Thursday, May 31, 2018

X

"Dat ik niet langer ben wat je nodig hebt, 
Niet goed voor je, de stem zo weergaloos duidelijk, hartverscheurend,
Maar, doe, denk, wees, als je acht.
Ik ben het toch altijd, met je, oneens.
En duik maar, zink, vul de longen met overspoeld raken door, verdrinken in, ten onder gaan aan, en wanneer jij weer boven water, adem komt halen...
Dan ben ik, nog altijd, hier, dobberend op de laatste steunbalk,
Ik breek je op, maak het je moeilijk, onmogelijk, zo verschrikkelijk, zwaar.
Toe maar liefste, doe wat je moet doen, zoek de eindeloze zeeën die wij besloten over te slaan op onze verkenningstocht, zeil werelden rond om de antwoorden te vinden in het omslaan en herrijzen, de lucht, de zonsondergang. Zij zullen je altijd vragen, is dít dan waar je naar zocht? Klopt het plaatje genoeg om je hart tevreden te stellen?
Doe maar liefste, red jezelf, de sloep. 
En ik, zal nog altijd, hier, zijn. Wanneer je weer boven water komt. 
Verdwijn maar, levens en oceanen, tij en keer te meer, navigeer tot je terug bent bij vinden wat je jaren zocht. Want in deze hele wijde wereld toch, is er geen ander, zo een, als... Weet zeker, dat je diep duikt, zo verdronken bent dat het lijk onherkenbaar is, het maakt niets, doe wat je moet doen, ik wacht hier, tot je weer boven komt drijven. 
Ik zal op je wachten, want eerlijk toch, als jij mijn Jack bent, wordt Alice vervangen voor Rose. 
En zeg nu zelf, hoe belachelijk zou het zijn, een man, een iemand, te verkiezen, over de zucht gevuld van...
Wat zou ik moeten zeggen, wanneer de kippenvel komt, denkende aan jouw handen, terwijl ik met hem het bed deel? Wat fluisterd een vrouw in zijn oor, wanneer het verlangen naar jouw proeven het enige is dat op haar tong ligt?
Doe wat je moet doen, ik wacht op je, hier. De plek waar je adem komt halen, zoek elk antwoord, en wanneer je zeker weet, dat jij de zucht slaan zal, mijn armen hebben zich hier jaren uitgestrekt tot zij jouw terugkeer omhelzen kunnen. 
Ik wacht op je, zoals jij zocht naar mij, tot ooit, levens van hier, namen van elkaar verwijderd, afstanden genomen en overwonnen, wij elkaar weer vinden."

3

"Duister drammende dravers eisen mijn nacht op door te steigeren tot mijn hart door hen in het gallop de benen neemt.
Het is zo ver.
Zwetend en plukkend aan haar jurkje zit het meisje friemelend haar balans te vinden op het bankje. Het is warm, heet, over verhit. Als de vork maar niet valt, je kan niet eten volgens etiquette wanneer je vork niet mag vallen, hou haar vast met twee handen en al je kracht, en als ze begint te trillen van de vermoeide vingers, prik jezelf tot haar botte punten in je benen stekend je weer scherp maakte. De echo mag niet klinken hier. De doffe nadreun van een stuk bestek dat alsnog de houten vloer raakt. Kippenvel. 
Zij staart naar de grond, zichzelf op een neer wiegend, dood, leek een grootse troost in dit leven, dat ongekozen alsnog altijd derhalve tot " de onze" gestempeld wordt, het proces is gestart, de dag van terechtstelling nog ver op de horizon als een minuscuul stipje, maar toch, zij wij alle ter dood veroordeeld, wachtend, op de enige zekerheid, wij kunnen niet voor onszelf geboren worden, maar wel kiezen of wij voor onszelf sterven willen. 
Zij sluit haar handen in elkaar, bid tot God "haal uw zondaar, ik ben er klaar voor, het spijt me, het spijt me zo, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld," maar spreek, en de waarheid zal je gezond maken, de ziekelijkheid van zintuiglijke ontzegging om maar niet te moeten zeggen dat er hier geen zeggenschap is, tot credo verheven, de kleurloze wangen van een buitenspelede kluizenaar overnieuw schilderen tot kinderlijke blossen haar in bloei staan verkondigen, de vork is uit het been verwijderd, de heilige drie eenheid heeft haar markering van onmiskenbaar geloof in de moed, te moeten overleven als litteken tot een seculair soort tattoo van de tegenhanger der hedonisten gekarsktiseerd, het brandmark der vroome, geloof, hoop, liefde. Hij koesterd haar littekens met zachte hand. Haar ademhaling stabiliseerd, zij realiseerd zich weer, langs wie zij vannacht in slaap viel, en wie haar wakker kussen zal, niet de prins of het paard, maar de man met de zachte kriebelbaard."

