"Ken je het verhaal van de jongen die 'wolf' riep?
Ken je het verhaal van de vrouw die 'nodig' riep?
Uiteindelijk freet het aan.
En, zal er niemand komen bij de vierde gil.
Want niemand wil.
Een vrouw die 'wolf' roept haar verhaal laten doen,
hoe "nodig" het ook,
onvermijdelijk,
uiteindelijk,
na al het loze('n) red(d)en is." .
Tuesday, August 27, 2019
Saturday, August 24, 2019
Zelfhulpsnoep
"Ik haat zelfhulpboeken. En quotes om bij te leven. En positieve inspirationele guru's. Vooral als ze komen met een zorgvuldige gekozen smiley of hang in there type design.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je zeggen, dat wij ook maar gewoon beesten zijn die onszelf edeler en goddelijke zien dan wij in werkelijkheid wezen of behoeven aan. Ben je gewond? Dan doe wat wij beesten universeel behoeven. Vind een kalme beschutte veilige plek waar gerust kan worden tot voldoende hersteld is om weer terug te keren naar het dagelijkse van het leven.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je zeggen, stop met het lezen van dit boek, of het illegaal downloaden en staren naar je schermpje en praat verdomme met wie je naasten zijn, neem hun schouders en huil erop uit, tot de handen de tranen drogen en verbinding en herkenning van nature in de essentie van, ontstond.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik zeggen, je bent een rund als je met pseudo positieve psychologie kennis stunt en jezelf niet de real deal gunt.
Als ik een zelfhulpboek was, dan noemde ik het, "dit is twee," omdat nee zeggen, grenzen stellen en bewaken, verbinding maken en onderhouden, connectie voelen, onbaatzucht, onvoorwaardelijkheid, zorgen, liefde en leed, omdat alles, uit en in tweeën komt.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je om hulp vragen, zodat er geen een meer over de toonbank gaat.
Ik wou, dat ik een zelfhulpmens was, zo een met eindeloos geduld, met begrip en compassie die uit onuitputtelijke bronnen van optimisme ontstaan voor elk en ieder mens.
Maar ik ben geen zelfhulpboek, enkel gewoon, en alleen maar mens, en al was ik het dan zou ik denk ik alsnog, op het moment supreme, dichtslaan, omdat ik niet gehoord, enkel gelezen wordt, omdat het geen conversatie, maar een afspiegeling van is."
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je zeggen, dat wij ook maar gewoon beesten zijn die onszelf edeler en goddelijke zien dan wij in werkelijkheid wezen of behoeven aan. Ben je gewond? Dan doe wat wij beesten universeel behoeven. Vind een kalme beschutte veilige plek waar gerust kan worden tot voldoende hersteld is om weer terug te keren naar het dagelijkse van het leven.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je zeggen, stop met het lezen van dit boek, of het illegaal downloaden en staren naar je schermpje en praat verdomme met wie je naasten zijn, neem hun schouders en huil erop uit, tot de handen de tranen drogen en verbinding en herkenning van nature in de essentie van, ontstond.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik zeggen, je bent een rund als je met pseudo positieve psychologie kennis stunt en jezelf niet de real deal gunt.
Als ik een zelfhulpboek was, dan noemde ik het, "dit is twee," omdat nee zeggen, grenzen stellen en bewaken, verbinding maken en onderhouden, connectie voelen, onbaatzucht, onvoorwaardelijkheid, zorgen, liefde en leed, omdat alles, uit en in tweeën komt.
Als ik een zelfhulpboek was, dan zou ik je om hulp vragen, zodat er geen een meer over de toonbank gaat.
Ik wou, dat ik een zelfhulpmens was, zo een met eindeloos geduld, met begrip en compassie die uit onuitputtelijke bronnen van optimisme ontstaan voor elk en ieder mens.
Maar ik ben geen zelfhulpboek, enkel gewoon, en alleen maar mens, en al was ik het dan zou ik denk ik alsnog, op het moment supreme, dichtslaan, omdat ik niet gehoord, enkel gelezen wordt, omdat het geen conversatie, maar een afspiegeling van is."
Al zonnebadende in de schaduw.*
* (Kan een mens alsnog verbranden aan de felheid van de zon, omdat zij zowaar, daar gepasseerd is voor zij er waren)
Het was een abnormale dag, zoals er vele abnormale dagen zijn.
Was dit een logboek geweest dan was ik met "enkele noemenswaardige bijzonderheden" gestart...
