Een verzameling aan Zwitserland-en.

Zwitserland - De Tour - Prt. 1.


"Er ligt uitnodiging, in de vorm van 'n hand, 

"Kom je mee?" verdwalende in verhalen, ik schud mijn hoofd, sluit de deur,

Kijk je nog een keer glimlachend aan, je was altijd al zo waanzinnig impulsief voor een overdenkende analytische peinzer van een man.



"Pak mijn hand, als je wil"

Ik. 
Ik wil altijd. 
Als romantische nieuws gulzige gierraad, kan ik toch niet anders dan de jouwe nemen en haar vasthouden alsof het de mijne is. 

Dat vrijgevig zijn en delen twee heel verschillende dingen zijn, leert een mens pas, wanneer zij allang verdwaald in het hart is. 

"Wat nu?"

"Vallen"

"Breken"

"Branden"



"Ik viel al voor je, en jij. Jij gaat mijn hart voortreffelijk breken, maar niet voor ik mijn vingers aan elk van je vurigheden heb mogen branden, tot de grond. Tot wij compleet afgebrand zijn of tot wij neerstorten op een grond waarover ik nog twijfel of zij donsveren of glasscherven zal bezitten."



"En vandaag?"

"Vandaag wandelen wij."



Het weer is als zijn handen, ik weet zo zeker dat het al leefde, bestond, toen ik nog in de maak was, maar zij zijn, hij is, zo zacht en warm, als de streling van één zomerzonnestraal die enkel voor het behangen van mijn huid schijnt. De kippenvel. De hunkering. De kou en de honger. 



"Hoe ver, denk je, dat wij kunnen gaan?"

"Als ik te ver ga, moet je mij stoppen..."



Ver lijkt iedere dag, een stukje verder op de horizon te liggen dan gisteren, hoe verder wij komen, hoe dichtbij Zwitserland wij lijken te zijn. 


Nog maar een kilometer. 
Als we twee jaar halen zonder probleem. 
Als het gevoel niet veranderd is vandaag, volgend jaar. 
Nog maar 4 straten, nog maar 3 kruisingen.



"Wat dan? Wat gaan wij doen als wij aankomen? Als wij landen? Welke kant moeten wij uit vanaf hier? Wat is de weg?"



Ik kijk hem zoekend aan, misschien toch, ik hoopte dat de streepjes op je gezicht me verraden zouden wat, jij, nu, echt wil. Misschien dat zij liegen, misschien dat ik oneerlijk lees, misschien zeggen zij niets, zoals een streep, ooit geen grens of lijn of rimpel schijnt maar enkel benadrukking van het aanwezig zijn..."



Zwitserland - De Tour - Prt. 2.


"Alsof aanraken, enkel nog schaduwen najagen betekende,

Maar wij weten beter, beter dan dit,

Ik zoek je achter elk om het hoekje, in kiertjes, en deuren die vergrendeld zijn met de onlosmakelijke huivering voor het puur ontvangen,



"Is dit de halte?"

"Ja."

"Ik ben er al."

"Natuurlijk."



"-1."

"0. Oh. 0. Hmmm. 0. Grrr."



"Was dit de enige stop?"

"Nee."



"Eindhaltes?"

"Geen idee."



"We zullen zien."

"Zoals het loopt."

"Zoals het gaat."

"Zoals het leven."



"Ja."



Het water aan onze rivier is helderblauw, kabbelt rustig voort, alsof zij, hij, hen, wij, er geen last van hebben, zo plat als zij zich voorstellen aan elkaar, zo gelukzalig blijven zij elkaar opzoeken, volgen, vasthouden, in het licht. 

De schaduwen spelen stilletjes langs de kant, zo nu en dan zou ik toch zweren dat zij geluid maken, gelach, lieve woordjes op en neer en smakjes, maar zo het schijnt, de wind te zijn, meeslepend, als je zucht na de laatste stoot, stil me.



"Een uurtje?"

"Ja."

"Thuis?"

"In vijf."
"Ik wacht."




Ik ook. Altijd eentje meer. En liever. En vaker. En langer. Dan zou moeten. Maar ik, ook, ik wacht zo graag, half ontbloot met mijn tong ingeslikt op je in het onbekende bed, dat in je aanwezigheid de algeheel bekende Hemelse oorden van geheimhoudingsplicht in elk gedicht bericht vormen. 



