Thursday, November 28, 2019

X

"Het is de schappelijkheid die een doorn in het oog boord. Alsof ooit.
Het is de onevenaarbare onredelijkheid waarmee gekenmerkt werd.
De lukrake belachgrage laaghartige beledigingen van belabberd wezen.
Het onuitstaanbare stilzwijgende tot de doof ons scheidt.
De torenhoge gestapelde tapijten van verwijt en wrok ongeveegde oneerlijkheid.
Het geniepig gemene afgunstige gehuiver en geklaagjankerige gesprekje over wat graag en niet genoten mag.
De misselijkmakendwalmende wrok wrekende waarachtig wormende en wezelende in ver beneden maats presterende en acterende wederkende smeken om de wezenlijkheid der vergeving.
Het gezind slopende gezondheid verloonchende geluk vergorende gegaap van traagheid en och toch de troch schranzende zal ook bejegend.
De vieze half lauwe gemoedelijkheid die geheid in geheim nog milder dan bevroren maar des te minder om de oren toch vliegens vlug verdulleme ontschoten zal.
Het hypocriete gemiet van zieliger dan zaligheid die zondaars als deze in schaapskleren zo tere uiteindelijk met huid en haar zichzelf opvreten doet.
Vreet maar.
Vreet maar.
En iedere dag dat het knaagt.
Weet, dat ik geniet.
Van het geniep en gesiss dat gevolgd door schrille piep, wanneer een slang de eigen staart vergrijpt, wanneer een rat zichzelf aanknaagt, wanneer een hond opstaat en zijn baas slaat."

X

"Wie, vroeg ze mij. Niemand, bleef het antwoord. Maar zij wist. Zij wist altijd wanneer het te laat was voor mij. Het hart de zaak al lang bepleit had. En de handen getekend hadden tot het beeld zo veel levendiger dan de vluchtigste droom.
Het leek simpel. Er was liefde en lijfelijkheid. Wist een dame in zaken van nood verloren veel, dat kameraadschap haar de das omdoet.
Het ging vanzelf. Letterlijk. Kan me nog herinneren hoe luid mijn ogen uit de kassen rolden iedere keer dat zij zei "Het zijn de kleine dingen die het groots maken" of hij opperde, "wie het kleine niet eert, is het grote niet weert".
Tot hij van wijsheid wezenlijkheid maakte. Wanneer het koud was en mijn kledij wederom ontoereikend, dan stopte hij mij toe met de sjaal, de handen in de jaszakken verzonken, een duim strelende. Soms op dagen die wij scharen onder zwaar, schoof hij zijn laatste twee happen van de zoetigheid mijn eind op. Voor een glimlach. Hij liet tekeningen achter met ontbijt of toetjes op het aanrecht wanneer ik al in slaap gevallen het afscheid wegdroomde.
En toen hij ging, miste ik hem niet altijd, tot de grootste verbazing, ik miste mijn maatje, vertrouweling, de strijdlustige fluistering die altijd een "je kan het wel, het komt goed, vertrouw op het universum" de oren in knoopt precies op het juiste moment.
Ik miste hem niet luid of verscheurend, ik miste hem stilletjes, in alles dat minder prachtig of opgetogen wanneer het niet met hem gedeeld, ik miste hem in stukjes, als precies het kootje dat de mijne raakt wanneer hij de sigaret overnam, of gebrokkelde stroopwafel met fruit dat aan de honing en crème fraise ontbrak. Ik miste hem in geurtjes en sokken pluisjes verstopt zo links onderin het dekbed.
Ik miste niemand, zo verschrikkelijk veel. Zij glimlachte flauwtjes, sloeg een arm om de schouder, "hopelijk mist niemand, iemand die ik ken, evenveel als zij, hem."
Zij wist altijd wanneer het te laat was voor mij. Wanneer het hart hals over de kop. Wanneer de knie te week. Wanneer de conferancecall met cognitie door het hart bezet wordt. Zij wist het. Altijd."

"Cri du Coeur."

"Hij riep mij vaak bij hem. Voor het meest triviale. Het was niet zozeer dat ik verwachte, maar verbazing was verre van.
Het was een vanzelfsprekendheid, dat wanneer er zoveel muren gebroken worden, er automatisch ook gezamelijk gebouwd zal.
Hij riep wanneer het hart stopte, of weer starte, wanneer zij oversloeg, of op hol.
Hij riep duizendmaal en ik, ik beklom de berg aan omvergevallen muurtjes van ooit, liet mij vallen aan de voeten van zijn top.
Riep hem, bij mij, om te zitten en te kijken. Zo zaten wij daar. Stilzwijgend het uitzicht van de "toendaars", "als'keerders", "gewissendats" en "ooitskomers" in te nemen.
Hij riep mij vaak bij hem. Voor het meest triviale. Het was niet zozeer dat ik verwachte, maar verbazing was verre van."