Maar dat was het nu net, de pracht schuilde juist daar in het ontbreken van.
Een dagboek, het verhaal, werd zeker verteld, maar de logboeken.
23 juli 2018
23 juli 2018
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Maar alle overtuigingskracht van de wereld.
Alle wil te geloven dat.
Alle verplaatsen door, afleiden met en vermijden van...
Heeft niets, op de verwijzing.
Niets, op waar het onvermijdelijke woord voor staat.
De laatste weken al, waren woorden zware lasten te dragende van ooit betekenisvolle gedachten gebleken.
En als zelfs, verwijzingen, hem in de steek lieten, dan moest hij toch, de essentie verloren... Op zijn minst?
De dagen vielen hard als de geregelde dronk die zojuist zijn gezicht aan de muur schaafde na tien keer 'n eentje te veel besteld te hebben en de Hoogste Tijd over tijd verlaten.
Wij ontmoeten elkaar in het parkje.
Het lege gebouw dat uitgebaat wordt maar door de claimer nooit echt gesteund is tot het volle potentieel van gelukzaligheid te reiken, deed me aan jou denken.
Zo verdomd verwaarloosd in de staat, een monsterlijke bouw die je de illusie van fundament verschaft, maar de leegte die zijn warmte maskeerd...
Alle kwetsbaarheid verstopt in hoe de zo verkleurde van wat ooit sprekend was gordijnenstofje dat de ramen, of jouw ogen, doet verhullen voor wat daarachter verschuilt, een uitgeputte put, een opgegeven optimisme, een ongerept gemis aan
De zon sluimert door de berkenblaadjes.
Eind juli. Toch, schuilen is geen optie maar een noodzaak.
Zo zitten wij daar. Beschut voor het licht. 'N tijdje.
Hij praat, ik praat, langs elkaar af. Zo tegen de schouder van de ander leunende.
Het standaard rondje voor tijdens de lunch, leek wel kilometers, met het benauwde in zijn stem.
Hij praat over hoe het had moeten zijn geweest. Wat hij allemaal, tevergeefs.
Maar ik herken de liefde die hij beschrijft niet.
De woorden zijn trilleriger, dan de woorden die overbleven, betekenislozer dan twee die zichzelf van de definitie ontdoen, onzinniger dan de enige zin waar een geliefde zich aan behoefd.
Zelfs je "Cappucino?" had meer diepte, duisternis en desolaat in zich, dan iedere eigenschap die hij achtte te kunnen opperen in een even luchtige staat als het schuim waarop de lepel rust.
Was het maar zo plat geweest, als drijven op het juiste oppervlak.
Dat er geen verschil zat in, wie er betraand en nagels tikkende zielsverscheurend naakt in mijn armen besloten ligt, en wie hij is wanneer hij moet wezen wat, iedereen ziet, wil zien, wanneer ze naar hem kijken.
Maar wanneer hij denkt dat hij alleen is, wanneer de schuwe Schuiler zich even van de muurtjes en torens en valse doorgangen ontdoet, zijn sneeuwwitte huid voor een paar seconden in het licht der overgegeven aan doet opleven én in een enkele seconde compleet tot de grond opbrand.
De huid hoort niet zo.
De man is te sterk voor het eigen.
Maar niet onaanraakbaar.
Raak hem, dan alsjeblieft, toch.
De man is vooral gekwetst.
De man is vooral hunkerend.
Door hemzelf vooral.
Door hemzelf het meeste.
Naar hemzelf vooral.
Met alle overtuigingskracht in de wereld.
Alle wil te geloven dat.
Alle verplaatsen door, afleiden met en vermijden van...
Heeft niets, op de verwijzing.
Niets, op de onvermijdelijke angst tot leven gewekt.
Wij lachen wat. Giechelend als twee veertienjarige tieners die voor het eerst spijbelen van school.
Hij vraagt me wat erger is, het opgeven en leven met, of zoekende blijven?
Geen van beide, geen van beide.
Het ergste is limbodansende zijn tussen de twee verlangens.
Hoe het verlangen naar rust en het verlangen naar wildernis nooit een worden.
En hoe de strijd, gewoon, gewoonte wordt.
Geen van beide, geen van beide.
Het ergste is limbodansende zijn tussen de twee verlangens.
Hoe het verlangen naar rust en het verlangen naar wildernis nooit een worden.
En hoe de strijd, gewoon, gewoonte wordt.