"Een laatste keer."

"Dan uit het systeem."

"Ja."

"Een laatste dag."

"Ons."



"Ja."



Ik bestuur het niet meer. Ben te geroerd om nog te kunnen zeggen dat wat ik je zeg weloverwogen is, overdacht is zij, door de grillen en het omslaan, opgestaan als een voortreffelijke ondode in het rouwen van verlies om, liefde, mijn liefste, doordacht, zou ik er langer over na moeten denken, maar de waarheid is dat je zo veel meer bent dan ik had kunnen bedenken, dan wat meer dan de God die ik niet loyaal ben bedanken opdat hij de touwtjes spande en je recht in mijn armen belandde is er nog te doen?



"Wij moeten er samen aan uit komen."

"Ik wil gewoon."

"Uit de schaduw."



"En als er geen andere opties zijn, dan zal ik me schuw voor de zon verschuilen, maar liever, zonnebaad ik met je op het bootje."



Zwitserland - De Tour - Prt. 3.

"Waarom wij elkaar nooit eerder ontmoet hadden?"



Het noodlot ontkennen, zou dusdanig arrogant zijn dat al onze egocentrische uitspattingen levenslang geteld bij elkaar, haar nog niet van het bestaansrecht, de waarheid, de vorm van het gewaarborgde werktuig zou kunnen ontdoen; 



Dat dwaasheid, de toeval doet laten lijken alsof zij geniaal gecomponeerd is tot achteraf in te vullen beredeneerbaarheid, zou niet eervol genoeg zijn aan De Man die overduidelijk meerdere elementen in Dit, heeft toegevoegd dat ongrijpbaar zo doorzichtig toch overduidelijk tastbaar is, Godverdomme, 
- liefde -

Tot de dag, al gemarkeerd op De Kalender Der Kleinheden in Het Grootste Boek, aanbrak, zouden wij elkaar gezien hebben, eindeloos, Tokio, Canada, Zweden, New York, Cyprus, Barcelona, Luxemburg, Zwitserland, Tokio overnieuw. Enkel om er later, nu, achter te komen dat wij elkaar afwisselde in de angstaanjagende afwezigheid, van vragen stellen aan De Grote Aanwezigheid. "Waarom?" "Ben ik dan..?" en "Is er dan niemand die.. ?"



Alsof leven enkel door het ongeloof In, een serie gemiste kansen, verloren hopen en berouw om het gemis aan, was, in de Helaasheid der Dingen van het losmakelijke bestaan. 



Toch, zo gruwelijk overstelpend als mijn eigenwijze wil te ontkennen, moet ik derhalve toegeven dat ik bekeerd ben, Zij draagt de logica, immer meer, moest ik je al die jaren missen, om je uiteindelijk hier, in dit leven, dan toch te herkennen, na al je gedaantes, na al onze naamwisselingen, littekens en gezichten.



"Ik heb je zo lang gezocht,"

"Ik heb je zo lang gevonden,"



Alle wentelingen, keren en draaien van Het Pad, perfect op maat gemaakt om met mijn lippen bij jouw voeten uit te komen, kom hier, opdat ik ze kussen wil, je hebt al zo ver gelopen, iedere bedevaard die je aflegde als atheïst met een sterker geloof in Meer, dan ik, je onvergeeflijke zoektocht, naar Het Vergeten Goed, als etappe naar Een Grote, trouwe Liefde."



Zwitserland - De Tour - Prt. 4.


"Hoe heet het?" "De onze?"

"Ja..."

"Karite Kita Neko."

"Japans?"

"Hmmhmm."



Mijn huiskat die over straalt dwaalde. Mijn huiskat die vergat, dat je niet jezelf bent wanneer je jaren op je tenen loopt. Mijn gekoesterde zwevende huiskat op zwerftocht.



"Hoeveel bladzijdes?"

"472, en tellende."

- 73 -

- 74 -

< Is aan het typen... >

- 75 -



Zijn hartslag gaat omhoog. Het klopt, als wanneer hij te lang niet aankwam daarbinnen, werkelijkheid of zijn lid, beide gelijk in hun onwerkelijke paraatheid op ieder moment op te kunnen staan én gaan waar hij wil,



"Ik zeg je gewoon niet..."