Hijde

Waar, heide, het heden is.
Waar, schuw en verlegen het verleden is,
Waar jij met maar een letter verschil het werkelijk onze is,
Lijken, niet langer in de kast hangen, maar geknuffeld en geaait worden tot zij in slaap valt,
Werk, niet langer om de situatie maar enkel elkaar is,
Werken, even vanzelfsprekend als mogen laten of gewoon maar even zo wezen is,
Wezen, waar het lijk vervaardigd is tot nieuwe wijze,
Die wijzen op, wat er écht toe doet,
Doen, zoals, niet alsof, maar gewoon eerlijk in het zijn,
Eerlijk, met eer en waardigheid over wat begraven is heenstappen,
Stappen en sokken te meer,
Meer, dan wij ooit durfde te dromen dat stroomt, bruist, leeft, van geluk,
Gestroomlijnd, als nooit daarvoor, omdat niet de grenzen maar de lijnen leidraad geworden zijn,
Worden, wat altijd al was, liggend aan een lijntje, zonder bijt of blaf,
Genzenloos, in een land dat niet enkel om het wonder van vallen, maar het landen zelf gaat, 
Wonder boven wonder, altijd overleefd, waar het aan ten onder gaat,
Onder, een sterrenhemel enkel uit de serieus serie gekozen,
Waar, kiezen geen straf is maar beloven,
Beloftes, over eeuwige trouw worden verkozen,
En koosnaampjes, als herinnering dienen aan,
De eens gediende tijd, verleden, in de vrijheid,
Waar, jij, en ik, mij en ons, waar hij en zij, mijn man en mijn vrouw, 
Geen zorgen maken over, plaats, leeftijd, gewicht of vragen,
Maar enkel nog bezig zijn het beeld naar de spiegel te dragen,
Gedragen als de gedachte, dat alles wat is, bestaat om wat was, en daarmee altijd, de toekomst is, ook in gemis aan, ook in ontkomen of niet toe komen aan,
Behoor me niet toe, maar hoor me, fluisterend in je oortjes,
Het spijt mij meer, ik wilde je nooit opsluiten, maar mij hart zo hard, word immers en altijd zo week en teer van je zielen zeer,
Het spijt me meest, het spijt me meer, ik wilde je niet opsluiten, maar doe het keer op keer,
Waar, jaren als dagen vervlogen zijn,
Zo vrij als vogels vliegend naar,
Waar, de v-vorm voor mijn favoriete shirt staat,
En stond, de stoel karaktiseerd, ze ligt al klaar,
Waar het ligt en het licht altijd samen gaan in bed."