Gewoon, gewoontes worden.
De huid is niet zo dik.
Niet zo sterk.
Vooral buigzaam.
Vooral bewerkelijk.
In opdracht van het meeste.
Door hemzelf vooral.
In plichtsgetrouw van het meeste.
Tegen alle beter weten in.
Tegen alle beter weten in.
Wij weten niet beter dan voelen.
Het hart is altijd zeker van de zaak.
Wij kunnen niet meer dan vertrouwen.
Wij weten niet beter dan wat wij voelen.
En toch...
Tegen alle beter weten in.
Gedachtes welke, gewoon, gewoontes worden.
Ik ben niet bang het antwoord te vinden.
Ik ben niet bang het antwoord te geven.
Ik ben bang dat het bevragen van, ook, een gewoonte wordt.
Hij wandelt kalmer dan normaal. Rekt de tijd uit vandaag tot elke seconde dubbel.
Er ligt een nostalgische glinstering in zijn ogen besloten.
Hoe de zonneschijn haarzelf langs zijn wang vleit, is ongeëvenaard.
Het was warm.
Heel warm.
Te warm.
En wandelen leek als een onmogelijke opgave.
Op een schaduw schiftende na zomer middag.
En wandelen leek op bergen beklimmen.
Adem beknijpende, adem ontnemende en thans adem ruimte gevende.
Een lang uitgerekte omhelzing die doet inkrimpen noemen wij afscheid.
Ik wou dat ik me nooit afvroeg wie er voor je zorgt.
Dat is nooit wist van de stilte, de tranen.
Ik wou dat ik kon loslaten zonder te weten wat er daarna mist.
Ik zucht.
De man zou niemand laten je moet hem dwingen tot hij overgeeft.
De man zou slikken en zwijgen en onverwoestbaar tot alles gesloten.
De man zou laten gaan uit liefde, leven in de mist.
Ik zucht.
Hij wist niet dat het een hij was.
Een kind.
Zijn hart was.
Hij wist niet dat het een eigen.
Een zelf.
Een noodzaak was.
Ik besluit hem toe, dat ik hem immer trouw ben.
De beloftes.
Onvoorwaardelijk kunnen geloven in de eerlijkheid van de ander.
Geen diensten bewijzen, geen straffen verwezenlijken.
Geen diensten bewijzen, geen straffen verwezenlijken.
Al bestaat de ander niet meer.
Ik vertrouw hem, als geen ander, ongeacht het weer.
En hij vliegt de wereld rond.
Stapt in en uit terwijl hij vier grenzen passeerde.
En hij stapt over de wereld heen.
Alsof het land, niet eens een wonder was.
Zo als een pluisje van de schouder geblazen kan worden.
En de man spreekt in vreemde talen.
Fluistert zo nu en dan een gedicht mijn kant op dwars door kilometers aan stormende lucht.
En de man spreekt in vreemde talen.
Alsof het niet is.
Maar de taal van onvoorwaardelijke liefde,
die verstaat hij niet.
Spreekt hij niet.
Spreekt hij niet.
Niet vloeiend.
Althans.
Hij spreekt haar bloedend.
Verloederend.
Bemoederend.
Beangstigt.
Verkrampt.
Onmachtig.
Hij spreekt haar brandend.
Hij spreekt haar vloeiend.
Althans.
Zo lijkt het wanneer.
Hij spreekt haar vloeiend.
Althans.
Zo lijkt het.
Wanneer hij het laat.
Zo lijkt het.
Wanneer hij het laat.
Wanneer hij het neemt.
Voor waarheid.
Voor waarheid.
Mijn pogingen die beginnen met "ik" en eindigen met "weet niet precies hoe ik me voel",
"ben heel raar vandaag", "voel beetje ontdaan mij..."
Zeggen toch altijd hetzelfde...
Dat ik een zwakke vrouw ben.
Nooit ambieerde een sterkere te worden.
Dat ik een zwak hart heb.
En mijn hart een zwak voor jou heeft.
Dat ik een eigenwijze vrouw ben.
Nooit wilde toegeven dat ook ik, nodig, in mijn mond zou nemen.
Dat ik een ondoordringbaar hart heb.
En mijn hart toch, alle ramen en deuren voor je openzet,
hopende dat je binnen komt waaien,
ongeacht het jaargetijde.
Het was een abnormale dag. Zoals alle abnormale dagen hebben, werd de dagelijksheid overschaduwd door de abnormaliteit die zich voordeed.
