Het Gelukkige Eiland - Prt. 2
De tijd staat er stil,
Alsof de dagen gedroomd worden spenderen wij hen,
Aan dat wat toch zeker het belangrijkste van de wereld moet zijn,
Ik zweer het, Ik zweer het,
Uren worden gedragen door het ritme van de golven,
Toch zo nu en dan lijkt zij op een rots kapot te slaan,
Zo verliest hij een deel van zijn muren,
Wij hoefde ons niet te beschermen hier,
Wij hadden elkaar altijd toch,
Zeg me liefste, dat wij iedere schipbreuk overleven,
Gestrand zullen wij van de brokstukken ook op dit eiland toch,
Ook hier overnieuw een huis kunnen bouwen,
En als de hangmatten verloren zijn,
Ik niet langer bij het fruit kan rijken,
Hang je hoofd te rusten op mijn schouder,
Til me op zodat wij de laatste appel ook hier,
Kunnen delen als het wonder dat haar schenken is,
De lucht leek zo gezet als je ogen,
Een eindeloze zonsondergang die eindeloos gestart word door een enkele oogluikende knippering,
Toch nu, lijken haar kleuren zo veranderlijk als een waterverf portret in de maak,
Lila, als wij dan toch nog tijden in twijfel zullen verkeren,
Opdat het hart nooit zeker weet, wat het kiezen moet,
Laat de wolken dan als een lichte lila stroom zijn,
Grijs is te hard voor de dagen die gevuld zouden moeten zijn met vieringen,
Ik zei hem niet te hechten,
Maar vind mij constant pratend tegen mezelf, ons nu,
Ik kan het niet laten zacht te fluisteren tegen het geklop,
Alles komt goed, rustig maar jij druktemaker, alles komt goed,
Een eindeloze aaneengesloten streling van bed tot bad en terug naar de lakens,
Ik ben bij je, ik zal je niet vergeten,
Ik zal het beter gaan doen, ik beloof het je, het spijt me zo,
Tranen wegglimlachend verschuift het hart van de plek waar zij hoorde in de kas,
Naar daar waar het andere slaat,
Ik lees al onze verhalen voor, een voor een als de hoofdstukken van een geschiedenisboek,
Vertel over de sterren, Sirius en de trouwe hond, vertel over hoe twee soms onzichtbaar zijn,
Lijken op het licht van een, maar zo verbonden met elkaar zijn, dat het draaien om de golven van licht immer zo sterk maakt,
Ze staat voor nieuw leven, wist je dat, het water dat groeien doet, het einde van de droogte, als je het gelooft ten minste,
Ik weet het ook niet, besluit ik de wrijving toe,
Maar ik zal kijken, ik zal altijd kijken,
En als ik snachts niet slapen kan omdat er plekken zijn waar ik je niet weghalen kan,
Dan zal ik naar ze fluisteren, verhalen vertellen over de beloftes die ik je graag gemaakt het,
Het zand kriebelt mijn tenen laat de branding zo nu en dan toe om het wankele te tonen,
Ik weet het toch, dat wij nooit stevig staan tussen schip en wal,
De haven, hadden wij de haven maar gehaald,
Had ik je maar de garantie van een gelaten anker kunnen geven,
En het spijt me, het spijt me zo,
Dat ik je laten horen van voor fantoompijn aanzag,
Het spijt me meer, het spijt me altijd meer.
Alsof de dagen gedroomd worden spenderen wij hen,
Aan dat wat toch zeker het belangrijkste van de wereld moet zijn,
Ik zweer het, Ik zweer het,
Uren worden gedragen door het ritme van de golven,
Toch zo nu en dan lijkt zij op een rots kapot te slaan,
Zo verliest hij een deel van zijn muren,
Wij hoefde ons niet te beschermen hier,
Wij hadden elkaar altijd toch,
Zeg me liefste, dat wij iedere schipbreuk overleven,
Gestrand zullen wij van de brokstukken ook op dit eiland toch,
Ook hier overnieuw een huis kunnen bouwen,
En als de hangmatten verloren zijn,
Ik niet langer bij het fruit kan rijken,
Hang je hoofd te rusten op mijn schouder,
Til me op zodat wij de laatste appel ook hier,
Kunnen delen als het wonder dat haar schenken is,
De lucht leek zo gezet als je ogen,
Een eindeloze zonsondergang die eindeloos gestart word door een enkele oogluikende knippering,
Toch nu, lijken haar kleuren zo veranderlijk als een waterverf portret in de maak,
Lila, als wij dan toch nog tijden in twijfel zullen verkeren,
Opdat het hart nooit zeker weet, wat het kiezen moet,
Laat de wolken dan als een lichte lila stroom zijn,
Grijs is te hard voor de dagen die gevuld zouden moeten zijn met vieringen,
Ik zei hem niet te hechten,
Maar vind mij constant pratend tegen mezelf, ons nu,
Ik kan het niet laten zacht te fluisteren tegen het geklop,
Alles komt goed, rustig maar jij druktemaker, alles komt goed,
Een eindeloze aaneengesloten streling van bed tot bad en terug naar de lakens,
Ik ben bij je, ik zal je niet vergeten,
Ik zal het beter gaan doen, ik beloof het je, het spijt me zo,
Tranen wegglimlachend verschuift het hart van de plek waar zij hoorde in de kas,
Naar daar waar het andere slaat,
Ik lees al onze verhalen voor, een voor een als de hoofdstukken van een geschiedenisboek,
Vertel over de sterren, Sirius en de trouwe hond, vertel over hoe twee soms onzichtbaar zijn,
Lijken op het licht van een, maar zo verbonden met elkaar zijn, dat het draaien om de golven van licht immer zo sterk maakt,
Ze staat voor nieuw leven, wist je dat, het water dat groeien doet, het einde van de droogte, als je het gelooft ten minste,
Ik weet het ook niet, besluit ik de wrijving toe,
Maar ik zal kijken, ik zal altijd kijken,
En als ik snachts niet slapen kan omdat er plekken zijn waar ik je niet weghalen kan,
Dan zal ik naar ze fluisteren, verhalen vertellen over de beloftes die ik je graag gemaakt het,
Het zand kriebelt mijn tenen laat de branding zo nu en dan toe om het wankele te tonen,
Ik weet het toch, dat wij nooit stevig staan tussen schip en wal,
De haven, hadden wij de haven maar gehaald,
Had ik je maar de garantie van een gelaten anker kunnen geven,
En het spijt me, het spijt me zo,
Dat ik je laten horen van voor fantoompijn aanzag,
Het spijt me meer, het spijt me altijd meer.
Comments