"A la recherche du temps perdu"

"Hij beantwoorde zijn liefde vaak, met de woorden, ik heb je zo lang gezocht.
Kon het nooit over het hart verkrijgen de zijne te breken en te zeggen, dat hij nog steeds en altijd zoekende zal.
Ik had nooit de illusie dat 'om te hebben en houden' iets met bezit te maken heeft. Ogen die door de jaren zoveel aan tranen, geproeft als door een ander. Leven.
Het is vasthouden aan, wat het zelf, en houden van, ongeacht ander.
Was een vrouw zo opgevoed van nature en niet enkel met de zweepslagen van, dat had liefde niet met giftig te maken, laat staan dat er Romeo en Julia fases.
Kan mij nog herinneren hoe ik als kind zwoer nooit te schrijven over, en hij nu, verdomme, daardoor, de grootste inspiratie.
Ik weet nog de tijd, waarin spijt en nijd als aan elkaar verwand, dat boeten bij samengaan hoorde en opofferen voor vrede als vanzelfsprekend.
Ik ken niet meer, het kind dat schrikt van de minste en geringste wind. Ik ken niet meer, het kind, dat bang is van donker of onbekend. Het kind, dat als moeder acteerd en soms speelde.
Hij beantwoorde mijn liefde vaak, met de woorden, ik heb je zo lang gevonden.
Kon het nooit over mijn hart verkrijgen het geloof te breken en te zeggen, dat nog niets in mij, ooit, zo ongevonden is.
Ik had nooit de fantasie dat ik gemaakt was voor, zonder, leek mij ook prima, er is genoeg te doen voor de geraniums.
Nu ken ik de tijd, waarin lengte zonder jaren of meters maar wil gemeten, waarin duurzaamheid niet over de tijd van zo goed als nieuw maar het aantal herstellende.
Nu, dat ik weet, als een veteraan, waar ik over spreek, wanneer ik het grote woord over de lippen laat lopen, begrijp ik pas, hoe verstrekkend de gevoelens, tot gevolgen golvende in het intern ritme van geluk gehuisvest wezen."

"De volgeestige werken - Zonder - Anno nu."

"Was het kind dat onherroepelijk dood voorspelde met haar leven. Zij wisten niet wat hen te wachten stond. Had dienen te sterven voor het grotere doel. Maar resteer hier, des al niet te min, immer meer.
Het was turbulent. Dramatisch met tijden. Als een roman die door het leven ingeslagen wordt. Als een reeks die al geschreven werd voor het lichaam zelfs nog maar kon spreken.
Zo werd er een tweede geboren. De schrijfster. Zij die in volledige stilte jaren lang de wereld vol onbegrip observeerde. Zij die de cursussen empathie vermindering voor kinderen volgen moest maar tevergeefs nooit slaagde. Zij die bij filosofie en ethiek het dillema nooit zien kon tot de stelling zich in het echte leven voordeed en fouten veelvuldig vaker dan keuzes gemaakt werden.
Er waren geen geboorte kaartjes aan te raden voor kinderen die koud kleuren en lam voelen zo direct na de geboorte.
Apgar had er niets op, maar alsnog, het was als een wedstrijd beginnen met een onzichtbare achterstand waar iedereen vast wist, behalve het zelf.
Mijn fantasie vrienden behandelde me anders, benaderde mij met de speelsheid van kinderlijke onschuld en zorgeloosheid.
Vaak staarde ik naar de spijker in de muur waar jaren een kruis gehangen had, toen ik nog geloofde. Het is niet dat ik in niets geloofde, of geen geloof meer had. Het kruis leek niet meer te mijne te dragen, of baren. Dus was het nu enkel nog de herinnering aan, die de gedachtes deed reizen.
Lang was de muur daar verkleurd door alle jaren waarop zij wel, op haar vaste plek, het duurde kilo's aan scheurkalenderdagkaarten voordat met verf bewapend de schande afgeschilderd werd.
Was het kind dat onherroepelijk dood voorspelde met haar leven.
Zij hadden echter nooit gezegd, dat het niet de mijne, behoefde."

X

"Aan alle gehoorloze geesten.
Dit, is een geen uitnodiging. Dit, is een deur, op slot gedraaid, met de sleutel doorgeslikt, de lippen op elkaar geperst, en een doodse stilte. Dit is een betoog om het zwijgen op te leggen.
Er was een tijd van levende. Bruisend. Energiek. Vol van. Vreugde was vanzelfsprekend. Geluk leek voor de dommere maar was altijd net binnen bereik genoeg om het genot van bijna te kietelen met de lust en het verlangen.
Er was een tijd van stervende.
Lusteloos. Vergankelijk. Ontzien van. Oververmoeid kenmerkte de oogleden. Opgeven leek voor de met beter geweten bewapende bestemd maar een kleine overgave in stilte gezondigd was net genoeg om van het randje af te blijven stappen iedere keer dat de stap der definitiefheid zowaar bijna gezet was.
Er was een tijd van opleven.
Sporadisch. Inpulsief. Vluchtig. Intens als onuitdrukkelijk door tast te vertalen in het woord was het grijpbaar maar onbehoudelijk zo beperkt als een oprisping die enkele seconden na het verlossende boertje nog eventjes onverklaarbaar te proeven is.
Er was een tijd van leegbloeden.
Er was een tijd van gestorven.
Er was een tijd van ternauwen nood.
En eindelijk kwam daar, de onoverkomelijke natuurlijke dood.
Aan alle gehoorloze geesten.
Knoop het. Knoop het. Knoop het voor het te laat is, en als het ook maar een seconde te laat het gevolg aanslaat, dan laat, de tijd het werk, verzetten met iedere slag. Knoop het in de oren. Knoop het in de oren tot het eindelijk gehoord wil. Wie niet horen wil, moet voelen. Dat is de enige keus."

Wednesday, November 27, 2019

"Postpenopauzemeningen over de duurzame vruchtbaarheid van vrouwelijk talent."

