Monday, February 26, 2018

ST

"Begrijp je de hint?
Had ik het eerder geweten, dan had ik meer haast gemaakt,
De tijd is altijd al beperkt aan onze kant geweest,
Wanneer zij aan onze zijde staat voornamelijk door het lachwekkende toeval van het universum, dat jij lot noemde, 
En wanneer zij wijkt voor ons, door zelfinflictie, door te kort aan, het eigenste kunnen maken,
Begreep je de hint?
Had je me meer verteld toen wij wel onze momenten hadden, had ik je meer moeten vragen,
Was het beter geweest als ik je een keer niet zacht liet gaan maar was blijven drukken op de pijnlijke wonden om je te leren,
Zoals aan het begin,
Zijn we nu in het midden dan,
Begreep je de hint?
Het onuitgesproken gezegde, 
Een ziel geeft de ander een ring, een stil verbond en mysterieuze connectie, onzichtbaar maar zonder twijfel aanwezig, 
Een lichaam trilt, het is niet koud, het maakt niet uit, het komt altijd goed, ik heb mijn raam vannacht open gehouden en de deur van jouw hart van de mijne, staan altijd open,
Begreep je de hint?
Een liefdesverklaring als vanzelfsprekend, ik lief je altijd een meer, maar de boodschap, begreep je dat het gaat om de man aan roer? De kapitein, de man met de wereld op zijn schouders, hij die iedere storm alleen trotseerde terwijl ieder in zijn reddingsbootjes al lang veilig bivakeerd,
Begreep je de hint? Dat het gaat om het hart, om tradities, om gemis en wensen, om jou en mij, een ons en een Jij, dat het gaat over je alles. 
Begreep je de hint?
Haar dragen op je mouw, 
Begreep je de hint?
De schouders zullen ooit je polsen zijn en tot die tijd, zal ieder steentje gelijk in waarde verdeeld, je constand vragen,
Begreep je de hint?
Snap je haar?
Begreep je de hint, zij is altijd een vraag. 
En jij, ze zei je toch je bent altijd je eigen antwoord, je hebt je alles al, je kan er alleen niet altijd bij,
Heb je het antwoord?
Ben jij nog je eigen architect, ben jij nog de mens, die wij bekronen tot,
Of enkel hij die noodlotting het schip, door zee, door tijd, door ruimte, door universa beweegt,
Tot,
Jij, begreep je de hint?"

De Donutman

"Op een dag ken je meer dode mensen dan levende,
Ik had niet meer tijd gewilt,
Ik had dé tijd anders willen gebruiken, spenderen, verdelen,
Doe je wel voorzichtig?
Ik begrijp het nu pas, nu ik het jou vaak zeg,
Nu ik voel wat het is, meer dan waarde,
Doe je wel voorzichtig?
Ik deed voorzichtig, veilig, volledig volgens boekje, ieder spel bij de regels, té voorzichtig,
Ik had niet ooit meer tijd willen hebben, tijd bestaat niet, leven wel, ik had meer van het leven willen delen met je, 
Van mijn leven, de tripjes naar het voetbalveld, of boksen, schreeuwend langs de kant,
De overpijzende welke witte bloem situatie voor wanneer ik mijn ronde maak en mijn iedere verloren vriend, haar graf begraaf met wie je was, bent, blijft. 
Je meenemen voor 63 jaar diner, zodat hij je kan vertellen over de ring, en je begrijpt hoe zeer, ook als geen ring, dé ring er wel toe doet,
Je voorstellen aan m'n kinderen, die ik bij geboorte al kreeg, je laten zien waar ik overleed en waar ik opstond uit mijn vooralsnog laatste rustplaats,
Je meenemen in wat was, je laten ervaren wat haar heeft gemaakt, tot nu,
Je leren wat mijn rust is, je zegt zo vaak dat ik haar nodig heb, je hebt haar gewoon nooit met me gezien, maar ze is er, in kruiswoordpuzzels, nieuwe taarten uitproberen, tuinieren, herstructureren, warm water onderdompelend met een zachte spons en dé muziek, 
Ik wil je de werkplaatsen laten zien, jou in mijn eenzame mythe laten verdrinken, je ieder schuurtje laten zien dat ik met mijn eigen handen gebouwd heb, de studio's, de tuinen, de lampen en de keukens, de trappen, je zou haar geweldig vinden,
Ik overleed, drie keer, werd vier keer geboren, 
Ik ken meer dode dan levende,
De tijd zij doet er niet toe, hoe wij dé tijd spenderen die wij krijgen, hoe en met wie, die onze onzekerheden, angsten wegneemt, onze nietigheid en insignificantie tot waardevolste kwetsbaarheid van mens zijn bekroond, 
De dood, zij doet er niet toe, wie de pols uitsteekt de hand schud en de rest van het leven leeft, het leven, het leven zíj doet er toe,
Alsof tijd niet bestond, ooit."