Monday, May 28, 2018

O

"Ja. Ja. Vooruit. 
Ik geef het toe. 
Ik ben jaloers op maan, op hoe zij altijd naar je kijken kan voordat je in slaap valt, over je waakt terwijl je droomt, hoe zij snachts door je raam haar licht kan laten vallen, om nog een keer langs je wang te strelen en je welterusten te fluisteren. 
Nog jaloerser ben ik op de sterren, dat zij mij constant kwellen op een heldere nacht, me aan jouw ogen doen denken, en wakker houden met hun fonkelingen, lijntjes en licht, zelfs op een zomer nacht, doen ze me denken aan je borst, je rug, de stelsels van moedervlekken daar, de herinnering aan, of anticipatie op, kippenvel. Alsof het kouder is, kamertemperatuur, wanneer jij er niet bent, de sterren, de sterren, hoe zij altijd met je spreken kunnen in je elke geheimtaal, ook als wij stil zijn... Ik ben jaloers op de zon, dat nog vaker dan wij samen opgaan in as, zij je verbanden mag, puur en alleen om je eigenwijze jij. Kon ik je wangetjes maar even onbezonnen rood achterlaten van genot. Kon ik je zelfs van afstand maar zo raken met licht dat het voor dagen te komen nog te gevoelig was om aangeraakt te worden. 
Ik ben jaloers op de lucht die je inademd, hoe zij je kan voorzien van alles wat je lichaam nodig heeft om te overleven, zonder het te beseffen, zonder twijfel, zonder moeite, gewoon omdat zij er is. 
Ik ben jaloers, op hoe je zou sterven zonder, en morgen gewoon opstaat, wanneer je mijn atmosfeer verlaat, verdomme wat ben ik zuur van stof vandaag. 
Ik ben jaloers op alles dat als vanzelfsprekend natuurlijk is, was de lijst maar korter of kleiner, zodat ik zeker een groter op de langste lijst ter wereld was."

Saturday, May 26, 2018

Bell-Tower

"Het luidt niet altijd om zorgen, als een vraag, drieledig, wel geteld maar niet altijd even duidelijk door mijn vertalingen verteld. 
Het klinkt als een nieuwe slag, maar lieverd, absoluut niet, ik begrijp dat zij zo luid is dat het de boodschap eronder overstepeld alsof de trillingen niet langer beperkt zijn tot de tinteling van eerstens in een intens te overjarige ontwikkeling van het geloof in. 
Maar toch, ik zweer je, op het hart, de jouwe, opdat daar de mijne haar zucht vind, dat het niet om de zorg draait, maar de liefde. Ik beken, soms de blik, zij is verwarrend, ik weet, maar ik moet je toegeven, ooit toch, zoek ik naar tekenen op je gezicht die mij vertellen of ik nog aanwezig ben in deze wereld, ik vraag je soms, zijn er zorgen, zoek de ogen, de lippen, de lijntjes de vingers af naar een bevestiging van mijn lijfelijk aanwezig zijn hier. Opdat zij soms niet meer beseft of het ik is, de verwerking of de onafgestemde klanken van onbegrip zijn die als echo mijn mond verlaten zonder geproefd te worden door mijn verlangen het zelf te wezen, die je wijst op mijn wezenlijke menselijkheid in het gesprek. 
Ik weet, dat er met ons, nauwelijks te praten is, zij heeft immers aan het begin altijd nog de voorhand en bij ongemak regeerd zij nog regelmatig, maar ik zeg je toch, het is niet langer meer een dictatuur.
Luister naar het luiden alsof zij de hoop is, waarvan je soms twijfeld of ik haar laat varen, hoor je het optimisme in de klaagzang? Ik zing weer. En al zijn de teksten melancholisch is het ritme een constante terugval naar het stuk precies voor de burg zonder haar te passeren, de muziek, is gelukzalig van tot uiting mogen komen zonder oordeel van mijn eigen hand. 
Nu dan, zeg me, genoeg met het als jij... Als het me helpen zou, had ik haar in een teug achter overgeslagen, er aan vast geklamd alsof het mijn grootste liefde was of haar in mijn discipline van ik moet zijn tot nieuwe dictator gedicteerd. 
Liever toch dicht ik in alle openheid over hoe zij geopend werd en eindeloos is, tot eindeloos tot haar uiterste kwam en het einde, niet langer als het eind van de wereld voelt."