Ik weet dat het er niet altijd uit. De manier waarop wel veranderd constant. Het lozen is ongekozen afgeschoten tot deze vorm de nieuwe norm van de laatste bepaald, stoot me omver, al vooraf, het ritme van je ademhaling, hoe ik zie dat jij je best doet, maar de groter wordende pupillen nooit liegen.



"Je snapt hints nooit,"



Deze, volg ik direct. Nog voor jij weet of je hints aan het zenden bent, zijn ze ontvangen. Woorden met ondertoon daarentegen, tonen me nooit wat daar dan onder ligt. 


"Wanneer is het af? Kan ik het lezen?"



Nooit. Het schrijven voldoet nooit aan je hedendaagse hemelse composities, muziek is er niet voor gemaakt om in woorden uitgedrukt te worden wellicht, maar licht wel, allicht, de manier waarop zij van glansrijk naar dof schakelen in een enkel seconde wanneer wij het geweer op tafel leggen.



"Schiet maar."

"Het ligt er."

"Schiet dan."

- stilte - "Ik zal kijken wat ik kan doen."



Je doet altijd, tijd, en spendeerde de kosten op zijn best naar in waarde laten, je kijkt altijd, het zien, het zien met zwartdoordrenkte pupil, hoeveel brillen heb ik je moeten afnemen en hoeveel opgezet, tot de sterkte vooralsnog plus en min verward tot emotionele disbalans?



"De kogels..."

"Niet schieten is altijd, jou, missen."



"Dus hoe begint ze, de eerste zin?"



"Maandagen waren na vandaag, gewoon, nooit meer doodnormaal."



Zwitserland - De Tour - Prt. 5.


"Ik denk, dat het eenzelfde gevoel van nostalgie in een tegengestelde houding geuit zou moeten wezen,

De een troosteloos in het heden, opdat de warmte van de handen nu zo veel herinnerde aan de kille leegte van het gemis aan, al die jaren.



De ander eenzaam in de toekomst, altijd levend in het verleden zelfs al is hij bij de tijd, want nu is altijd de ooit die hij nooit mocht ontvangen, als de goedkeuring, de acceptatie, de liefde die derhalve nog altijd door middel van een open relatie met de toekomst in het achteraf kijken naar het verleden werd gezocht.



"Ik denk..." "ik weet..."



De bergen, laat je graag voorop lopen zodat ik naar je kuiten kan kijken zodat je nog altijd zoals tijdens de eerste wandeling, een keer of zes achterom kijkt, of ik er nog wel werkelijk bij ben, daarboven, zitten wij samen in het gras, onze hoofden hangend op die van de ander of de schouders, wij zijn door de jaren heen als een jenga toren gebleken, elk stukje dat losgemaakt wordt, daar vinden wij plaats voor, loslaten van de bouwblokken die ons architecteerde tot een zo gemakkelijk in elkaar vallende samen speling van meesterwerken, is niet nodig, wij bewegen net zo lang, puzzelen tot er overal plaats is voor alles.

Wij zaten daar langzaam zuchtend, onze weg makend naar het chalet waar wij voor het haardvuur neervlijen. 


De plek, verjaard niet, onze gezichten, zij tonen langzaam hoe het vermeende leven woedde als storm over elke lijn die "ik wou, ik dacht, ik wenste en ik miste..." spelt. 



Ik denk, dat hij, en zij, eenzelfde elkaars gelukken en gemissen in herinnering overstijgende nostalgische liefde creëerde, die berust op het vertrouwen, dat de ander ons kinderlijke geloof in het volledig herstel van een gebroken hart, nooit breken zal."



Zwitserland - De Voorloper - Prt. 1


"Leef je in het verleden?"

"In het heden wel, vroeger, leefde ik in de toekomst."



Bedekte mezelf met de hoop je warme huid ooit te ontmoeten en mijzelf daarin te kunnen begraven wanneer slaap kunnen vatten een dagtaak zou blijken te zijn.



Zocht boeken met onderwerpen voor nog de aan te komen zwaarte, zodat wanneer het gewichtig mijn kant op zou balanceren, ik met hem zou kunnen praten over het leven dat daar vooralsnog ongekend zou zijn. 



Vond troost in het schrijven van ode's aan hij die ooit mijn iedere handgeschreven brief zou bezegelen met onverwoordbare liefde in stilte, ik hield er toen al van, stil te kunnen zijn in het hart.