Was vandaag aanwezig bij een grijze oude witte mannen meeting. Je kent het wel. In een semi dorps conservatief theaterzaaltje op een plek waarvan menig Nederlander de naam niet kan uitspreken omdat er zo veel dialect inzit. Als enige vrouw. Als enige onder de 30. (en daarmee haalde ik de gemiddelde leeftijd dan ookdrastisch omlaag en was ik het diversiteits poppetje van de dag, een afwijkende factor voor de inclusie) in feite hou ik van iedereen die mij wil betalen om mijn kunst ten gehore te brengen en mij daarmee steunt. In principe vind ik het soms bijzonder lastig om vriendelijk te blijven wanneer ik een "succesverhaal van het andere geluid" of "de vrouwenstem" moet vertegenwoordigen in een bij uitstek post midlifecrisis en post penopauze typisch Nederlands mannelijk gezelschap. 

Wij doen na de showtjes een Q&A. In het panel. 3 mannen. Boven de 40. Kunstenaars. En ik.

Vraag aan kunstman nummer 1: "Hoe heb je die ambities toch werkelijkheid kunnen maken?"
Antwoord: "Motivatie, drive (de hele zelfverheerlijkende riedel) en hij put veel inspiratie uit zijn gezin."
Er wordt hard geklapt.

Vraag aan kunstman nummer 2: 
Vraag: soortgelijk.
Antwoord: soortgelijk (met hier en daar wat clichés over de eenzame onbegrepen kunstenaar) 

Vraag aan mij: "Hoe ben ik als vrouw van plan mijn ambities en kunst in de toekomst werktechnisch voort te kunnen zetten?"
Antwoord: "Hoe bedoel je als vrouw? Hetzelfde als mijn collega's."

Wedervraag: "Ja maar stel je voor je krijgt ooit een partner? Wat vind hij daar dan van?"
Antwoord: "Mijn partner, toevallig inderdaad een man, vind dat ik mijn ambities na moet streven en steund me wanneer hij kan, waar hij kan, zo veel als hij kan. Hij is trots."

Wedervraag: "Ja maar het is toch anders neem ik aan?"
Antwoord: "Wat is anders, steun van een man of vrouw?"

Wedervraag? : "Nee, dat hij je nu steunt natuurlijk, maar ooit wil je misschien een gezin."
Antwoord: "Ik wil inderdaad ooit misschien een gezin. Heft het een het ander op dan? Want in die veronderstelling leefde ik niet."

Wedervraag? : "Dat bedoel ik, hoe ga je dat dan werktechnisch doen, het lijkt mij onmogelijk om zo te kunnen blijven werken."
Antwoord: "Ik hoop toch, dat mijn partner onafhankelijk van hoe het leven loopt mij altijd blijft steunen. Het zou het gemakkelijkste zijn als in deze hypothetische toekomst, hij huisman zou worden of we een verdeling overeen kunnen komen tussen, jij, ik, wij allemaal samen en kinderopvang."

Wedervraag:"Hoe bedoel je huisman?"
Antwoord: "Werktechnisch gezien heeft mijn partner al nu al 4 afgeronde carrières opzitten. Ga ik ervan uit dat ik altijd duidelijk ben geweest en hij evenredig daaraan ook gelijkwaardig in de eerlijkheid over de wensen. En mochten wij in de hypothetische toekomst tegen werktechnische problemen aanlopen omdat privézaken schijnbaar onafscheidelijk van invloed moeten zijn op wie wel of niet carrière kan maken of ambities mag en kan en wil volgen, dan vertrouw ik er blind op dat mijn partner en ik er met overleg en alle wil van de wereld om de ander de wind onder de vleugels te doen geven er samen wel aan uit komen. Ik verwacht, of neem aan eigenlijk, dat ik de steun die gegeven wordt ook mag ontvangen in wederkerigheid, onvoorwaardelijk. Mijn partner werkt nu deeltijd. Ik voorzie dat naar mate onze carrières verder vorderen hij wellicht nog minder zal willen gaan werken zodat hij meer tijd kan spenderen aan zijn projecten, bijna 2/3 can mijn werk is schrijven en dat kan overal, ook thuis. Ik zou niet weten hoeveel onfortuinlijkheden ons zouden moeten overkomen, willen wij er gezamenlijktechnisch niet aan uit kunnen komen hoe het mogelijk te maken dat wij beiden kunnen doen waar wij ons ei in kwijt kunnen qua werk."

Een man achter in de zaak klapt. Danku vriendelijke vreemde. 

Wederopmerking:"Oh. Apart."

Door naar kunstman 3: zelfde vraag als de andere twee.
Antwoord: soortgelijk (verrassend genoeg nog steeds een hit). 

Ik kan mij niet inhouden. Bijt op mijn lip. Ga zitten op mijn handen. Doe zijn mijn best. Ik kan het niet laten. Floep het er toch uit met enigsinds snerpende toon... 

"Meneer wil u niet vragen hoe deze mannen het werktechnisch geregeld hebben met hun gezin? Hebben zij geen kinderen en huishoudelijke verantwoordelijkheden, of wil u anders niet weten of zij dan allemaal toevallig gemakzuchtig ambitieloze vrouwen aan de haak geslagen hebben omdat dat werktechnisch zo fijn overlegd voor mannen die carrière willen maken zonder rekening te hoeven houden met?"

Kunstmannen 1 tot 3 naast mij proesten wat. Eentje lacht zowaar. Ik krijg een bemoedigend klopje op mijn been van een van de naburige mannen. Helemaal achterin de zaal is er een man die vast veel naar Beyonce luisterd. Hij klapt als enige en gooit er een goed geprobeerd maar redelijk benauwde "you go girl" bij in. 