Wednesday, May 23, 2018

X

"Of we ooit om je gelachen hebben, puur voor vermaak, naakt uitgestrekt in bed? 
Of zij me ooit belachelijk maakte om de vrouw die dit meisje nooit zal worden, tijdens een drama loos ontbijt aan de tafel?
Of er mensen zijn die ons afkraken, puur en alleen, omdat wij het gebroken hart wel herstelde en haar iedere kier opvulde met het geluk, van vinden wat je nooit zocht?
Nee. Ja. Ik weet niet. Allebei. Nee. Toch? Ik twijfel, ik begrijp niet helemaal wat ik zeg. 
Denk je dat hij het bewust deed, jouw iedere ronding met zijn hardhandige handen afvlakken, tot er geen vrouwelijkheid meer over was?
Denkt hij dat jij het hem kwalijk neemt, de vergezochte, ik twijfel erover maar ik voel me zo raar, ik denk dat het niet klopte, heb je haar ooit uitgesproken met een uitroepteken?
Denkt zij dat het allebei bij die een lag, zonder na te denken over iets anders, dan dat de ander, het zelf, wellicht ook een aandeel had in hoeveel pijn geïnvesteerd kan worden in mens, voordat zij breekt?
Nee. Ja. Ik weet niet. Je stelt moeilijke vragen vandaag. Ik ben beetje klaar. Met. Ik kan niet meer denken. Gewoon.
Heb je het ooit gevoeld, de twijfel, de angst, heb je ooit gekeken in de spiegel naar wat het met je lichaam doet wanneer je erover praat, heb je je ooit afgevraagd hoe onveiligheid eruit ziet wanneer een persoon haar uit moet beelden?
Ik?
Ja.
Ik.
Ja?
Ik...
Tja..."

Tuesday, May 22, 2018

X

"Hoe kijkt een onverschillig mens naar de maan?
Ik had je graag een antwoord willen geven, maar helaas, behoort geen van ons tot de catagorie, mens, dat hier een verheldering over zou kunnen geven. 
Of ik weet wat de afstand is, tussen mij en haar? Ik denk even ver, en even dichtbij gedragen als de afstand tussen jou en mij. 
Maar verbeter me, als ik fout zit, bekritiseer mijn denken en spreek dwars door me heen, wanneer je moet.
Ik geef toe, eigenlijk ben ik huiverig met het delen van wijheden die ik zelf nog aan de lijve moet ondervinden, maar laat mij duidelijk zijn, mijn beste,
Wij vallen onder de mens die hun verstand wel graag zouden willen gebruiken op een gevoelige manier, onszelf in het ratio projecterend tot " ik" een attribuut zou kunnen lijken te vormen voor "mij". De maan is helaas, niet altijd even helder te zien. 
Soms krijg ik s' nachts voor ik in slaap val een prachtig visioen... Het is een zachte maar natte winter, de kou snijd niet meer zoals nu, de wind is gaan liggen daar de zeilen niet meer nodig zijn, wij converseren eindeloos voor het raam, twee kranten, twee kopjes thee, twee vorkjes, één taartje. Het schijnt er warm en licht te zijn ondanks de winter. 
Laat ik eerlijk zijn, zelf in de dromen komt hij terug, keer op keer, het kan toch ook niet anders, in de dagelijkse sleur van ons bestaan kan niemand voortdurend in een staat van onbevangen ontvankelijkheid verkeren...
Maar met het zoeken naar hulp van het verstand, zou mens, mijn beste, toch enkel het samenspel genoodzaakt te vinden zijn, dat het beseffen van het wonder in verklaringen zoeken voor, het, voelen voor wellicht dieper laten worden. 
Met zes verdiepingen tegelijk, kilometers te meer. 
Voor een boeiend woordspel, een goede anekdote van ons levenloze bestaan in een gedeeld leven dat begraven is onder stilte, is de maan trouwens, helemaal niet nodig, enkel een blik, op het licht."