Of twijfel ooit bestond, over je bestaan? Maar natuurlijk niet mijn liefste. Ik hoefde toch ook nooit te zoeken naar dat wat enkel een op een leven afstand van de mijne ligt, het gevonden in een oogopslag, wanneer het de hoogste tijd is.



Dat thuiskomen in je eigen hart, veroorzaakt wordt door het welkom heten van een ander mens, daar, een ziel dat het kaarslicht aansteekt in je diepste duisterste krochten daarbinnen, van elk spook dat er leeft gespreksstof kan maken alsof zij daadwerkelijk slechts verdwaald beddengoed was voordat ik begreep dat het zoeken naar houvast in waanzin ook door gelukzalig genot gegrepen kan worden, dat een ander hart, jouw hart, de mijne lieflijk toespreekt tot zij klopt als nooit tevoren enkel om meer massa in beweging te kunnen zetten, zodat het mijne altijd het jouwe raakt, dat het spreekwoord je hart op je mauw dragen, eigenlijk mijn hoofd op je schouder leggen had moeten wezen.



"Of ik me ooit afgevraagd had of het mogelijk was?"



Ik droomde iedere nacht van je ogen, nog voordat vragen bestond, wist ik al hoe mijn antwoord eruit zag.



"Leef je in het verleden?"

"Niet als het jou, toe komt, Amos."



"Leef je in de toekomst?"

"Niet als het, jou, toe komt, Amos. Nu, genoeg. De rest, is voor de toekomst."



Zwitserland - De Voorloper - Prt. 2.

"Er staat een uitnodiging voor me, de man, hij geeft me een linkse hoek, hoeft alleen maar op zijn lip bijten, de ogen branden op me met zijn duivelse onschuld, ik weet, oh, oh, oooh...



Er verschijnt een uitnodiging in de vorm van jou, 


"Je ziet eruit om op te eten vanavond," 
"Als wij toch eerlijk zijn," 

De jaren vloeien rijkelijk, na elke slok, het verlangen is niet meer te slikken, 

"Ik kocht het alleen, om hoe gemakkelijk ze uit te trekken is," 
"Hmmm," 
"Ik ken je al langer dan vandaag."



Gegijzeld in het gevoel dat mijn hart door jou is ingenomen, je hand neemt me overal in mee, drie kneepjes op de achterbank van de taxi, in een oogopslag, ik zie toch, lieverd, dit gaat een lange weg worden.



Zij kunnen zeggen wat ze willen, de lippenstift aan je oor, jouw geurtje in mijn nek, nog een, nog een, nog een keer dan?



Ik, ik bemin je in de nachtval van onze handen verstopt in je jaszakken, en ik zou toch eeuwen met onze vingers verstrengeld om ieder punt heen kunnen dansen, ik, ik lief je ondanks de grootte angst dat de wereld je altijd van me weg nemen zal, 


"Er was toch niets in de wereld wat het tegen had kunnen houden," 
"Onmogelijk te voorkomen," 
"Alsof het geschreven stond,"



En zo, zo lopen wij, op een staploze weg, richting zoekend in de stuurloosheid dat wel één gedwongen kapitein aan roer heeft staan, 

Er verschijnt een uitnodiging,



"Ik moest aan je denken," 

"Omdat het traditie is..."

"Kom je? Ik wil je zien." 

"Nog een sigaret?" 
"Voor vannacht?" 
"Een afzakkertje?"



En er blijven uitdagingen, uitdelers, uitbuigingen en uitdokteringen komen, zij worden uitgedragen, tot nieuwe...



Er verschijnt een uitnodiging, langzaam maar zeker, in de reflectie die de spiegel achterliet, er verschijnt, een onaangekondigd maar uitnodigend beeld...



"Ik kan niet langer in de spiegel kijken zo... Naar wat zou... Het is zo... Wij zouden samen..."



Ik knijp drie keer in je hand, "ik weet...", ik had al zo'n gevoel, dat het een langere reis zou zijn, dan de weg vermoeden doet."



Zwitserland - De Naloper - Prt. 1.


"Of ik het heb gemist?"

" Altijd."

"Nee, of ik jouw jou heb gemist."

"Ik mis je altijd meer dan je denkt, en ik mis je mijn lief, mijn grootste leugen."