Man in publiek met de onbehoorlijke vragen begrijpt niet waarom ik zo moeilijk doe als het al heel wat is dat ik een partner heb, met zulke attitude. (nadrukkelijke klemtoon op aaaaa-ti-tuuu-de) 

Kunstman 2 bekend in een poging tot het verlenen van steun aan zijn vrouwelijke collega, hij heeft geen partner en vond de vraag enigsinds bijzonder bij uitstek laat staan dat het alleen mij gesteld werd. Soms zijn mensen niet gemaakt voor relaties, gaat hij verder, zoals hij, die geen overleg wil doen of compromis wil maken. Maar het kunstenaar zijn, of ambities hebben hoeft daar in zijn mening zeker niet ten grondslag aan te liggen. 

Het is stil. 

Man in publiek zijn klomp breekt. Hoe kan kunstman 2 zulke ambiteuse kunsterige intelligente getalenteerde man, geen partner hebben? Dat kan toch niet. Dat kan echt niet. De man vraagt of het komt omdat hij homo is.

Ik zucht. 

Kunstman 2 doet nog een poging uit te leggen dat het niets met sekse of gender of voorkeuren of kunstenaarschap of ambities te maken heeft, dat het zijn keuze is. Dat wij niet meer of minder bevooroordeeld of benadeeld zijn in het kunnen vinden van een geschikte partner om het leven mee te delen dan ieder ander van 9-5 werkend mens of uitkeringsgerechtigden of ondernemer van welk soort dan ook. 

De man in het publiek is het ermee oneens. Als zelfs ik, een partner kan hebben die toch echt wel redelijk abnormaal moet wezen, wil hij mijn wensen honoreren in plaats van enkel tolereren, dan moet het voor Kunstman 2 toch helemaal geen probleem zijn een partner te hebben. 

Kunstman 2 geeft het op. De organisator grijpt in. Sluit het af met een aantal wat meer kunsttechnisch georiënteerde vragen. 

Alle vier enig sinds ongemakkelijk in onze stoel nemen we maar een slokje water om en om. Doen ons best ons te herpakken en de gestandaardiseerde vragen met een zo schappelijk mogelijke stem te beantwoorden. Achteraf krijg ik een paar schouderklopjes. Kunstmannen 1 tot 3 zijn best aangeslagen. Dit hadden zij niet verwacht. Dat snap ik. Als vrouw verwacht je het wel. Tijdens sollicitatiegesprekken. Wanneer je een opleiding start na je 24ste. Tijdens diners met een wat formeler karakter waarin gesprek gemaakt moet worden. Hoe 'toekomstbarend' je bent, is eigenlijk altijd de enige vraag.

Kom thuis. Gooi mijn hakken uit. Wissel ze om voor all stars. Doe de blouse uit en trek mijn hoodie aan. Ga naast mijn vriend op de bank zitten en vertel hem over de bijzonderheden van de dag. Na mijn betoog over de onbehoorlijkheid lacht hij wat, "je hebt toch wel gezegd en als ik thuiskom staat het eten altijd al klaar, want hij kookt ook nog meneer." Ik schiet zelf ook in de lach.



Friday, November 22, 2019

Verduyn-en Gen

Geloofde jaren dat ik een mutant was. 

Mijn moeder zei altijd, "je bent een echte Polderman" of "dat is het Verduyn-en gen". 

Lang was ik bang, wanneer ik over straat liep en een snotje uit mijn neus haalde, dit tot bolletje rolde op mijn vingers en deze op straat wegschoot. Ergens op een dag. Overviel de angst me en bleef zij mij eindeloos beklemmen, zoals schaduwen die kinderen schrikken doen wanneer blijkt dat zij een leven lang vastzitten aan, gevolgd worden door. Er zou zo maar eens iemand, kunnen scannen voor DNA, en dan zou de politie per direct kennis hebben, van het feit dat ik een mutant, andersig vergroeid mens wees. Met schuld berust voor het bewaren van het familiegeheim, ging ik dan op handen en knieën mijn snotje op de grond weer terugzoeken. Vaak tevergeefs.

Later toen ik op school tegen een leraar bekende dat mijn oren zo raar zijn omdat ik andere genen heb dan normale mensen, werd er gelachen en met een schouderklopje was het daarmee af. Toch, zo zeker als ik was met mijn kinderlijke naïviteit, immers mijn kraakbeen groeide niet zoals het hoorde. Normaliter loopt het rond, het mijne heeft karteltjes van begin tot eind. Toen ik mijn vader vroeg, hoe dat kon, zette hij mij op schoot, "dat mijn vader, zijn vader en ik als baby naar de Noordpool trokken, en daar toen ik in de iglo lag mijn oortjes bevroren en muisjes aan geknaagd hadden." hij kietelde mij en beet zoals de muisjes hadden moeten doen mijn oortjes en wangetjes af. Waarschijnlijk had ieder kind begrepen dat het een grap was. Maar humor heb ik nauwelijks kaas van gegeten. Was altijd zo serieus dat het bijna pijnlijk was.

Op een dag besloot ik het dan maar gewoon te vragen, "ben ik wel van jullie dan?" mijn moeder liet mij de film zien van mijn geboorte. Het loog er niet om. Dat waren mijn ouders. En dat was ik. Enigszins teleurgesteld zocht ik troost bij mijn knuffels. Het is niet dat ik graag een wees of verstoteling was geweest. Er leefde wel enige opluchting dat ik geen buitenaards monster was. Maar was ik dan echt, zo normaal, dat er niets bijzonders was, aan mij?

Ik maakte mij niet langer bang wanneer ik snotjes wegschoot tenzij het in de auto was wanneer ik met mijn vader eindjes rijden ging, dan betrapte moeder je daarop, dat je een peuteraar en schieter bent, wanneer zij de auto uitdoet. Op straat voelde ik mij minder begluurd en bedreigt. Ook woog ik minder zo leek het, hoewel de weegschaal geen verschil gaf. Ik zou zweren toch dat mijn schouders nu minder gewichtig waren. 

