14-40-00

"Zeilend door jarenlange dagen,
Op ons ieder eigen zuchtje wind,
We hebben gespaard op tochtloze keren,
Werelden rondgereisd, diep gedoken,
Maar zelfs wanneer wij boven water kwamen,
Hebben wij weinig ademgehaald in onze bootjes,
Laat staan gezucht van verlichting,
Dat de storm voorbij lijkt te zijn,
Deinend op kussen zachte golven en glimlachend gekabbel,
Badend in het sterrenlicht heb ik drie eeuwen op je gewacht, hier,
Je zeilen, mooie man, zijn als je ziel verscheurd door de stroom van eindeloos stormen,
Je bent ontroert, ik weet, dat meevaren met de wind, anders is dan aan roer staan,
Wij wijzen horizonloze stippen aan, onszelf afvragend wanneer wij voet aan land zetten... Zijn wij dan eindelijk ook zelf geland?
"Ik zag je silhouet in de bliksemschichten," "Ik las de woorden," na op en omslaan, "jouw naam stond in de lucht geschreven,"
"Maar ik ken je niet,"
"Dat maakt niets uit, pak mijn hand, stel je voor,"
"Aangenaam,"
"Ik moet nog zo veel trots, eer en," "Dito,"
"Ik heb je zo lang gezocht,"
"Ik heb je zo lang gevonden,"
"Ik ben bang stuurloos te zijn nu ik roerloos ben,"
"Dat weet ik toch, zo lang je maar blijft drijven, lief, ik heb je als je verdrinkt, ik zal hier nog zijn als je bovenkomt, doe wat jij moet doen, de wind bracht me je, na eeuwen kijken, heb ik je eindelijk gezien, als de wind je neemt, ben ik haar dankbaar, dat ik het zuchtje wind tussen stormen met je mocht delen."
"Wat als ik omsla? Wat als er nog een zeil scheurt? Wat als ik niet anders kan dan naar de horizon kijken?"
"Dan nog ben ik hier, als je weer boven komt drijven, het zoute water uit je ogen is gespoeld en jij weer ziet,"
"Ik zal kijken, ik zal altijd kijken,"
"Idem, Amos, idem."

Comments

Popular Posts