Saturday, May 19, 2018

#3

"Toch, de straat, het je, of ik erin pas, nog niet misschien,
Hoe kan dat ook, wanneer ik altijd dwars door je heen praat, je priet tot prut verklaar en vaak nog compleet om het punt heendraai?
Maar, alsnog, bouwen wij zandkastelen die onoverwinnelijk de grond uitreizen alsof zij van steen gemaakt zijn, gezet is.
Modder gevechten zijn hier het scrubben dat jij altijd overslaat wanneer wij niet gezamenlijk onder het gemalen water staan, kan me nog een tijd herinneren dat ik veel wit droeg, nu draag ik het uitgebetene toe aan je waanzin, je was altijd al zo gek. 
Regen, storm, zonneschijn, het veranderd niets, wij vallen constand met neus naar voren in ons eigen gefabriceerde waterpooltje. 
Voeten baden, natspetteren en genieten van het overweldigende gekletter na het heetst van de dag. Dat een waterrat gestraft moet worden daar twijfeld mijn Kat niet aan.
Wij lopen langzaam het laantje zonder bomen, een straat, of eerlijk het is zowaar een niets, een weg die weg is, welteverstaan, maar ongehoord uiteraard, toch is het voor zover als nog niet onuitgesproken maar toch is en blijft zijn als gehuisvest in de stiekeme stiltes van spreken is zilver en zwijgen is goud. 
Gesprekken, verliezen hun voorloper, wij kunnen geen stappen zetten maar ook niet zonder twijfel in een enkele keer ontdoen van, zowaar is het woord in haar definitie enkel nog rekken gebleken, dat het hart zit blijft en voldoende voorzien wordt, praten is de achterban verloren, zoals wij altijd in raten waren lijkt het nu enkel in "p" te staan. Wij komen er laten op terug, je spreken daar kan ik je niet over preken want dat zou het jouwe overbieden met eenzelfde soort liturgisch gebazel dat de dienst van orde nog steeds niet aan de orde van de dag stelt.
De kalender, slaat afspraak na planning over, en dagen, weken, maanden, wij bladeren door..."

Friday, May 18, 2018

"♥♻♥"

"De hogere eisen van zelfcontrole beperkte zich niet, mondde voort in de seksualiteit, waarmee iedere intieme relatie als met een muur van apartheid werd voorzien en nooit tot in haar volledigheid kon ontwikkelen, tot de gezochte connectie, enkel nog ontstaan kon uit het geloof dat zij er was terwijl de relatie voornamelijk bestond uit zelf censuur en beteugeling van de ongeremdheden. Nooit een onvoorwaardelijke connectie dus. 
Het waren de kinderen van de verwende generatie die opgroeide als bemuurde persoonlijkheden, bijna onmenselijke automatisch zelfsturende en zelf controlerende machines, met het verlangen naar een daadwerkelijk intieme verbinding die de muurtjes van al overstijgende gedwongen apartheid standvastig omver zou werpen uit liefde, liever dan lust.
Nooit een onvervlochten connectie dus.
Zij zijn niet opgevoed tot gelijke, wanneer een gesprek gevoerd zou worden, zou de verhouding ter bevraging staan, zij zijn dan ook opgegroeid in de veiligheid van intiem zijn met de eigen muren, de zelfbescherming voor het gemis aan een oor die op de ziel werd gelegd, de connectie met andere wordt daardoor altijd overschaduwd, denk je niet, door de chapperone die elke muur vormt in de meest waardevolle relaties die zij hebben bij hart, de relatie met de controle over, de relatie met het zelf redigeren van het te moeten wezen, zijn. 
Zelf intiem, is dus nooit een echte connectie. 
Tot de muren volledig om zijn, tot wij over ze heen geklommen zijn, tot wij er onderdoor gekropen hebben, haar omgeslagen hebben of volledig afbraken, tot de muurtjes die voor dé muur staan gelijdelijk aan enkel bouwstenen worden voor het menselijk samenspel tussen individuen die de obstakels als bouwstenen voor het basis fundament van de te ontwikkelen relatie zien, en iedere afscherming van de afwijzing ontdaan is, en haar vertrekken geen afwezigheid of eenzaamheid meer illusteerd in de lijnen van begrenzing maar langzaam een huis in het hart is geworden, waar jouw muren, ook de mijne en de onze zijn.
Ondanks dus, nooit te veel, voor het verlangen naar één gedeelde intimiteit."