Wanneer er een agent langskwam hield ik niet langer mijn adem in uit angst grotere hoeveelheden aangepastheid uit te blazen, dat zou op zijn minst zo'n hond ruiken, dat zou mijn verraden. 
Het leven leek gemakkelijker. Maar zo leeg. 
Als het leven van een kind niet draaide om het wachten tot de krachten zich eindelijk tonen, waar was het dan goed voor? 
Moest ik dan echt in schoolbanken grootgebracht worden om net als mijn vader met een steeds dikker en zwaarder wordende aktetas het huis te verlaten voor de zon opkwam en terug te komen nadat de chocolade vla op opgegeten is en enkel de tweede keus, vanille nog overbleef? 
Het leven benauwde me.

Al snel werd ik nog banger, niet voor mijn genen, maar voor de normaliteit. 
Sloeg met mijn arm tegen de muur in de hoop hem te breken, als ik maar zag hoe de botten eruit zouden zien, dan zou ik weten of ze gelogen hadden. 
Liet mijzelf voorover op de stoep vallen met mijn kon en verdomd nog aan toe, bleek mijn bloed gewoon rood te zijn. Boven in mijn vaders studiekamer hing een groot schilderij dat bruin en triest maar wel iets statigs had. Het was het wapenschild van de familie, wij stamde dus af van adel, zo zou wel moeten dan, en adel had blauw bloed. Waarom ik dan niet? 
Mijn moeder in paniek viel flauw van de grote getale waarmee het uit mijn kin gutste, ik was enkel in tranen dat zelfs daarin, ik, gewoontjes bleek. 
Jaren passeerde en ik at van elk rijtje regenboog kauwgum dat ik van mijn grootouders kreeg enkel de blauwe, met de hoop dat mijn bloed daardoor of na leeftijd vanzelf van kleur werd. 
Sprong van trampolines en bomen van daken en hekken, maar breken, deed ik nooit iets. De teleurstelling. Dat ik zo snel gekwetst overduidelijk, altijd onder blauwe plekken en sentiment dat torenhoog reikt. Had er maar een bot gekrakt, dan had ik kunnen geloven in de wetenschap dat ook ik onomstotelijk als mens zo kwetsbaar was. Maar gedachten leken altijd meer zeer te doen, dat kneuzingen of bloedneuzen ooit macht hadden. 

Later toen ik wat ouder werd, begreep ik over welke genen zij spraken. 
Polderman stond gelijk aan de eeuwig durende nostalgische verwondering in de ogen, en de vloek van het herinneren. Er kon wel vergeven worden, maar nooit echt vergeten. Dat is de warmte in het bloed dat andere verwarmt zonder enige moeite maar bij het minste en geringste in ijskou veranderen doet, met de wisselvalligheid van het weer, zo ook wordt de interne temperatuur geregeld door het grillige van onderhevig zijn aan. 
De ander, was veel eigenzinniger, het Verduyn-en gen, de grootste zegen voor het hart, het zwaarste gewicht op hen daarin besloten.

Mijn vader kon, zichzelf compleet, verliezen in dat waar hij van hield, waar hij geïntrigeerd door was, wat zijn klok deed tikken. Dat liet tijd stilstaan eens gelijks met de wereld. Ik keek altijd zo tegen hem op. Hoe hij uren onbewogen bladmuziek bestuderen kon, sleutelen aan de oude kever of teksten zolang als Austen romans typen kon in een lange ademhaling. 
Hij deed altijd alles op gevoel, ik lijk op hem, geloof dan ook dat ik precies daarom tot slaaf van het hart gedoemd.

Het gen zit hem in het verliezen van oog voor. Soms vroeg ik een vriendje om mij een avond te laten zodat ik lezen kan, vergat ik anderhalve dag te slapen omdat stoppen met pagina's omslaan onmogelijk en ogen dichtslaan onrelevant leken, ontwaakte ik pas drie dagen later, uit dat wat wij de Zone noemen, en bleek mijn vruchtbaarheid als een teleurstellende blijk van liefdeloosheid ontvangen. Kan de hoeveelheid kwetsuren aangericht door niet eens meer tellen, de muren en vloeren zijn al ondergestreept en in de kamers van mijn hart is geen behang meer te zien na al die jaren tellende. 

Ze noemde het veelal een vloek, of onverschilligheid, soms egoïsme, met tijden scholden ze me uit voor slome wanneer de werkelijkheid mij zo weinig boeien kon dat ik vertrok naar de plek waar dromen doorborduren alsof nooit geen liefde verloren. 

Later, ontmoette ik de Zwijger. Een stille man met een nog verlegener karakter. 
Hij was dan wel vaak op de voorgrond, lijfelijk, maar de ogen, zij liegen er niet om. 
Hij was als een spiegel zo schrikbarend eerlijk met tijden in het tonen van de redelijkheid. 
Zo leerde ik, mijzelf kennen, bij biologie. Hij is geen bloed, maar verwand zeker wel. 
Was in bezit genomen door hetzelfde gen dat ongemakkelijk van stilstand altijd bewegen moet. 
Hij kwam bij elk te laat. Maakte er een berekening op. Half elf, is altijd elf uur plus een kopje koffie en een sigaret. Rond half een is altijd tegen twee met muffin en excuses op zak. Om vijf klaar betekend om tien over de tas in pakken en jas en aan en is vijf over half aanbellen met het gezicht naar beneden gericht.Vergat immer meer naast mij de tijd, zo geheid dat er geanticipeerd op moest worden vooraf. 
Zo, leek voor het eerst, het al overheersende pijnpunt voor elk hart, opeens een punt van herkenning. Daar vond ik hem, de Pure, precies daar, waar het mijne in het zijne overloopt en de grenzen vervangen, daar waar de Zone ongerept leeft en in volle bloei staat. 

