Dignettie

"De maan was kraakhelder op de koude lucht. Winter ademde in de rottende bladeren geur die al haast vervlogen de vries aankondigde.
De ruiten beslagen van. Al benen trillende. Het oog staat altijd onder spanning. Zelfs tijdens.
Nachten werden als vanzelfsprekend langer en namen na dag in dauw de dagenraad over. De intrede zocht toenadering maar vond tevergeefs tegen voorstel.
Soms was het om stil van te worden. Kringelde de lucht van een bladerenhoop omhoog, zoals de lucht uit een crematorium ook anders doet zien en ruiken.
Je weet het pas zeker, wanneer ieder litteken op het lijf begint te jeuken en elke botbreuk van ooit zeurt alsof zij nooit volledig hersteld. Of nog altijd herstellende.
Zij riep uit naar een God, die doof blind en stom is, wanneer het hem uitkomt, maar wel hém schonk tot de vrucht geproeft mocht. Moest.
Het zoetsappige van natuurlijk, liep langs de lippen over de kin naar beneden druppelende. Al schuilende voor buiten.
Met als één kachel ontstoken moet het duister overwintert worden in het holst van de langste nacht.
Fruit drogen was nog nooit ter spraak gekomen. Het levenloze van de eens zo vol vlezige en rijkelijk gekleurde goedheid leek als een zonde gelijk aan het knippen van vleugels.
Zij lagen daar. Als onbewogen. De handen ineengeslagen. Al huiverend over hoe snel hunkering in hiernamaals kon veranderen.
Het missen was zo zwaar nog niet of de gedachte speelde zich af als een film die door de Appollo van opa midden in de huiskamer zichzelf over de muur verspreidde.
De maan was kraakhelder maar stoïcijns. Hij leek op hem. Zoals zijn handen ook leken op die van kistendragers en zijn grauwheid soms angstaanjagend veel gelijkenis met as vertoonde.
Met tijden betrapte hij haar erop, alsof compleet onder de loep genomen, haar gezicht, de kilte waaruit het beenmerg bestond, en iedere cel onderdanig aan kippenvel haar verraden hadden. Zonder enige waarschuwing.
Hij leek op hem. Zo veel, dat ik hem soms niet aankijken kan."

Comments

Popular Posts