24 juli 2018
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Het mist je niet. Je bent gewoon, een verwijzing naar.
Maar alle overtuigingskracht van de wereld.
Alle wil te geloven dat.
Alle verplaatsen door, afleiden met en vermijden van...
Heeft niets, op de verwijzing.
Wednesday, August 21, 2019
"Toe-maat-én."
"En soms wanneer het zo immens zeer doet, is het enkel groeipijn, het veranderen van vorm of kleur, het herontdekken dat er nog steeds onderdelen waarin groentje of mee onbekend, te snel en er zullen striemen, te sloom en er zullen doorligwonden, en soms wanneer het zo immens zeer doet, is het enkel groeipijn, wacht maar, tot ook zij overgaat, aan het einde was het elk pijnlijk moment gepaard, dubbel en dwars waard."
Tuesday, August 20, 2019
BBBBBBBBBBBBB-)
"Het is de dag van de kleur. Dat is hoe ik het weet. Als vanzelfsprekend zou het op geen een andere dag. En zo doet zelfs het meest eigenwijze drammerige van, mij zelfs glimlachen om de consistentie van instabiliteit.
Wij spraken vaak over half en heel. Over de compleetheid en het ontbreken van.
De kleur van Nabokov, de Q, moet misschien pretentieus en penetrerend in zijn harde stelligheid wezen en het rigozeuze wisselen van. Maar er is er geen dat hem beter staat.
En zijn kas, werd vaak bezeten door. Zoals de ogen gevuld van.
En de dagen die doordrammend als nachtmerries trappelende de blik nog nostalgischer naar een heldere opgeklaarde toekomst of een zuchtje van het verleden doen verlangen. De spijkerbroeken die ongebruikt blijven. Alles. Altijd.
Het is niet, dat een ander, hem niet zou staan, mijn hart smelt wanneer in bordoux genesteld of in zwart gezet. Enkel dat, hij, zo vanzelfsprekend, de generator van het licht schijnt, en zo de hemels blauw, immer.
Te veelzijdig om gevangen te worden in een waaier, nog breder dan het spectrum ooit, en rijker dan het woord, kleuren kan.
Zoals wanneer je een kamer binnenloopt en deze groter lijkt maar hoe dichtbij ook, altijd op veilige afstand, hoe warmer je wordt, hoe kouder de muur.
Dat elk schrijver wiens fascinatie, dan weer zijn fascinatie grijpt.
En het mijne eens te veel uitgeleend, het zijne verkleurd.
En zo, past wat niet mengt, uiteindelijk, in het hebben en houden van, blauw."
Wij spraken vaak over half en heel. Over de compleetheid en het ontbreken van.
De kleur van Nabokov, de Q, moet misschien pretentieus en penetrerend in zijn harde stelligheid wezen en het rigozeuze wisselen van. Maar er is er geen dat hem beter staat.
En zijn kas, werd vaak bezeten door. Zoals de ogen gevuld van.
En de dagen die doordrammend als nachtmerries trappelende de blik nog nostalgischer naar een heldere opgeklaarde toekomst of een zuchtje van het verleden doen verlangen. De spijkerbroeken die ongebruikt blijven. Alles. Altijd.
Het is niet, dat een ander, hem niet zou staan, mijn hart smelt wanneer in bordoux genesteld of in zwart gezet. Enkel dat, hij, zo vanzelfsprekend, de generator van het licht schijnt, en zo de hemels blauw, immer.
Te veelzijdig om gevangen te worden in een waaier, nog breder dan het spectrum ooit, en rijker dan het woord, kleuren kan.
Zoals wanneer je een kamer binnenloopt en deze groter lijkt maar hoe dichtbij ook, altijd op veilige afstand, hoe warmer je wordt, hoe kouder de muur.
Dat elk schrijver wiens fascinatie, dan weer zijn fascinatie grijpt.
En het mijne eens te veel uitgeleend, het zijne verkleurd.
En zo, past wat niet mengt, uiteindelijk, in het hebben en houden van, blauw."
Monday, August 19, 2019
Opgeknipte stukjes van lange proza die nergens heenging in de hoop een korte zinvolle variant met minder volle zinnen te kunnen maken. (2)
De muziek snoei hard. Hij zegt al jaren dat ik doof ga worden.
Ik denk dat ik altijd al doof ben geweest.
Het is niet dat ik niet naar je luisteren wil.