Met tijden geloofde ik als kind, dat ik niet in staat zou zijn, de woorden ooit uit te spreken. Dat ik haar niet voelen zou, opdat ik zoveel anders, wel. Tot het zo vanzelfsprekend leek, dat een meisje als ik zo bijzonder normaal kan zijn dat ook zij begrepen wordt. Er waren geen wekkertjes, fidgets, schuldgetuigenissen, concerta of ritalin nodig om normaal, connectie bleek het beste medicijn tegen buitenaards voelen. 

Nu, dat de Zone niet langer een gevangenschap of balling, nu, dat het gen niet langer als geheim of geestesziekte. Reis ik graag af, naar het diepste van, niet langer om te verliezen, enkel nog om mijzelf te vinden wanneer de wereld het roepen van mijn hart overstelpt.

Soms, stapt hij het huis binnen, herinnerd mij "schat, je sigaret." of "je koffie bevriest zo dadelijk als je geen slok neemt." wacht geduldig tot ik weer in de werelden van hier verkeer. Laat mij razen als de wind en kabbelen als de kalmte van vast water zelve. Wij zitten vaak naast elkaar te gluren, in de Zone van de ander zo over de schouders. Soms oogluikend van 'n afstand wanneer het podium te groot. Meestal al op de eerste rij van het privilege genietende wanneer een op een besloten in de warmte en huiselijkheid van de armen van de ander.

Zone. Out.

Friday, November 15, 2019

SSHPS

"Soms vertelde hij met werelden in zijn ogen besloten, die veel verder dan de horizon van mijn blauwe eind liggen.
Het waren stipjes die langzaam tot lijnen uitgroeide en kaarten tekende van onontdekte gronden.
Stillen wateren kabbelen altijd net onder de oppervlakte het luidste.
Wilde je hem leren kennen. Dan was een vraag niet genoeg. Ijs breken volslagen de plank gemist. Persoonlijk opperen nog veel vaker tegen gesloten deuren lopen.
Wilde je hem leren kennen, dan moest je vragen naar de werelden, die niet bestaan. Zoals hij, ook niet bestond, tot er voor het eerst in tweeën over gesproken werd.
Soms vertelde hij met karakters in zijn ogen besloten, de hoop, die leven doet, kan elk fantasie tot levensecht doen voelen, tot de aanraking werkelijk raakt, ook wanneer zij nooit bestond. Nooit oprecht was. Nooit gemeend.
Het waren relaties met en relaties tot en de zelven, die graag non fictie maar des al niet te min zo fictief als maar zijn kan, hun leven genoten zoals geleden zou moeten worden wanneer het potlood weer neergelegd en de tekentafel ingeklapt.
Wilde je diep gaan met hem, zijn hart, dan moest je vragen naar de wezen, die diep in de krochten van de duisterste kronkels van zijn brein schuilen. Dan moest je vragen naar de karaktertrekken van zijn meest geliefde protagonisten en de troostenheid van cataclysmen bevragen tot antwoord niet langer omzeilt maar omarmd werd.
Wilde je diep gaan met hem, zijn hart, dan moest je de werelden afreizen op ontdekkingstochten te meer, tot er niets meer over was, dan de man zelf, zijn wereld zelf, zijn leven bij harte zelve.
Soms vertelde hij met werelden in de ogen, nu neemt hij mij bij de hand, er waren wonderen te meer waar ik eeuwig ronddwalende had gekunt, maar geen was zo wonderlijk, als in werkelijkheid beland."

O-P-A-O-M-A

Mijn grootouders spendeerde 60 jaar huwelijk samen. Eigenlijk, hun hele leven. Mijn grootvader weet nog de dag dat zij geboren werd. Hoe zij in de wieg lag. Zij groeide samen op. Hij heeft geen herinneringen aan de wereld zonder haar bestaan. Zij geen wereld gekent waarin hij geen onderdeel was. Hadden een eigen zaak, werkte 100 uur per week, spendeerde elke dag, de godganse tijd samen door.
Ik vroeg hem ooit, "Hoe? Na al die jaren." Had je het privilege genoten ooit de blik op zijn gezicht te kunnen zien, wanneer hij haar aankeek, dan wist je het. Magisch. Na al die tijd. Nog altijd. Verliefd.
Voor hem was het simpel, "Ik heb mijn leven gespendeerd met acht verschillende vrouwen Piake, je oma veranderde over tijd zoveel, dat zij regelmatig een compleet nieuw mens werd, en de sleutel ligt in het openhartig willen leren kennen en zonder enig voorbehoud willen vallen voor en houden van, wie zij was, is en werd door alle tijd en veranderingen heen. Ik wilde haar nooit opsluiten in de gedachte dat ik wist wie ze zou moeten zijn of blijven, voor mij, om van haar te houden. Ik zou van haar houden, ongeacht, onvoorwaardelijk, zoals zij, puur en oprecht oog had voor mijn hart en het liefhad zonder enig belet of oordeel. Ik ben zo vaak verliefd geworden op je oma, ik zou het niet meer kunnen tellen. Wie ze dan ook was, zij was het voor mij, in elke vorm van haar eigenaardigheid tot aan iedere variant van haar conformeren tot. De vrouw ontdeed mij in elk van onze liefdes affaires van de benen. Hoe vaak het ook makkelijker was geweest voor een van ons de benen te nemen, wij wilde altijd blijven, om het nieuwe mens dat nu tegenover ons zat te leren kennen, als de beste vriend, partner, kameraad die aan jaren temeer het gelukkigste gezelschap te wensen was. Wij groeide samen door alle veranderingen heen, steeds dichter naar elkaar toe, welke vrouw zij dan ook, of welke man ik uiteindelijk bleek, er was nooit genoeg tijd in dit leven, om elkaar iedere dag, en met elke verandering, in iedere tijdsgeest compleet overnieuw te leren kennen en te herontdekken, het was de reis van mijn leven, haar hart en ziel te mogen avonturieren."

