X

"Ik droomde vaak, dat ik hem bekeek, zijn leven, vanuit de andere kant van het glas.
Hij leefde in een koepel. Eenzaam. Afgesloten. Solidair.
Soms leekt het even alsof hij mij dwars door zag staan, aan mijn kant van dit raam, en een enkele seconde, diep in de ogen keek.

Soms, gebeurde er rampen. Viel de eigen natuur hem aan. Stond ik daar, machteloos aan het glas gekluisterd. En hoe harder ik schreeuw hoe minder hij mij hoort. Niemand, kan me verstaan. Niemand, roept zijn naam.
Hij is druk bezig. Ziet de storm in de lucht. Het overvloedden van de wateren, het vallen van stukken glas als pijpenstelen regen niet.

Klopte jaren op de koepel. Met handen en vuisten en voeten en schenen. Met hamers en scheppen en wanhoop op gegeven.

Klopte jaren op de koepel. Tot zij plots een kamer bleek te zijn. De hand nodigde mij uit door de deur te stappen, en daar stond hij.

Er dwaalde een geest rond. In vol ornaat. Al spokende door. Het weerhield mij niet, eindelijk aan de voeten te kunnen vallen en te smeken om. Wij kende elkaar niet. Maar ik wist wie deze vreemde was, bij hart. Ik las de lijnen op het gezicht alsof het mijn levensverhaal was en zodra in een oogopslag wist ik, jij bent het. Enkel de definitie van het begrip jij, de inhoudt, ontbrak nog aan het geweten. Al wist ik het zeker, dat het voelbaar is.

Op koude dagen, droom ik van de koepel. Van de man. De man die zo veel blauw droeg, dat hij zelf blauw werd. Tegenwoordig laat ik hem zijn gang gaan. Ik klop niet meer. Schreeuw niet langer. Ik laat zijn natuur hem de dood worden en huiver tijdens de versplintering van de koepel. Hij kruipt dan herboren, in de armen. Als klokwerk.

De man beweegd stilletjes. Soms geruisloos. Ik bekijk hem graag. Nu hij zo vanzelfsprekend als bij nature beweegt. Nu de glimlach, natuurlijk, zichzelf niet langer van het gezicht afveegt. En zoals de klok tikt, zonder glazen stolp. Zoals de man zingt, wanneer in vrede, zo tikt niemand."

Comments

Popular Posts