Ik zit gewoon zo vol van, willen zien wat je zegt.
En ik begrijp dat het niet logisch is wanneer ik je weinig in de ogen kijk tijdens.
Het is alleen, dat je ogen zo verraderlijk, meeslepend zijn.
De eerste keer dat je een leugen vertelde zonder het te weten, zat het daarin besloten.
De eerste keer dat je me de waarheid sprak en dacht dat het een leugen was, ook.
Je ogen liegen er nooit om.
Zij kunnen het niet. Zelfs als je het niet zelf weet, zij weten het.
Dat is misschien dan ook, waarom ik steeds vaker naar je handen kijk.
De handen zijn zo goed als altijd kalm en rustig. Op liefde gericht.
Dat is misschien dan ook, waarom ik steeds minder naar je ogen kijk.
De angst dat de blik waarmee je me aankijkt wanneer je het meent, verdwijnt.
Ooit tijdens een college psychologie vertelde de docent dat alles waar wij vanaf het eerste moment voor vielen, later in de relatie, alle irritatiepunten.
En misschien, is dat dan ook, waarom ik het je steeds minder durf te vragen.
Omdat de grootte van het hart zo omvangrijk, plots zo anders lijkt.
Omdat de diepte van het hart en al zijn kronkels, plots een zoektocht met tochloze keren.
Het is niet dat ik niet naar je luisteren wil.
Ik wou dat ik het kon horen, dat ik niet doof was, maar blind.
Dat wat de oren registeren, moet samengevat worden, het mag in eigen woorden gezet.
Het bestaat voornamelijk uit het verhaal dat wij onszelf daarover vertellen.
Maar wat je ziet, dat je kun je niet ontzien.
En ik denk zo, dat ik altijd beter was in het vertellen van verhalen.
Of op zijn minst, om ze zo te kleuren, dat het lijkt, alsof de toekomst beter is.
De gelovige stopte met het preken van het lot en betekenis.
De gelovige stopte met het vertrouwen in en delen van.
En het zijn niet de woorden of het gevoel dat, maar het verlies van essentie.
Ik weet wie je bent, want ik was erbij toen je hem ontmoette.
Ik weet wie je was, want de wereld herinnerd me constant.
En ik zou zo graag weten wie je wordt, of wil zijn.
Zodat op zijn minst de ziel zich eventjes vind in mijn, schoot.
Vruchten geplukt kunnen worden die gezonder dan appels.
Leg je hoofd, even hier om te rusten.
Ik weet, dat wij allebei vermoeid, als kinderen, nog meer in drukte storten.
Maar, zouden wij even, op het bankje in de park, naar het spelen van de wind met de bladeren kunnen kijken. Alsof tijd, gewoon gewoon, is.
Kunnen wij daar stil zitten samen, en zwijgen,
enkel naar elkaar kijken, omdat ik je zo graag horen wil.
Het is niet dat ik doof ben.
Meer, dat ik geleerd heb.
Dat in liefde, gebaren, de enige echte taal is.
X
"Ben 'n gelovig mens geweest, in de Grote, Echte, Heiligheid, Onze lieve Vader, God. Tot. Bidden aan God die vaders en moeders van sterven liet maar mij oversloeg, niet langer zin leek te hebben. Het gebed stopte. Geen slaap te vinden vaak ook geen Klaas, nog minder dromen en al zeker nooit uitgeslapen. Wakker worden gebeurde niet, dat bleef je.
Ben nog steeds een gelover zo oppert de man. Dat ik altijd stilletjes in hetzelf bid tijdens het sluiten van de ogen. Niet meer naar God, echter."
