De tweede keer op de eerste plek, wij eten meer nu, lachen als kinderen en praten als volwassenen,
Een sigaret delen, " ben je jaloers? Kun je afwijzing aan?"
Liefste, ik was toch niet meer hier als ik compassie tot in extreme lengtes niet boven mijn hoofd had kunnen dragen als beschermengel van het kinderhart,
Er was er zo weinig van, dat ik niet langer geloofde dat het echt bestaat nog altijd soms, zie ik haar als concept, tot jij zelfs mijn verbazing verbluft met hoe ver trouw, het vertrouwen op kan gaan,
Ondanks mijn handen gekluisterd aan het maar het kan niet, ik had het eerder moeten zien, het is onmogelijk,
Je breekt alle regels, zelfs de overtuigingen waar ik je nooit op inliet, je loopt ze omver,
Maar nu ben je oké genoeg, om weer terug te komen, je hebt goede vrienden toch, zij kunnen je handje wel vasthouden, het hoeft toch ook niet meer te zijn dan een uurtje per keer,
Maar deze keer is mijn uur aangebroken, het eerste dat niet om vergiffenis draait, het mijne start waar jij voor het laatste slaat, en dat is het enige wat wel op hen sloeg."

Tuesday, November 28, 2017

"Het gelukkige eiland."

"Het ontwaken duurt er uren,
Ontwapenend is zij bijna, de sluimerende tonen van de natuur die langzaam weer tot het dagelijkse van het leven sluipt,
De nachten, zij duren er eeuwen, als de geeuw van een pasgeborene uitgestrekt in een voldane zucht veranderd, zo vallen zij daar in slaap, zachtjes de warmte verdelend over hem en haar,
Daar waar enkel het hart regeerd alsof zij altijd al de volmacht over besluitvorming had, zij staat fier aan het roer, is aanwezig op iedere bergtop en laat haar echo klinken in ieder dal,
De bomen zijn zo hoog, zij proosten met hun zoetsappige fruit op de vriendschap, laten vallen wat zij in overvloed hebben om ons te voeden, zijn de beschutting in ieder briesje dat een storm zou kunnen doen verraden, én tegen de zon die ons kan doen verbranden in het verlangen, toch te verdrinken in de oceaan,
Wij hoeven niet te bewegen, liggen dagen aaneengesloten in de hangmatten die kilometers lang uitgestrekt zijn, we plagen de voeten met plakkend strandzand en wassen elkaar daarna in de warmwaterbronnen, er hoeft niet gedeeld te worden, maar als vanzelfsprekend is het gelukkige eiland, een toevluchtsoord voor ieder die zichzelf als schipbreukeling aan onze diepe gronden gestand vind,
De regen spoelt onze zorgen weg en doet haar stromen in het water, dat er altijd beweging mag blijven in het vaststaande,
Ik trouw je op iedere nieuwe plek die wij vinden, elke keer een extra belofte, het geloof is grootser dan twee aaneengesloten glimlachen,
Ik ga enkel ver van je, om je voor het idee overnieuw te mogen missen, het gelukkige eiland jubelt, opdat ook zonder brand, sommig vuur nooit te doven is, en wij, wij dansen om haar heen, smeren elkaar in met de as en vallen iedere dag overnieuw voor de steeds ouder geworden jeugd in de ogen van hem die naast ons staat, "ik beloof je iedere dag naar je te kijken alsof je een vreemde bent, alsof ik je al levens ken én alsof je mijn bloed bent, ik beloof je iedere dag overnieuw te zien in de herinnering van liefde, ongeacht."


X-Y

"En als er oorlog is, zal ik je gewonden verzorgen, je bondgenoten bij de hand houden, je snachts in slaap fluisteren richting de vrede als jij nog op het slagveld staat,
.
En als de winter je slaat, de vrieskou niet uit je hart wil vertrekken, je botten zich opgeven van vermoeidheid, als jij niet meer weet hoe je op moet staan, huil mijn kind, laat haar stromen mijn man, ik zal je uit bed tillen en in bad zetten, 
Een eindeloze voorraad aan thee, warme chocomel en soep inslaan, ik zal onmenselijk buigen om je paraplu te kunnen zijn, wij zullen je beschermen tegen de storm, je zal weer opgewarmd worden, je hart zal ontdooien en jouw handen, zullen weer de ongekende warme uitstrekking van je liefde worden,
.
En als je in tien dagen, tien jaar ouder wordt, je haar sneller valt dan de bladeren van de bomen, de strepen van machteloosheid op je voorhoofd bijna als vaststaan lijken te zijn getekend, ik beloof je, jij zult weer jong zijn, wij zullen te vaak stiekem om half vier iets lekkers nemen, om de glinstering in je ogen te laten oplichten, 
Ik zal je plagen zodat jij me meer plaagt, ik geef me toch altijd gewonnen voor jouw ondeugende jongens blik, jij zal weer helen mijn man, jij zult weer lachen, als moet ik je laten sterven aan de kieteldood ik zweer, ik geef niet op tot ik de rechte lijn een schuin getrokken lip heb zien worden, je signature glimlach,
.
En als het lijkt of alles voor niets is geweest, ik smeek je ontwijk mijn ogen nooit, opdat zij tegen jou niet kunnen liegen, 
Als mijn armen te kort zijn, mijn benen te verkramd, als mijn hart te snel slaat en mijn mond te veel praat, als mijn lippen te gulzig zijn en mijn handen te vunzig, als ik te veel ben in te korte tijd, 
Als ik een pakket was wat geopend had moeten worden met een waarschuwing in plaats van een handleiding, dan zeg me, dat de schuld op het mijne ligt, de passen terug uit gezet moeten worden en mijn handen de vingers die niet de mijne waren los moeten laten, en ik zal je dankbaar verliezen, opdat ik je gekend heb, aan levens, en voor levens te over lang." .