#2

"Toch, soms krabbelen wij, stil zwijgend over onze eigen lijnen, er liggen briefjes op de keukentafel, "Eet je ontbijt, Engeltje," "Dito, dito, dito," "Herinner mij eraan dat ik jou ergens aan moet herinneren, want ik vergat wat, maar dit is je herinnering aan, dat..."
Zo nu en dan wordt de zee hier wat woester, slaat zij zichzelf op de rotsen kapot uit onmacht, in alle woedde toch, maar zo roerend en verslagen als het beeld eruit zit, terwijl wij huiverend buiten onder een dekentje gekropen dé goede thee delen, zo vanzelfsprekend is het opklaren van, het herstel en de kalmte van haar schoonheid na het kleizen.
Op vroege ochtenden jutter ik graag in mijn eentje over het strand, schatzoekend slenterend tot de tweede pier, als ik dan omdraai, is er precies genoeg tijd om de krantjes en broodjes jouw kant op de dragen voor je goed en wel wakker bent. Om nog stiekem één mok en één sigaret in alle rust te genieten, voor je de hoeveelheid gaat tellen, je kunt het zo zien, er is niet te liegen tegen je met mijn gezicht, maar verdomme want is het heerlijk wanneer je mij in de waan laat, dat ik nog geheimen voor je, hebben kan. 
En zoals jouw handen mijn gezicht altijd warm opsluiten in hun omhelzing, ochtend en avond als eb en vloed precies in het vaste natuurlijke getij én eeuwig op het juiste moment, staat voor jouw het kopje altijd vers klaar wanneer de laatste trede je aankondiging in de kamer kraakt. "Die moeten we nog maken, dat geluid,"
"Het hoeft niet gemaakt te worden als het niet kapot is... Ik hou van haar geluid, ze geeft me kippenvel op voorhand... Alsof het huisje ons als kende, hiervoor."
"Hmmm."
"Oh, ik weet nog..."
En wij babbelen eindeloos door..."

#1

"Er staat een huisje aan zee, zowaar op het strand, omringt door zand langzaam over kruipend in duinen,
De plek waar ik heengaan wanneer ik heimwee heb, 
Zij is gemaakt, voor jou, voor jou en voor mij.
Haar steunbalken verdrinken graag in het vaste van de gezette grond, als vanzelfsprekend heeft haar structuur te veel gemeenschappelijk met het onze, immers, is zij op onze schouders gebouwd.
De veranda verwelkomd iedere verdwaalde blik die even op het schommelbankje naast de voordeur berust, met het in beweging zetten van dat wat ons altijd draagt, vertrouwen in haar ondanks de wind.
Wij rollebollen iedere kamer in de rondte, jagen elkaar achterna hupsend over de bank, de koffietafel is hier nooit veilig, waarom wij er ooit een strijd van maakte dat de eerste bij de afstandsbediening mag kiezen wat we kijken, een mysterie, want al win ik, of laat je me, mijn smaak is zo fout, dat we toch altijd de jouwe kiezen.
Op zachte avonden, zijn wij decadent romantisch, jij dan, ik freet gewoon dingen en giechel, stotter en bloos meer en meer bij alle jaren die we inschenken.
Er worden herinneringen opgehaald en nieuwe achtergelaten, ieder jaar één schelp aan de mobile, zij klingeld graag in de sluimering van de morgen wanneer ik expres het raam open liet staan zodat je me de hele avond ridderlijk warm houdt en snoezelen tot een heel nieuwe betekenis verheft, opgesloten in de knusheid van je armen.
De discussies, ook de eettafel, is altijd in gevaar, wij doen het er ook gewoon om, kiezen punten die we niet willen verdedigen gewoon om de ander tot waanzin te drijven, het spel voor het voorspel, de krassen en deuken laten precies zien wanneer ik toch echt wel dacht dat mij zeggen ergens op sloeg, en als dat het niet deed, sloeg mijn ring een nieuwe markering op de tafel... Jij/tafel 207, ik altijd eentje meer. 
Het is maar goed dat wij de tel niet houden want ik zou je ervoor afrekenen iedere keer dat het in m'n nadeel is.
Het bad is meesterlijk, lijkt een zee aan zich, maar is zo veel zoeter, alsof de honing aan je kont, zelfs het water bedwelmd... Wij kabbelen eindeloos voort."

Monday, May 14, 2018

"I Know Places - A."

