A Fools Thinking.


"Mevrouw?"
"Ja?"
"Je bent wel een beetje raar he..."
"Dat weet ik."
"Maar ook heel grappig."
"Dat hoor ik vaker."
"Ik snap je niet helemaal."
"Hoe komt het?"
"Wie gaat er nu een boek redden?"
"Misschien moet je vragen wie allemaal zouden een boek redden?"
"Waarom?"
"Omdat het vijf minuten geleden, alleen ik was, en nu ik vier meisjes tel."
"Maar ik had het toch nooit opgeraapt als ik niet wist dat het kon."
"Maar je hebt toch handen meisje, je kunt alles aanraken, oprapen, maar ook kapot maken."
"Ik vind oprapen toch wel leuk."
"Dat dacht ik al."
"Maar je blijft een beetje bijzonder."
"Gelukkig ben ik die combinatie bijzonder graag."

Ik slak naar adem van het lachen.




















"It takes a village to raise a child." - Loris Malaguzzi.


"Mevrouw, wat bent u aan het doen?" "Een boek aan het lezen?"
Ik zit als een kampeerder die buiten poept gehurkt op de straat een enkele bladzijde van "De rotzooi onder aan de trap" te lezen. Als het niet geregend had was het wellicht wat makkelijker geweest te lezen en dan waren de grappen net iets beter aangekomen.
"Nou, eigenlijk deze ene bladzijde, ik weet niet waar de rest is, ik vraag me af hoe iemand een bladzijde uit zijn of haar boek kan verliezen en het niet terugwil of niet merkt."

Voorzichtig pak ik het glibberige papiertje op, de achterkant hoop ik, dan kunnen we verder lezen.
"De bladzijdes liggen overal, een paar jongens hebben die uit het kastje gehaald en allemaal in tuinen gegooid en verscheurd."
Mijn schrijvers hart breekt. Ik kan me van vroeger nog leenboeken herinneren, hoe vaak de man van het stationszaakje tegen mij zei,
"Neem het anders maar gewoon mee en hou het, het kastje opent alleen als jij er bent, hou maar meisje." Ik heb het nooit gedurfd.
Stel je voor dat net iemand anders, door dat boek wel zou gaan lezen, Max Havelaar daar deed ik het langste over hem terug te brengen, anderhalf jaar, twee verhuizingen, ik had al twintig keer opgegeven maar het moment kwam waarop hij uit was, en ik ook die trots weer in het leen kastje kon zetten.

"Wat doet u nu dan mevrouw?"
"Ik ben het boek bladzijde per bladzijde aan het oprapen."
"Maar waarom dan?"
"Ik schrijf zelf ook, mijn grootste nachtmerrie is dat mijn boek niet omdat het zo goed was dat je het haat maar gewoon uit verveling weggegooid of verscheurd wordt, of dat het in een soort van euroknallerbak terecht komt."
"Maar die mensen weten dat toch helemaal niet?'
"Dat klopt, maar ik weet het wel, en als ik er niet meer ben, of als ik het niet zie, dan hoop ik dat iemand mijn nalatenschap beschermd, zoals ik altijd voor die van een ander uit zou kijken."
"Wat is nalatenschap?"
"Een soort erfenis, weet je wat een erfenis is?" "Ja."
"Maar dan in de vorm van wat je deed of wie je was in je leven, dus een schrijver laat boeken na, een naaister jurken, een schoenmaker schoenen."
"Wat waren jullie aan het doen?
"Wandelen." "Oh leuk, veel plezier nog dames."

Ze lopen door. Ik hoor wat gegiebel.
Bij het crossbaantje hadden ze gezegd, daar liggen ook nog hele boeken.
Ik kom halverwege de meisjes weer tegen.
Ze zijn met zijn drie alle blaadjes aan het oprapen, rennen vol enthousiasme naar me toe,
"hier mevrouw, dan hoeft u niet de hele tijd zelf te bukken."
Ik denk het klinkt alsof ik bejaard ben, maar ik geniet van de snoetjes.