"The Moon Was Never Enough, Into Darkness And Back."

"How did you find me?" "I know you better then you think you do. The first time I found you was in a dive like this. Remember that?" 

"How did you find me?" "Do you remember the first time? Did you know why I came back for you?" "Yes, it was epic."

"Now, how did you find me?" "I know you better then you think you do. The fearless genius who ensures a calm force of intelligence. But look deeper and you will see an outsider who does not belong, a man of two worlds. This tears him apart, the constant battle between what he thinks and what he feels. Do you remember the first time I found you? It was in a friction like this." "Yeah." 

"Where should we go?" "A mission of this duration has never been attempted..." "Where should we go?" "I'm not exactly sure what you are looking for.." "But I have a feeling you know it when you see it.." .

"How did you find me?" "I know you better then you think you do. The second time I found you it was in a warfare, remember that?" 

"Why should I trust you?" "Because you have no reason not to. If you want to know why I did what I did, go take a look. I surrendered to you because..." "Lower the shields" "Did you know why I came back for you?" "Lower the shields." 

"Now for the next two hours, enough with the metaphors alright? That's an order." "But captain, I think I can work some magic." "And, I, have some legendary hands." "What should we do..Where do we go from here?"
"Sir?"
"He just jumped.. He just jumped right in.."

"I thought we were explores, if not.. Then who are we..." "Where should we go from here?" "I'm not exactly sure, it seems we're lost, but I have a feeling, it's about the gut." . "How did you find me?" "I had a feeling, you feel me a lot better then I thought you did. I know you, I know you a lot better then you think you do." 

"How did you find me? Who are you? Whoever you are?" 
"It's gonna be alright, I remember when I found you, in a universe like this."
"I came back for you," 
"I know." 

"A fact for which I am grateful immeasurably grateful" 
"I know." 
"Because?" 
"Because"