"Je hand rust op mijn heup, 
Wij zijn in gezelschap soms ik gelukkig verdwaalde momenten met strak afgekaderde "misschien zouden wij niet.." maar we doen het toch altijd wel zuchtjes in de lucht,
Ik voel je vinger langs de kuiltjes strelen, "ik miste je,"
Zo zitten wij, soms stil en verslagen, soms opgewonden als twee TinToy muziek doosjes, "speel met me,"
Onze handen laten niet los, zachtjes aait je duim over de mijne met het trillende doorzettingsvermogen van een twaalfjarige die voor het eerst een meisje in het openbaar aanraakt, "dito," ik wordt er ook zenuwachtig van,
En soms, heel af en toe, in een moment van complete overgave, geef je mij er eentje zo midden op straat, sluit je mijn gezicht in je grote warmen handen op en kijk je me aan voor levens te meer, "ik ken de plekken,"
Ooit, wil ik je zeggen dat ik je mis, schaam ik me voor wat ik dan toch moet zeggen, welk mens zou me nu niet beschuldigen van het door een wiek geslagen zijn, wanneer ik zeg, "Ik mis soms gewoon zo, hoe zijn handen mijn oren compleet af sluiten van de wereld en ik even klein ben, zijn warme zachte handen ze zijn perfect in zo veel opzichten, maar nooit zo prachtig als wanneer zij gewoon even mijn gezicht aan de wereld ontnemen en zijn ogen alles is wat ik zie."
Zo nu en dan, een klein kusje, alsof we tieners zijn, ik voel me zo stiekem maar zo tot over mijn oren dan, en wij weten, dat ik alles al gezien heb, maar ook als ik plekken kende, "Ik verdwaal in je glimlach," en even, doet het er allemaal niet toe, wie? Wat? Waar? Hoe? "Zolang je hand om de mijne sluit alsof zij voor elkaar gemaakt zijn," vergeet ik mijn elk bezwaar tegen de plekken waar wij onszelf al struikelend terrecht in overdonderend vallen.
"Het doet er niet toe, jij, jij bent het enige dat er toe doet, en dat wij het delen, samen."

"Zwitserland - De Voorloper - Prt. 2"

"Er staat een uitnodiging voor me, de man, hij geeft me een linkse hoek, hoeft alleen maar op zijn lip bijten, de ogen branden op me met zijn duivelse onschuld, ik weet, oh, oh, oooh...
Er verschijnt een uitnodiging in de vorm van jou, " je ziet eruit om op te eten vanavond," "als wij toch eerlijk zijn," de jaren vloeien rijkelijk, na elke slok, het verlangen is niet meer te slikken, "ik kocht het alleen, om hoe gemakkelijk ze uit te trekken is," "hmmm," "ik ken je al langer dan vandaag."
Gegijzeld in het gevoel dat mijn hart door jou is ingenomen, je hand neemt me overal in mee, drie kneepjes op de achterbank van de taxi, in een oogopslag, ik zie toch, lieverd, dit gaat een lange weg worden.
Zij kunnen zeggen wat ze willen, de lippenstift aan je oor, jouw geurtje in mijn nek, nog een, nog een, nog een keer dan?
Ik, ik bemin je in de nachtval van onze handen verstopt in je jaszakken, en ik zou toch eeuwen met onze vingers verstrengeld om ieder punt heen kunnen dansen, ik, ik lief je ondanks de groote angst dat de wereld je altijd van me weg nemen zal, "er was toch niets in de wereld wat het tegen had kunnen houden," "onmogelijk te voorkomen," "alsof het geschreven stond,"
En zo, zo lopen wij, op een staploze weg, richting zoekend in de stuurloosheid dat wel één gedwongen kapitein aan roer heeft staan, 
Er verschijnt een uitnodiging,
"Ik moest aan je denken," "Omdat het traditie is..."
"Kom je? Ik wil je zien." "Nog een sigaret?" "Voor vannacht?" "Een afzakkertje?"
En er blijven uitdagingen, uitdelers, uitbuigingen en uitdokteringen komen, zij worden uitgedragen, tot nieuwe...
Er verschijnt een uitnodiging, langzaam maar zeker, in de reflectie die de spiegel achterliet, er verschijnt, een onaangekondigd maar uitnodigend beeld...
"Ik kan niet langer in de spiegel kijken zo... Naar wat zou... Het is zo... Wij zouden samen..."
Ik knijp drie keer in je hand, "ik weet...", ik had al zo'n gevoel, dat het een langere reis zou zijn, dan de weg vermoeden doet."

"Zwitersland - De voorloper - Prt. 1."