"Hallo, leven, ik weet niet of je luisterd, maar toch, ik wilde je graag bedanken voor vandaag. Het was geen goede dag maar ook geen slechte. Het was een dag zoals in het midden. En ik hou van het midden want dat is waar uiteindelijk al het leven en geluk zich bevinden zal. Ik wil je graag zeggen dat ik dankbaar ben voor alle geduldige in mijn leven. Met name hem. Ik kan mij niet eens voorstellen hoe, maar altijd. Ik las van de week dat je naar mate de tijd meer op elkaar gaat lijken, ik hoop dat het waar is, ik zou graag, meer als hem, mijn grootste trots willen zijn. Soms ben ik bang, het beste te verliezen, dat de manier waarop hij mij aankijkt wanneer hij binnenkom, veranderen zal. Ik denk niet dat er een zaliger gevoel op de wereld bestaat dan de ogen die erkennen dat liefde al is het niet aan te raken, vast en zeker, bestaat. Ik ben zo vaak een doos, en hij schroomd er niet om haar voorzichtig uit te vouwen en alle zwaarte uit de kelder in het dichtgeslagen verstopte, met de meeste zorg het licht in te dragen. Ik zeg het hem niet genoeg. Hoe ook het seizoen is, de dankbaarheid voor, veranderd nooit. Dat het pad nooit meer hetzelfde voor en na is. Dat donker niet meer eng. Dat thuis is een mens besloten. Dat toe en verlaat niet altijd twee woorden, maar ook samen kunnen tot toeverlaat het gevoel sterkt dat het hart niet verliet sinds hij er binnen stapte. Weet je wat het is, Leven, ik wou soms dat hij even, voor hij in slaap viel met mijn dankgebedje in gedacht zijn droom vinden zou. Dat er nooit een nacht ontbrak aan de glimlach die begint en eindigt met, ben dankbaar dat hij in het hart leeft."
Ben nog steeds een gelover zo oppert de man. Dat ik altijd stilletjes in hetzelf bid tijdens het sluiten van de ogen. Niet meer naar God, echter."
"Hallo, leven, ik weet niet of je luisterd, maar toch, ik wilde je graag bedanken voor vandaag. Het was geen goede dag maar ook geen slechte. Het was een dag zoals in het midden. En ik hou van het midden want dat is waar uiteindelijk al het leven en geluk zich bevinden zal. Ik wil je graag zeggen dat ik dankbaar ben voor alle geduldige in mijn leven. Met name hem. Ik kan mij niet eens voorstellen hoe, maar altijd. Ik las van de week dat je naar mate de tijd meer op elkaar gaat lijken, ik hoop dat het waar is, ik zou graag, meer als hem, mijn grootste trots willen zijn. Soms ben ik bang, het beste te verliezen, dat de manier waarop hij mij aankijkt wanneer hij binnenkom, veranderen zal. Ik denk niet dat er een zaliger gevoel op de wereld bestaat dan de ogen die erkennen dat liefde al is het niet aan te raken, vast en zeker, bestaat. Ik ben zo vaak een doos, en hij schroomd er niet om haar voorzichtig uit te vouwen en alle zwaarte uit de kelder in het dichtgeslagen verstopte, met de meeste zorg het licht in te dragen. Ik zeg het hem niet genoeg. Hoe ook het seizoen is, de dankbaarheid voor, veranderd nooit. Dat het pad nooit meer hetzelfde voor en na is. Dat donker niet meer eng. Dat thuis is een mens besloten. Dat toe en verlaat niet altijd twee woorden, maar ook samen kunnen tot toeverlaat het gevoel sterkt dat het hart niet verliet sinds hij er binnen stapte. Weet je wat het is, Leven, ik wou soms dat hij even, voor hij in slaap viel met mijn dankgebedje in gedacht zijn droom vinden zou. Dat er nooit een nacht ontbrak aan de glimlach die begint en eindigt met, ben dankbaar dat hij in het hart leeft."
Sunday, August 18, 2019
Schrijfsels die ik vond in notitieboekjes voor ik ze bij het oud papier zette en aan elkaar geplakt best wel op een gedicht lijken. (1)
Mijn Hemel help me dan toch.
Het wisselt even snel als het weer in Maart.
En excuseer me voor mijn onvermogen en onwetendheid waar dan te beginnen.
Ik was nog nooit zo eenzaam, in mijn eentje.
Het toont zich, in hoe ik je niet langer zie als hiervoor.
Ik weet dat ik een handvol ben.
Dat het altijd meer is dan een pink.
Maar ik beloof je. Dat ik de enige van mij.
En probeer mij niet te zeggen, dat er genoeg zijn die.
En probeer mij niet te vertellen, dat er iemand op je wacht.
En probeer me niet te vertellen, dat je gewild, nodig bent.
Het is niet de waarheid.
Ik weet wel, waarom je eenzaam bent.
En het is tijd dat jij het ook weet.
En het is tijd dat jij het ook weet.
Niemand, houdt van je, zoals.
Niemand, wil je, zoals.
Waarom zoek je altijd naar het licht daar ver op horizon?
Ben je niet tevreden met mij dan?
Waarom zoek je altijd liefde in de wanhopige ogen?