We lopen tegen een schutting aan. Daarachter hebben ze er heel veel gegooid.
Sommige zijn net uit het kastje geplukt, andere liggen er al tijden, zijn slakkenvoer geworden.
"Oke, ik vind het erg leuk dat jullie mee doen met schat zoeken, maar we spreken een ding af, vertel nooit tegen jullie ouders dat die mevrouw over de schutting klom, ja?"
Ze moeten een beetje giebelen, ik krijg een groene kont van het slijk. Bijna alle boeken zijn beperkt leesbaar geworden, er zitten slakken, spinnen, pissebedden en wormen in.
Op een na "INSJALLAH" Oriana Fallaci. Ik moet glimlachen.

Er zit een nog oude OV jaarkaart van 1997 in.
De man, zijn voorhoofd, het lijkt nog meer op jou.
Nu is mijn glimlach tot haar uiterste en precies zoals ik haar het liefste heb, volledig veroorzaakt door jou.

De slakken moeten eraf, het boek kan niet bovenop, dan valt het, en onderop dan zullen ze geplet worden. Een voor een zetten we ze voorzichtig terug op een boek in de tuin die we van armoedzaligheid maar opgegeven hebben.

"Wordt je moeder niet boos als je zo vies thuiskomt?"
"Ik woon niet bij mijn moeder."
"Je vader dan?"
"Ook niet."
"Oh je hebt al een vriend, omdat jij zo grappig bent natuurlijk."
"Nee, ik woon alleen."
"Oh, maar hoe moet dat met die kleren dan?'
"Die stop ik straks in de was."
"Weet jij hoe je de was moet doen?"
"Ja hoor, vraag straks maar aan je moeder, als je het graag wil, dan kan ik me niet anders voorstellen dan dat zij je het graag leert."
"En je armen en handen dan? Die zijn vies geworden..."
"Ik ga straks gewoon nog een keer douchen. En ik hoop jullie ook, volgens mij hebben we veel slakkenpoep aangeraakt stiekem. Dat wil ik toch niet langs mijn gezicht hebben liggen als ik slaap."
"Neeeeee, ik ook niet."

Het crossbaantje is het eindpunt van de zoektocht.
De meisjes lopen steeds slomer, gaan nu ook papier snippers oprapen.
"Wat ga je dan met al deze zooi doen?" Ik laat ze een voor een per boek zien wat gewonnen en verloren is en hoe het verloren ook nog een pracht kan zijn.
Ik vertel ze over stulpen, dat ik benieuwd ben als het beesten boek in zo'n ding zit of je dan de jaren vast kunt houden of ze alsnog vergaat.

"En de pasje?"
"Ik ga de man thuis opzoeken, wie weet wat voor bijzonder mooi verhaal er aan het boek vastzit."
"Dat is wel heel spannend."
"Kunt u het niet hier opzoeken?"
"Ik kan het proberen, maar mijn internet heeft weinig bereik."
Geen bereik was dat eigenlijk.
Ik zie een teleurgesteld gezicht me de kaart geven.
"He dames, wat doen jullie morgen middag?"
"Niks."
"Het is nog zomervakantie toch?"
"Ja."
"Als we nu is bij het boekenkastje afspreken morgen, en we verder gaan met zoeken wat we vandaag niet af kunnen maken."
"Als een detective clubje?"
"Precies dat."
"Ja. Ik kan om vijf uur en u mevrouw?"
Vraag het wel even aan je ouders na he, of je echt kan.

It takes only one fool to set a bad example thinking one doesn't make a difference, undermining the village values in upbringing.

It takes only one fool to set an extraordinary example thinking one can make a difference, adding value to the upbringing in the village.

It takes a special kind of fool to make a difference, the one that foolishly holds hope, the 'one-day' kind of fool, and I hope, you meet that fool one day.

Comments

Popular Posts