"Leef je in het verleden?"
"In het heden wel, vroeger, leefde ik in de toekomst."
Bedekte mezelf met de hoop je warme huid ooit te ontmoeten en mijzelf daarin te kunnen begraven wanneer slaap kunnen vatten een dagtaak zou blijken te zijn.
Zocht boeken met onderwerpen voor nog de aan te komen zwaarte, zodat wanneer het gewichtig mijn kant op zou balanceren, ik met hem zou kunnen praten over het leven dat daar vooralsnog ongekend zou zijn. 
Vond troost in het schrijven van ode's aan hij die ooit mijn iedere handgeschreven brief zou bezegelen met onverwoordbare liefde in stilte, ik hield er toen al van, stil te kunnen zijn in het hart.
Of twijfel ooit bestond, over je bestaan? Maar natuurlijk niet mijn liefste. Ik hoefde toch ook nooit te zoeken naar dat wat enkel een op een leven afstand van de mijne ligt, het gevonden in een oogopslag, wanneer het de hoogste tijd is.
Dat thuiskomen in je eigen hart, veroorzaakt wordt door het welkom heten van een ander mens, daar, een ziel dat het kaarslicht aansteekt in je diepste duisterste krochten daarbinnen, van elk spook dat er leeft gespreksstof kan maken alsof zij daadwerkelijk slechts verwaald beddengoed was voordat ik begreep dat het zoeken naar houvast in waanzin ook door gelukzalig genot gegrepen kan worden, dat een ander hart, jouw hart, de mijne lieflijk toespreekt tot zij klopt als nooit tevoren enkel om meer massa in beweging te kunnen zetten, zodat het mijne altijd het jouwe raakt, dat het spreekwoord je hart op je mauw dragen, eigenlijk mijn hoofd op je schouder leggen had moeten wezen.
"Of ik me ooit afgevraagd had of het mogelijk was?"
Ik droomde iedere nacht van je ogen, nog voordat vragen bestond, wist ik al hoe mijn antwoord eruit zag.
"Leef je in het verleden?"
"Niet als het jou, toe komt, Amos."
"Leef je in de toekomst?"
"Niet als het, jou, toe komt, Amos. Nu, genoeg. De rest, is voor de toekomst."

Friday, May 11, 2018

"Zwitserland - De Tour - Prt. 5."

"Ik denk, dat het eenzelfde gevoel van nostalgie in een tegengestelde houding geuit zou moeten wezen,
De een troosteloos in het heden, opdat de warmte van de handen nu zo veel herinnerde aan de kille leegte van het gemis aan, al die jaren.
De ander eenzaam in de toekomst, altijd levend in het verleden zelfs al is hij bij de tijd, want nu is altijd de ooit die hij nooit mocht ontvangen, als de goedkeuring, de acceptatie, de liefde die derhalve nog altijd door middel van een open relatie met de toekomst in het achteraf kijken naar het verleden werd gezocht.
"Ik denk..." "ik weet..."
De bergen, laat je graag voorop lopen zodat ik naar je kuiten kan kijken zodat je nog altijd zoals tijdens de eerste wandeling, een keer of zes achterom kijkt, of ik er nog wel werkelijk bij ben, daarboven, zitten wij samen in het gras, onze hoofden hangend op die van de ander of de schouders, wij zijn door de jaren heen als een jenga toren gebleken, elk stukje dat losgemaakt wordt, daar vinden wij plaats voor, loslaten van de bouwblokken die ons architecteerde tot een zo gemakkelijk in elkaar vallende samen speling van meesterwerken, is niet nodig, wij bewegen net zo lang, puzzelen tot er overal plaats is voor alles.
Wij zaten daar langzaam zuchtend, onze weg makend naar het chalet waar wij voor het haardvuur neervleien. De plek, verjaard niet, onze gezichten, zij tonen langzaam hoe het vermeende leven woedde als storm over elke lijn die "ik wou, ik dacht, ik wenste en ik miste..." spelt. 
Ik denk, dat hij, en zij, eenzelfde elkaars gelukken en gemissen in herinnering oversteigende nostalgische liefde creëerde, die berust op het vertrouwen, dat de ander ons kinderlijke geloof in het volledig herstel van een gebroken hart, nooit breken zal."