"Op heel de wereld is er..."

"Ik hou ervan als je me aan hem doet denken,
Vooral in die split seconde dat je kind bedenkt, dat het iets lekkers kan nemen als het wil, en mag gaan beslissen wat dan,
Ik zie de ogen turen over alle opties in de ruimte, een glinsterende glimlach van het sluimerende geluk van de zoete inval over enkele seconden,
Maar meer nog dan dat, hoe je kijkt wanneer je me over mijzelf verteld, hoe je praat wanneer ik je duidelijk iets mis heb gedaan maar er zelf niet altijd achter kan komen, 
hoe graag jij altijd dat doet terwijl ik het zo leuk vind als dat ook wel eens dit mag zijn, tenzij jij dit ook prima vind, want stiekem hou van je datjes, 
Hoe uitstappen altijd raar is, wel groeten aan je moeder of niet, gaat hij stoppen bij hem thuis of bij ons, houdt deze candlelight stem van een b-radiozender ooit nog op met praten? 
Wij zwijgen toch wel. 
Precies als het instappen in de jouwe, ik ben altijd even ongewennig, zelfs als ik zo probeer van niet, is en blijft het toch altijd, hoor dit wel zo te zitten, ik hoop niet dat ik en nadenken wanneer je uitstapt en zegt dat ik kan opzetten wat ik wil, welke knop nu eigenlijk voor het opzetten is,
En zoals hem, doe jij precies hetzelfde, klieren of muziek harder zetten tot ik een van de twee niet meer kan hebben in mijn nog stilgeslagen hoofd,
Maar het aller aller meeste, mag ik hoe je net als hem, de deur dicht maakt, hij en ik, wij hadden ons vaste uitzwaai ritueel, drie keer, altijd drie keer minimaal, vier als het kan, en vijf voor de slappe lach,
Stiekem, m'n lief, is het niet eens de deur maar het hele hoe je afscheid neemt,
Al haat ik het, ik hou ervan."

Friday, November 24, 2017

"Y por fin te encontrè."

"De regen drupt van de hemel af als suikerdikke honing,
Zoete stilmaker van mijn huiverige kindertong,
Tot iedere keer dat de winter doch mijn deur sluit,
Ik bedenk, maar ik had je nog willen zeggen dat, als je nog vijf minuten had dan,
Wij liegen, liever nog dan tegen de rest, graag tegen elkaar en het liever dan liefste, tegen onszelf,
Je draait je graag om, ligt er al voor klaar, ik kijk naar de strepen op je rug, jij hebt hier zo lang gelegen dat het mijn in jouw een afdruk heeft achtergelaten,
De glimlach van gemis aan herinneringen waarbij wij rimpels in bad krijgen van te lang, eten moeten bestellen omdat de soep verkeerd getrokken heeft gisteren nacht, ons verslapen en elkaars sok aantrekken terwijl we achter alle kleintjes en details aanrennen, we hadden een paar glazen te veel op en een vrij weekeind dat stiekem toch altijd vokgepland met familie en hier en daar bezoekjes zit, waar de muur ondertussen verroeste spijkers telt, oh wat zou het prachtig zijn als er een haakje zomaar breekt, gewoon omdat er zo veel tijd verstreken is,
Waar ik vergeet hoe bijzonder jij je sokken aan en uit trekt, tot jij het met een vinger in je mond ondeugend doet, en ik mij weer herinner hoe schaars overdaad aan het goede is,
Waar we eindelijk geleerd hebben elkaar niet meer te "wat-en?" als de ander ons gewoon bekijkt omdat het kan, omdat het geleerd kan worden, terug te kijken, te glimlachen, en te zeggen "jij ook, bijzonder mooiheid."
Waar "je moet gaan he?", " heb je de wekker gezet?" en "nog vijf minuutjes en dan," een geheel nieuwe betekenis heeft, maar nog altijd even dicht tegen bezorgdheid en missen aan leeft,
Waar ik ben in gedachte bij je, ik hou je vast is, ik denk aan je, ik sta achter je, val maar wordt, waar "ik wou dat ik...", "lief, kom eens hier, als wij nu eens..." wordt, 
Waar ik en jij een grijs gekleurd glimlachend wij wordt,
Gewoon waar jij het jouwe bent,
Ik het mijne, en wij, dan altijd nog, de iedere ons in het onze is."