"I Know Places - A."
"Je hand rust op mijn heup,
Wij zijn in gezelschap soms ik gelukkig verdwaalde momenten met strak afgekaderde "misschien zouden wij niet.." maar we doen het toch altijd wel zuchtjes in de lucht,
Ik voel je vinger langs de kuiltjes strelen, "ik miste je,"
Zo zitten wij, soms stil en verslagen, soms opgewonden als twee TinToy muziek doosjes, "speel met me,"
Onze handen laten niet los, zachtjes aait je duim over de mijne met het trillende doorzettingsvermogen van een twaalfjarige die voor het eerst een meisje in het openbaar aanraakt, "dito," ik wordt er ook zenuwachtig van,
En soms, heel af en toe, in een moment van complete overgave, geef je mij er eentje zo midden op straat, sluit je mijn gezicht in je grote warmen handen op en kijk je me aan voor levens te meer, "ik ken de plekken,"
Ooit, wil ik je zeggen dat ik je mis, schaam ik me voor wat ik dan toch moet zeggen, welk mens zou me nu niet beschuldigen van het door een wiek geslagen zijn, wanneer ik zeg, "Ik mis soms gewoon zo, hoe zijn handen mijn oren compleet af sluiten van de wereld en ik even klein ben, zijn warme zachte handen ze zijn perfect in zo veel opzichten, maar nooit zo prachtig als wanneer zij gewoon even mijn gezicht aan de wereld ontnemen en zijn ogen alles is wat ik zie."
Zo nu en dan, een klein kusje, alsof we tieners zijn, ik voel me zo stiekem maar zo tot over mijn oren dan, en wij weten, dat ik alles al gezien heb, maar ook als ik plekken kende, "Ik verdwaal in je glimlach," en even, doet het er allemaal niet toe, wie? Wat? Waar? Hoe? "Zolang je hand om de mijne sluit alsof zij voor elkaar gemaakt zijn," vergeet ik mijn elk bezwaar tegen de plekken waar wij onszelf al struikelend terrecht in overdonderend vallen.
"Het doet er niet toe, jij, jij bent het enige dat er toe doet, en dat wij het delen, samen."
Wij zijn in gezelschap soms ik gelukkig verdwaalde momenten met strak afgekaderde "misschien zouden wij niet.." maar we doen het toch altijd wel zuchtjes in de lucht,
Ik voel je vinger langs de kuiltjes strelen, "ik miste je,"
Zo zitten wij, soms stil en verslagen, soms opgewonden als twee TinToy muziek doosjes, "speel met me,"
Onze handen laten niet los, zachtjes aait je duim over de mijne met het trillende doorzettingsvermogen van een twaalfjarige die voor het eerst een meisje in het openbaar aanraakt, "dito," ik wordt er ook zenuwachtig van,
En soms, heel af en toe, in een moment van complete overgave, geef je mij er eentje zo midden op straat, sluit je mijn gezicht in je grote warmen handen op en kijk je me aan voor levens te meer, "ik ken de plekken,"
Ooit, wil ik je zeggen dat ik je mis, schaam ik me voor wat ik dan toch moet zeggen, welk mens zou me nu niet beschuldigen van het door een wiek geslagen zijn, wanneer ik zeg, "Ik mis soms gewoon zo, hoe zijn handen mijn oren compleet af sluiten van de wereld en ik even klein ben, zijn warme zachte handen ze zijn perfect in zo veel opzichten, maar nooit zo prachtig als wanneer zij gewoon even mijn gezicht aan de wereld ontnemen en zijn ogen alles is wat ik zie."
Zo nu en dan, een klein kusje, alsof we tieners zijn, ik voel me zo stiekem maar zo tot over mijn oren dan, en wij weten, dat ik alles al gezien heb, maar ook als ik plekken kende, "Ik verdwaal in je glimlach," en even, doet het er allemaal niet toe, wie? Wat? Waar? Hoe? "Zolang je hand om de mijne sluit alsof zij voor elkaar gemaakt zijn," vergeet ik mijn elk bezwaar tegen de plekken waar wij onszelf al struikelend terrecht in overdonderend vallen.
"Het doet er niet toe, jij, jij bent het enige dat er toe doet, en dat wij het delen, samen."
Comments