X


"Gehandvast vanaf het eerste ogenblik. Beloftes in het sluiten van de ogen. 366 dagen tot voltrekking door overmacht. Dat, was dat." 

Sunday, November 10, 2019

Dignettie

"De maan was kraakhelder op de koude lucht. Winter ademde in de rottende bladeren geur die al haast vervlogen de vries aankondigde.
De ruiten beslagen van. Al benen trillende. Het oog staat altijd onder spanning. Zelfs tijdens.
Nachten werden als vanzelfsprekend langer en namen na dag in dauw de dagenraad over. De intrede zocht toenadering maar vond tevergeefs tegen voorstel.
Soms was het om stil van te worden. Kringelde de lucht van een bladerenhoop omhoog, zoals de lucht uit een crematorium ook anders doet zien en ruiken.
Je weet het pas zeker, wanneer ieder litteken op het lijf begint te jeuken en elke botbreuk van ooit zeurt alsof zij nooit volledig hersteld. Of nog altijd herstellende.
Zij riep uit naar een God, die doof blind en stom is, wanneer het hem uitkomt, maar wel hém schonk tot de vrucht geproeft mocht. Moest.
Het zoetsappige van natuurlijk, liep langs de lippen over de kin naar beneden druppelende. Al schuilende voor buiten.
Met als één kachel ontstoken moet het duister overwintert worden in het holst van de langste nacht.
Fruit drogen was nog nooit ter spraak gekomen. Het levenloze van de eens zo vol vlezige en rijkelijk gekleurde goedheid leek als een zonde gelijk aan het knippen van vleugels.
Zij lagen daar. Als onbewogen. De handen ineengeslagen. Al huiverend over hoe snel hunkering in hiernamaals kon veranderen.
Het missen was zo zwaar nog niet of de gedachte speelde zich af als een film die door de Appollo van opa midden in de huiskamer zichzelf over de muur verspreidde.
De maan was kraakhelder maar stoïcijns. Hij leek op hem. Zoals zijn handen ook leken op die van kistendragers en zijn grauwheid soms angstaanjagend veel gelijkenis met as vertoonde.
Met tijden betrapte hij haar erop, alsof compleet onder de loep genomen, haar gezicht, de kilte waaruit het beenmerg bestond, en iedere cel onderdanig aan kippenvel haar verraden hadden. Zonder enige waarschuwing.
Hij leek op hem. Zo veel, dat ik hem soms niet aankijken kan."

Dat.


Dit is het plafond van een slecht onderhouden bushokje.
Er zat een kind samen met mij omhoog te turen.
Hij maakte zich niet zo'n zorgen over de drup of regen.
Rende van het ene naar het andere eind in een poging sneller te zijn dan de passerende auto's.
Ik wou dat ik zijn glimlach nog kende alsof het mijn vertouwen in leven en kunnen was.

#qotd

"Het is zo simpel.
Zelfs een storm, is beter dan stilte.
En dat, is alles."

Dit is een (discutabel) irritant ketting gedicht en dat gaat zo;

"Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit was de tweede stofe van het ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht en als je niet binnen 4 uur hierin je 2 beste vrienden tagt dan ben je morgenvroeg om 6.54 uur dood,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht dat irriteerd en dat gaat zo,
Dit is een ketting gedicht, einde van bericht."

1755

"Wij staan er weinig bij stil. Dat een eerste liefde een veroordeling, een levenslange consequentie met zich meedraagt.
Zij, is de graadmeter waaraan wij onze waarde al te vaak af meten.
Hij, is de reden waarlangs wij onze waarheid construeren.
Het, is de eerste les, van velen, maar de meest hardnekkige te vergeven of vergeten.
Het, is een vluchtig verliezen in wat ontbreekt aan het zelf, wanneer op de meest kritieke leeftijd, en soms, ontgroeien wij, de noden van ander om compleetheid te voelen, nooit.
De eerste liefde is eens te vaak een brandmerk gebleken, een litteken dat meegedragen wordt zonder mogelijkheid tot volledige heling.
Zij, bepaald de liefde wij accepteren als waardig.
Hij, domineerd in hoeverre het hart concessies maakt om compromis vol in elk daarop volgend net genoeg zelf te mogen zijn.
Het, zet de toon waarmee wij de taal van liefde spreken, lezen en delen. En eens te vaak, is jonge liefde dyslectisch of stotterend.
Wij staan er weinig bij stil. Dat een eerste liefde een veroordeling, een levenslange consequentie met zich meebrengt."

