O

"Het verbaasde hem niets, zo te zeggen, dat hij zijn leven lang gelopen had met deze minuscule latjes voor benen.

Het liep ook nooit echt, zo.
Gewoon, zo.
Of, zo.
Het liep eigenlijk, helemaal niet.

Het water drapeerde zichzelf langzaam van zo net over de knie tot weer teruguitkrabbelend met al haar charmes langzaam zakkende wegglijdende over de wreef, terug naar waar het golven moet.

Het verontwaardigde hem wel, daar en tegen, dat hij toch al die jaren, met schouders smaller dan de bakkebaarden, zo lijkt in de spiegeling, zijn water had gedragen.

Het was ook nooit echt draaglijk.
Het was eigenlijk helemaal niet draagbaar.
Vooral gewichtig.
Vooral zwichten.

Wat hem plotsklaps toch alsnog meer om deed slaan dan de roekeloze vloed, was de notie dat er meer zou moeten zijn, dan enkel een beeld, tegenoverstaande, dat er ook naaste naast kunnen wezen, deed op slag en stoot toch pardoes zijn hart stoppen.

En zo zonken de benen die zichzelf hadden opgevreten en de schouders die geslonken aan werelden dragen van, samen met het stilstaande goed, naar de bodem van de zee.

Zachtjes fluisterende in de deining naar de schim daar diep. Ik haal je op. Ik neem je mee. Ik haal je op en ik neem je mee."

Comments

Popular Posts