"A-Banks"

"De eerste dag. Zij passeerde.
Het schudden ontstond door toedoen van, het loslaten werd enkel geforceerd. Dat opvallen niets zeggen wil, als je maar onthouden wordt.
De eerste jaar. Verliep verliefd.
Stilletjes wuifelend naar Zwitserland in de bergen op inwonersloze hoogte, daar staat het kind dat op vakantie jubelt, als een man.
De eerste dag. Zij vloog voorbij.
Met een enkel bericht luidde de bel. Zij met open rug. Hij op blote voeten. Het sneeuwde zeker. Maar de woorden golvende als de zee deden een strand ontstaan. De limbo.
Het tweede jaar. Slenterde stierend als een sierlijk beest op zijn slechts. Dat katten liever bij hun eigen naam geroepen worden en altijd terugkomen. Dat Alice in het boek ook weer opstaat en wij enkel vallende bleven. De verschrikking. De verrukking. De, de, de ziekte van liefde waar wij niet immuun voor schijnen.
De eerste dag. Wij zijn ver. Te ver. Te verslaafd. En toch dronk zij niet. En toch had zij geen kater. Al hing hij altijd daar zo overduidelijk in de lucht.
Het derde jaar. Als dwalende dwazen die het stiekeme steekspel van de serenade zingen aan, op de eindeloos spelende muziek van het hart, nooit laten kunnen zolang nood ('t) zakelijk nooit een politiek spel, maar enkel geldig is.
De eerste dag. Alsof er een laagje vrieskou zo van de eerste winterdag over een vulkaan omslagen lag. Knisperend met iedere aanraking, de opwinding van de geur, het ongeloof dat onwerkelijk zo juist aanbelde precies bij mijn voordeur.
Het vierde jaar. In nadering bij nader inzien. Of altijd al naderende kan de mens naderhand toch gemakkelijk zeggen met de vuist op tafel slaande. Er werd afgeklopt op hoop, van zege was niemand sprekende, maar mijn man was altijd al een zinderend zorgvuldig zoete Zwijger geweest. Ongrijpbaar. Maar wie zal het. Ik was altijd al, vanaf... De eerste dag. In je greep."

Comments

Popular Posts