23 lijnen zonder aansluiting


"Zij, kende overal de weg. Mijn grootmoeder was net een taxichauffeur uit Londen, met meer grijze massa in de hippocampus dan de normale mens. Ging je op vakantie, naar waar dan ook, dan vertelde zij precies welke afrit bij welke snelweg en bij welk kruispunt links te keren, van hier tot aan Slovenië, van Slovenië tot aan Denemarken en van Denemarken tot aan Verweggistan.
Zij, wist altijd waar te gaan. Het was niet zozeer dat ik haar gedetailleerde uitleg van de weg ooit echt kon waarderen, tot nu, ik vaak niet weet waartoe te keren, en zo gewenst had dat zij nog eenmaal ongevraagd advies zou geven, dat schijnbaar niets te maken had met het letterlijke onderwerp, maar altijd de wijsheid in pacht nam, zodat je het onderweg, zelf zou leren.
Zij, zij was de vrouw die altijd wist wat de werkelijke mijlpalen zijn, waar je eventjes stil gaat staan en aanlegd om eens van de goede dingen in het leven, een kannetje koffie nog thuis gezet of zacht broodje koude worst met curry dat proeft als worstenmik van ons vader. Zij wist waar terug te trekken nog voor er een wolkje aan de hemel leek, maar later inderdaad in vijf minuten de storm verkeek.
Soms werd ze kil genoemd, maar geen warmer mens dan, wanneer het gaat om De Weg. Zolang als zij wekelijks vertelde hoe thuis te komen na bezoek, vond ik de hare, het mijne, altijd.
Nu ik vind mijzelf wuifelend, hij mist haar ook, we spreken beide niet zo gemakkelijk, gesprekken werden vooral de goede weg ingeleid door haar...
Bel hem soms, normaal zou hij haar roepen om met mij te praten, nu zijn wij samen stil allebei aan de andere kant van de lijn.
Zij, had meer grijze massa in de hippocampus dan de normale mens, normale mensen begrepen haar niet, dachten dat zij niet begreep waar zij was omdat zij telkens de weg opperde. Maar ik, ik denk, dat alleen een mens, die tochtloze keren verloren en zoekgeraakte, De Weg onthouden kan.
Mijn grootmoeder, wist altijd precies, waar je vandaan kwam, waar je was, en waar je naartoe moet vanaf daar, wist ik maar hoe magisch toen de weg naar haar nog zo simpel als buslijn 23 was."

TX


"Het was als een rubixcube nooit opgelost zou worden omdat er kleuren tussenzaten die er niet thuishoorden.
Het was als een tergend langzame legpuzzel in 3d die wij soms noemen bij de eigenlijke naam van het beestje, een gebroken hart.
Het was als een ministeck plaatje dat zo vaak overnieuw gelegd werd met grof geweld in tijdnood en vanuit frustratie dat alle hoekjes krom waren gaan staan, poten braken en wat ooit paste met finesse niet langer blijven wilde.
Het was een boek op het nachtkastje dat gelezen zou omdat het aangeraden maar jaren en jaren op bladzijde 78 bleef hangen met een triest ezelsoortje dat de ruggegraad een beetje wijken deed en altijd een stukje bladzij openliet om stof te vangen in het alledaagse onaangeraakte.
Het was een play doh set die gekneed werd naar wil en wegen tot het enkel nog het pijnlijke misselijkmakende bruin van diaree kleuren kon.
Het was als een incompleet mens erger je niet spel waar nog maar een speler kan.
Het was een slangen en ladders dat door een vergissing van het verwaarlozend oog derhalve hoogtevrees en bijtangst was gaan heten.
Het was als een pingpong tafel die altijd met een eind omhoog geklapt staat op de zolder, eenzaam maar effectief.
Het was als een doen, durven of de waarheid, dat sterft aan ongemak nog voor het echte eindelijk in het spel opgenomen is.
Het was als een aflevering 24 die opgenomen werd op een reserve videoband maar precies aan de laatste drie minuten van het uur ontbrak.
Het was een fles wijn waarvan de kurk opbreekt en het zoete tot zuur verzaakt.
Het was als een geheugenkaartje dat door beschadiging onjuist gelezen wordt en wel opslaan maar nooit delen kan."

Raamkozijn-schijn-o-schijn

"Wie schrijft blijft. Ook wanneer zij al jaren heengingen. Schrijvend, wordt rondgehangen op plekken waar ooit, nooit of soms. Er worden nieuwe herinneren over geschreven die prettiger klinken dan het voorgaande. Er wordt pijn weggeredigeerd voor wie ons dierbaarste, en overal een snufje hoop in de interpunctie verstopt.
Wie schrijft blijft. Maar nooit zoals hiervoor. Niet als zichzelf.
Ik ga er iedere dag naar terug, sta aan de deur. Bekleed mijzelf met een nog nieuwe vloeibare identiteit. Ik ben de kat in de nacht zwervend, of het licht van de lantaarn in de wind schommelend, ik ben de appelboombloessem die zwevend. Ik ben alles, behalve mijzelf.
Wie schrijft blijft. Letterlijk op de figuurlijke plek. Ook wanneer zij al jaren heengingen. Ze komt en ze gaat. Eindeloze en tochtloze keren. Maar nooit, hetzelfde. Niet eens, in schrift. Dat is haar toegeschreven de dag dat zij haar schrijversplicht.
Misschien staat ze aan je deur als een oude vrouw met het hart op de mauw gespeld, misschien zie je haar in de ramen van een drukke winkelstraat, lijkt zij op een verloren liefde of verbroken vriendschap of klinkt de fluistering van de wind even als. Wie schrijft blijft. Op alle mogelijke manieren. Maar nooit, keren zij terug als zichzelf, dat zou zonde. Wanneer een pen. Het woord. Zoveel macht.
Wie schrijft blijft. De vraag is niet waar, maar, waarom daar? Waarom daar waar? Waar blijven en zijn niet een lijn lopend."