X

"Zo wijd de wereld strekt,
Nog wijder, hen allemaal overstrekkend, 
De jouwe, de mijne, het onze,
Het is een merkwaardige wording, 
Wanneer de levensdroom, onze zoektocht, de onmogelijke ontdekking, schijnbaar werkelijkheid wordt en daar het moment zich aanbied waarop realiteit te vergelijken is met de alomgekende doorgewinterde fantasie die wij lentes lang leefde,
De wind is wakker tijdens onze slaap, wij waken over de ander in dromen, staan onszelf zinken toe maar de ander zullen wij koste wat kost van de verdrinkingsdood redden, ik hou je altijd vast. 
De wind wakkerd aan, ik zoek je ogen, ben je écht hier, of heb ik je al verloren enkel nog de lichamelijke aanwezigheid van de strijd achtergebleven, " ik heb je," "dat weet ik toch," "altijd,"
Voordurend zwaait zij, al in de vroege ochtendzon wanneer de sluimering van je naakte lichaam mij nog verwarmd in het boven water komen, zoekend naar adem, mijn liefste, zie de lucht lijkt geklaard,
De wolken, zij staan ons toe, in stilte te mogen spreken met elkaar, de ogen, zij liegen nooit, "Wat als niemand het kan?"
"Je zei het zelf, Amos, zolang zij maar niet opgeven, ik zei je toch, de wil, de wil van het hart"
"Wat als alles voor niets blijkt geweest?"
"Liefde is altijd pachtloos gebleken, als brakke grond voor de gek, de aandacht, de tijd, de zorg en toewijding, het geloof haar te kunnen doen laten opbloeien ongeacht de langste winter, de iedere grondde van het alles is op niets gebaseerd, maar eens zo veel meer, van onschatbare waarde."
"Ik hoef niet eens mijn best te doen, zo gemakkelijk,"
"Lieg niet, jij betichtte ons geen maand geleden van het te veel voorzetten van dat been, om staande te houden, de zwaarte voortduren van lichte val mijn liefste, hij is haar best in het doen, toe mijn man, wees, ik laat je er zijn,"
"Wie, dan, wie?"
"M'n mensen man, de koning van het volk, de trotseerder van de zee, de meester van het hart, jij,"
"Ongeacht," "Dito," "Idem,"
"Zo wijd de wereld ook strekt,"
"En verder,"
"Ik zal je eeuwig vinden, hoe wijd het leven ook strekt"

Tuesday, February 13, 2018

"Je hebt toch ook geen pakje nodig."

"En als je me blijft vragen of er dit jaar ook weer zo een schrijf,
Of ik haar ooit na lees van de storm, of de zee,
En hoe vaak je me ook vraagt op je bootje, en wij zinken met het schip,
Wanneer je twijfelt, over de waarde,
Of wel en wat als, hoe dan en waarom,
Als je piekerd, over vragen of overvragen, mijn liefste, ik weet het toch ook niet,
Alles wat ik weet, is dat ik ken, en zij kunnen grappen maken tijdens de wijn, over de muziek en welke kleur mijn sokken vandaag zijn, mannen aanwijzen aan het einde van de bar en zeggen dat alleen zijn voor watjes is, wanneer er zo veel vissen zijn in de zee,
En ik kijk naar mijn schoenen, herinner mij dat ik voor jou enkel ritsen en klittenband had, tot jij het mijne strikte, glimlach naar de gedachte aan je en schud nee,
Ik denk dat het moedig is alleen te durven blijven in een wereld gebouwd op deelbaar door twee, ik denk dat je dapper bent toe te geven dat je meer waard bent dan wat je altijd al kreeg,
Ik denk, dat er vissen te veel zijn die me aan je zouden doen denken, maar eerlijk, er is er geen een als jij.
En jij, bent altijd mijn Nemo. En hoe vaak ik je ook verlies, wat aan afstand, tijd, hoofden en deining me je doet missen,
Wanneer je kwijt bent, alleen, bang, verloren, in nood of twijfel. Als drijven, zinken, zwemmen, overstelpt, verdrinken of alles tegelijk, je opsluit in het afsluiten van de hoop.
Wanneer glas een grens lijkt te vormen die enkel een barrière is.
Ik zal altijd zwemmen. Blijven zwemmen, zwemmen, zwemmen. Tot wij het te boven zijn en ik je overnieuw heb gevonden. 
En je hebt toch geen pakje nodig. Niet eens een bootje, een verhaal of goede zin. Geen twijfel mogelijk. Want nog niet misschien, zou ik welke vis ter wereld dan ook, voor mijn Nemo aanzien."

