18.3.7

"Er loopt een lijn,
Of eerder nog een rechtzaak,
De regel is al getrokken, het oordeel is al geveld,
Enkel wijzelf zijn noch in ontwetendheid verzonken,
Dat wij veroordeeld zijn tot levenslange vergetelheid,
Ik smeek je sla de hamer niet,
Dat er een lijn loopt,
Een regel is die ongebroken moet blijven,
Ik zweer op het hart, de mijne, de jouwe, ik passeer haar niet,
Maar zeg me dan jij, rechter ratio, denkt u werkelijk? Dat vergetelheid het onvoorkombare, het onvermijdelijke doet vergeten? Herinneren zouden verloren gaan dat ik begrijp ik toch, maar de drang naar wat ongekend is, de onmogelijke perongelukheid der dingen die ons deed belanden naast elkaar, hoe ooit zou zij een andere uitwerking kunnen hebben?
Dan mijn beste, is deze lijn, was deze lijn nooit een regel, maar een toevalligheid die languit over straat liep,
Er staat een man, of eerder nog een jongetje, hij frunnikt wat met zijn handen, de nagels van de duimen, op, onder, op, onder, rondje draaien en stop, op, onder, tikketikketik.
Er zit een meisje langs hem op het bankje, ze wachten, zijn op zoek naar De Weg die naar Ver Weg gaat. Haar voeten beheersen zicht niet tikken tegen de grond en laten haar beentjes trillen. 
Er lopen twee lijnen, ze gaan zitten, een enkele seconde raken de handen elkaar, 
Er loopt een lijn, 
Ze had zomaar, de onze kunnen zijn."

Comments

Popular Posts