Schonk de zekerheid in het mijne je dan niet genoeg?
Als jij nu eens jezelf van het hoge paard, het aanbeeld, ontdoet.
Oh voor eens, als wij nu eens, gelijk eerlijk spraken.
En misschien, trokken wij te vaak en te veel aan het paniek koord.
Misschien bewaarde je alles wat ik in de doos stopte en vergaf.
Een verjaardagskaart, een souvenir, ieder onder-ons-je.
En misschien, trokken wij te veel en te vaak aan het paniek koord.
Hoe meer je komt, hoe meer het traant, maar hoe je het ook went of keert.
Vasthoudende aan handen herinneren.
En misschien, waren wij te bang de noodrem enkel voor in noodgevallen te bewaren.
Zo vol van angst en twijfel omdat niets, niemand.
Zoals wij doen.
Zoals wij doen.
Misschien waren wij gewoon te overspoeld van.
Dus wat hebben wij gedaan hier?
Hoe heb je je leven geleefd, werd je dagen met een stilzwijgend hart wakker?
Kon je de slaap nog vinden in de zomerse avonden waarop het oplichten van ontbrak?
Heb je hetzelfde gedaan als ik?
Want ik, ik miste je.
Kan het zijn dat wij ernaast zaten?
Wat dachten wij dan wel niet?
Dat wij besloten dat het over was, dat het goed, dat het gedaan, voorbij was.
Mijn God, ik mis je meer, dan ik mijzelf je ooit liefhebben liet.
Wil je nog eventjes mijn beste vriend? Wil je nog eventjes mijn enige echte?
Wil je nog eventjes het bewijs dat het wel? Wil je nog eventjes mijn onvoorwaardelijke?
Ik heb iemand nodig, die van mij kan houden, zoals jij dat doet.
Mijn hemel, help ons dan toch, de gedachten, het plan, wisselt met iedere wind.
En ik, dacht niet, dat het mij zo veel zou kunnen schelen, dat vrienden toch genoeg.
Maar ik was nog nooit zo eenzaam, in mijn eentje.
En ik vind het in ieder ogenblik, dat ik je niet meer zie, zoals ik hiervoor deed.
En ik wil je, ik wil je, ik wil je, houden zoals ik mij voorhield, dat onmogelijk zou.
Wij zullen ons laag houden, schuilend langzaam en luierend bewegen in de twintig vierkante meter die het onze, de wereld, het gedeelde, de vrijheid te noemen is.
Het wordt me steeds duidelijker, hoe weinig twijfel ik überhaupt ooit had over.
En wanneer ik je hier zie, in mijn armen, het is alsof niets anders ertoe doet.
En ik zal terugvallen op alle dingen die ik zeker weet.
Wanneer ik met je ben, voelt het alsof het leven, waardevoller dan, alsof het licht nog nooit zo fel, de zon nog nooit zo warm, de huid nog nooit.
Dus wat ben je aan het doen? Wordt je wakker in je eentje?
Ben je aan het leven in het dagelijkse, doe je het ook, jezelf overtuigen dat het voor het beste was?
Maar als ik eerlijk moest, als ik eerlijk moest, dan verliet je mijn gedachte nooit.
Mijn God. heb ik je dan niet gezegd, dat ik je mis?
Kom me, kom mij redden dan van eigen idioterie.
Ik ben een atoom, in een zee van niets.
Zoekend naar een, om mee te versmelten.
Kunnen wij terug gaan naar de start van de tijd?
Heb je mijn hand nog vast?
Een blik, donkere kamer, enkel voor jou bedoeld.
Het ging zo snel, je speelt het terug, over en over.
Geen bewijs, nauwelijks, maar ik wist het zeker.
Geen bewijs, nauwelijks, een aanraking, ik wist genoeg.
Morgenstond.
Hij laat zijn vork vallen, stopt met eten en kijkt onbewogen, zegt dan "jij bent het voor mij, he?"
En ik probeerde het mijn hele leven in woorden te vertalen.
Te beschrijven, vast te leggen, te bewijzen.
Maar je hoort het verdomme, alleen, in de stilte.
De handen zette het vrij, maar de liefde, vond zijn weg terug naar mij.
Ik keek, naar de rug, hoe hij, mij verliet.
En wanneer je onbezonnen, naïef, je rent en rent zo ver als je kan van.
Maar een mens komt altijd terug, naar wat het nodig heeft.
Subscribe to:
Posts (Atom)