Sunday, February 11, 2018

-10

"Ik vroeg me het me altijd af, allemaal, en zo vaak,
Hoe dan ziet een mens zichzelf ooit van achter? Hoe weet ik hoe ik mijn haar vastgebonden heb zonder mijn nek te verekken? 
Zoekt iedereen dan iemand met een tweede spiegeltje, die achter je staat te frutten welke plek je het nu net wel genoeg laat zien. 
Het is niet het tweede spiegeltje, al spiegel je me vaak, het is wie erin kijkt, en blij is je te zien.
Ik denk zoals thuis komen, het enigste wat wij willen toch, is in de auto stappen na een lange dag, de deur open doen en zien dat er daar iemand wachtte op onze komst, blij ons te zien.
Ik verwacht dat stiekem het gedoe van Irak er nog steeds toe doet, want hoe vreudig jij ook zou zijn als je de kamer in stapt, het zou handig zijn als je begreep dat ik er nog middeninzit tot ik Israëlische vida 4 letters in heb kunnen vullen, en het zeggen kom hier jij, denk met mij, eigenlijk betekend ik ben zo blij je te zien, ik miste je hoofd toch lieverd, ik reken je zo tot het mijne dat ik je toch niet tel als in persoon googlen zonder internet, maar als het vragen aan mijn verlegende geheugen wat is hier dat ik mis? Behalve jou.
Wat is hier dat ik mis, in dat hoofd van mij? En jij, vult haar als vanzelfsprekend aan.
Het maakt me niet echt uit hoe mijn haar vastgebonden zit, of ik er van achtere uitzie, achteraf dan, ik geef toch zo veel meer om het moment van stilstaan weten dat ik vergeet wat ik ging doen omdat ik jou zie, bedenken dat ik er aan dacht toen je een papier weg gooide, print, wat met printen dan? Je kijkt twee seconden en ik moet glimlachen, de haartjes in de war gebracht door het wrijven in je ogen als de vleugels van jonge vogeltjes, ik begreep nooit waarom iemand een kanarie zou kiezen uit alle vogels, het lijkt zo onzinnig, maar het is geel. Ik vergat kanarie geel.
Of het nu de grote dingen, of een enkel velletje, of het nu een mensen ding is of een van mijn hoofd,
Het herinneren aan, doet het hem, laat me maar niet vergeten hoe gemakkelijk het hoofd, haar, logica, achterlaat denkend aan jou."

"Over en uit."

"Rapport 19.
Zoals de vrouw, in de film de vrouwen. Die ene met de regenlaarzen. Dat paar dat ik niet meer heb. In de tuin.
De wekkerslachting. Versie 3. Poging 10. Geen wekkers meer. 
Onsuccesvol geslaagd. 
Met het licht aan. Overeens. De lamp moet wel uiteindelijk uit. Wederom eens. De meester vroeg het. Ik stond op. Het licht is op zijn minst gedimt. 
De nacht was onnavolgbaar. Getest op drugs. Alles negatief. 
Toch buiten bewust zijn. Extreem positief. Komende dagen testen herhalen. 
Lucy is niet langer aanwezig. Haar vertrek heeft het opstellen vertraagd. Het fort wordt bewaakt. Af en toe alarm storingen. De centrale neemt contact op. 
Geen noodgevallen. Voor zo ver bekend. Hier en daar een hapering in onderhouden contact. Verbinding is niet stabiel. Het blijft in de kluis. 
Rapport 20. 
Geen namen te noemen. Onduidelijkheid over voortzetting toegenomen. Hogerop overweegt. Beslissing blijft uit. Ik wacht op nader bericht. Tot die tijd voortzetten en schuil houden. De Zwijger is stiller dan normaal. Onderzoek abnormaliteit. Geef bevestiging van constand functioneren. 
Great gooze lijkt niet sterk genoeg. Doorzocht de voorraad. Blijkt geheel transparant. Nam een monster. Ongeschaad. De mythe blijft plannen indienen voor aanval. Op bericht van hoger dan hogerop plan N-17/02#6 wederom afgekeurd. 
Zoals bewijsstuk •1976• gelijk aan Gil zonder More. 
Rapport 21.
Is aan typen..."

