#3

"Toch, de straat, het je, of ik erin pas, nog niet misschien,
Hoe kan dat ook, wanneer ik altijd dwars door je heen praat, je priet tot prut verklaar en vaak nog compleet om het punt heendraai?
Maar, alsnog, bouwen wij zandkastelen die onoverwinnelijk de grond uitreizen alsof zij van steen gemaakt zijn, gezet is.
Modder gevechten zijn hier het scrubben dat jij altijd overslaat wanneer wij niet gezamenlijk onder het gemalen water staan, kan me nog een tijd herinneren dat ik veel wit droeg, nu draag ik het uitgebetene toe aan je waanzin, je was altijd al zo gek. 
Regen, storm, zonneschijn, het veranderd niets, wij vallen constand met neus naar voren in ons eigen gefabriceerde waterpooltje. 
Voeten baden, natspetteren en genieten van het overweldigende gekletter na het heetst van de dag. Dat een waterrat gestraft moet worden daar twijfeld mijn Kat niet aan.
Wij lopen langzaam het laantje zonder bomen, een straat, of eerlijk het is zowaar een niets, een weg die weg is, welteverstaan, maar ongehoord uiteraard, toch is het voor zover als nog niet onuitgesproken maar toch is en blijft zijn als gehuisvest in de stiekeme stiltes van spreken is zilver en zwijgen is goud. 
Gesprekken, verliezen hun voorloper, wij kunnen geen stappen zetten maar ook niet zonder twijfel in een enkele keer ontdoen van, zowaar is het woord in haar definitie enkel nog rekken gebleken, dat het hart zit blijft en voldoende voorzien wordt, praten is de achterban verloren, zoals wij altijd in raten waren lijkt het nu enkel in "p" te staan. Wij komen er laten op terug, je spreken daar kan ik je niet over preken want dat zou het jouwe overbieden met eenzelfde soort liturgisch gebazel dat de dienst van orde nog steeds niet aan de orde van de dag stelt.
De kalender, slaat afspraak na planning over, en dagen, weken, maanden, wij bladeren door..."

Comments

Popular Posts