Ik wou dat ik je kon missen als een echte vrouw, wakker liggend in haar bed tot wanneer jij dan eindelijk de voordeur dichtdoet en ik gerust in slaap kan vallen, ik zou geen oog meer dicht doen,



Ik wou dat ik je mocht missen als een echt meisje, jaloers zijn op de tijd omdat zij je constant van mij ontneemt, stampvoetend en jammerig mijmerend over dat het niet eerlijk i-iius de taterende afstand kapot scheldend op geloof, was het maar zo simpel,



Ik wou dat ik je kon missen alsof jij een dode was, tranen gelaten mochten worden en vrienden met een begripvolle 'kom maar hier meisje' dat ik mocht herinneren en missen zo veel en lang als ik wilde, enkel omdat dat, nog het enige is,



Ik wou dat ik je mocht missen alsof je mijn bezit bent,



Nog voor je de deur uitgaat slikkende over hoe zoet een ochtend met je smaakt en des te bitter de nasmaak van vertrek, ik wou dat ik je mocht missen alsof ik geen besef heb van hoe veel gemist kan worden wanneer de tijd aan deze kant staat, wanneer iedere grens gepasseerd is en mijn manschappen niet meer aan wacht zitten, wanneer de weg ons voorging naar het buitenland,



Ik wou dat je niet genoeg mocht missen, zodat ik miste je, nooit meer ik mis je wordt, en toch als ik haar niet opper, ik mis je, ik mis je altijd meer dan het meest, ik heb toch altijd heimwee naar je hartslag en de armen om me heen.



"Of ik het ooit mis?"

"Hem met heel mijn hart."



Zwitserland - De Naloper - Prt. 2.

"Als het over Zwitserland gaat, dan heb je altijd van die ogen mama."



"Wat voor ogen meisje?"

"De ogen van tijdens het voorlezen uit het boek van Cat, de ogen van voor het slapengaan."

"Ik weet het meisje,"

"Zijn ze voor mij? Of zie je dan iemand anders, het lijkt zo vaak alsof je praat met mensen die niet hier zijn."

"Dat is ook zo, weet je nog toen we opa afgegeven hebben wat ik vertelde?"



"Dat als je geeft om iemand, als je ze mist of ze staan dicht bij misschien wel in je hart, dan er is daar een plek, een thuis helemaal van jouw alleen, die je met ze allemaal kan delen, en dat als ik iemand mis, kan ik altijd daarheen, om met ze te praten."



"Precies dat schat,"

"Toch zijn je ogen anders dan, dan wanneer je met andere mensen praat. Hoe komt dat mama?"

"Daar zie ik het leven en het licht, ik kijk en ik ben gelukkig, dat sommige dingen ook al zijn ze eindig toch voor altijd kunnen zijn."



"Maar als diegene in het huisje is, dan zijn ze er niet meer toch?"



"Maar hij is wel thuis in mijn hart liefje, soms verbouwt hij daar, zo nu en dan is er iets verhangen, komen er nieuwe foto's bij, herinneringen, het maakt niets uit wat wij verliezen mijn kleine dametje, zo lang wij maar blijven voelen, hoe goed het was om lief te hebben, vast houden van de gedachte, dat wij voor sommige dromen noch slapend nog wakker hoeven te zijn, en laat nooit iemand je wijsmaken, dat dromen niet echt kunnen zijn, werkelijk en echt kan de alles zijn, droom mijn lief."



"Oma zei dat dromen enkel vervliegen in tijd."

"Nee, nee, tijd vliegt niet ze bestaat niet, en dromen, als je het goed doet, dan geven ze je vleugels, het is niet dromen die vervliegen, het is jij die ver vliegt."



"Weer de ogen mama."

"Ik weet, mijn lief, ik weet, op een dag dan lees je me als een van mijn boeken, beloofd."



"Is Mijn Zwitserland voor altijd in je hart?"



"Ja, dat hoop ik."

"Ik hoop het ook, je ogen zijn net alsof ze een wonder zien dan."

"Dat doen ze dan ook liefje, dat doen ze dan ook."



Zwitserland - "Is aan het typen..."

Dit was niet in Zwitserland maar is wel een plaatje van een Gelukkig Eiland,
Ik ben ook nog nooit in Zwitserland geweest, dus dit komt denk ik dichtbij genoeg. 

Comments

Popular Posts