X

"En wij, soms stil en verslagen, klampen ons vast aan de herinnering,
Op de heenweg nog dacht ik de straat hier glittert, zou de architect het bedacht hebben om ons hoop te geven, voor wij hier naar binnen lopen, het nieuws horen en onze oren even die van Gogh hadden willen noemen,
Ik lees je zachtjes voor, vertaal zin voor zin want Angels sprak je nooit echt goed,
Ik fluister je toe, en nu slapen wij allebei in Verweggistan, doe de ogen maar dicht, rust maar ik ga nergens heen,
Als een klein kind trillen je oogleden voor jij haar echt gevonden hebt, en ik vervloekt mezelf dat jij me de tafel van 7 leerde toch, en ik in de paniek niet begrijp hoe je 60 door 7 deelt of wat nu 18+7 dan precies was, ik wil er geen een missen,
Af en toe wordt je wakker, beloof het me nog een keer, ik ga met je de hele lijst af, ik zal de badjas niet vergeten opa, ik beloof het, en jezelf meisje, wacht er niet iemand in jouw bed, moet je niet naar huis?
Ik slik mijn tranen weg, och aapie toch, ik ga niet naar huis, jij bent mijn thuis dat weet je toch, ik blijf hier, maak je maar geen zorgen, ik ben hier en ik zal ieder uur dat wij in de week deelde mezelf op een taartje trakteren, een haring of een eindje gaan wandelen naar de vliegtuigen kijken, ik zorg voor haar en voor mezelf, en voor hoe ze je herinneren, ik beloof het je,
Hij zwaait terwijl ik hem nog bekijk vanaf de gang, precies zoals zijn moeder vanuit het klooster, nu begrijp ik waarom zijn hart dan brak, 
Wij kunnen liplezen, maakte zo grapjes naar elkaar in de kerk een geluidsloze "ik hou van jou. Je hoeft niet te vechten. Het is al goed. Ik hou van jou altijd een meer." Hij knipoogt laat de ogen dichtvallen met een kleine schuin getrokken mond, dag glimlach.
Ik loop de weg terug en vraag me af of de architect wel bedacht dat een glitterende vloer hoe donker de nacht ook, niets doet als je ze achter moet laten, dacht hij dan misschien dat het de verslagen mensen zou hypnotiseren tijdens het lopen, even de illusie zou geven, dat het een lachje zou forceren, gelogen hoop zou doen opleven?"

Tuesday, February 6, 2018

"Sin ti. Serás valiente sin, ti."

"Er woedde een strijd,
Het beraad geschaad op de huid,
Te veel strijd,
Er klonk een hond jammerend in de verte,
Of het eenzaamheid of pijn was,
Onduidelijk,
Het maakt niet uit,
Hij is uit zijn lijden verlost,
Een laatste huil,
Maar hier, zeg het me, er wordt geen traan om gelaten,
Pas als wij onszelf toestaan mens te zijn,
Dan ook, zullen wij sterven aan het hart,
Dat overleven enkel een letter scheelt, kind, mijn kind,
De leden worden zwaar,
Je moet wakker blijven,
Wat er ook gebeurd blijf wakker, dwing ze als het nodig is,
Er werd een leven gegeven, de vader voor de zoon,
En nu had hij zelfs de hond niet meer,
Om hem te hypnotiseren, even te vergeten, te herinneren,
Hoe de wereld ooit was,
Het laatste geluid hier een klein uitstervend gegiechel,
"Papa, de hond knort in mijn maag alsof het een varkentje was... Papa? Papa?"
En de laatste kogel, was al geschoten,
Er was enkel nog de weg,
Kind, mijn kind, met zijn vermoeide voeten,
Kind, mijn kind,
Bleef gekluisterd zitten aan zijn koude vader,
Viel in slaap, langzaam stoppend met trillen,
En hij vertrok zonder ooit voet te zetten op het pad,
Hij liet hem niet,
Hij liep hem niet,
Het is niet een de weg maar het leven,
Dat stierf die dag,
En er was enkel nog de weg."