X
"Ik weet nog, de tijd, waarin wij 'schipper mag ik overvaren?' speelde, toen wij limbodansende de straten met de handen in de jaszakken verscholende al half beschonken en half nuchter voorbij liepen met de onbezonnen hoop.
Ik weet nog, de dagen, waarop wij aan het bed gekluisterde elkaar verhalen vertelde over "op een dag" alsof morgen een belofte en over "toen ik nog" alsof vandaag een gegeven.
Ik weet nog, de jaren, waarin wij dragen van ver voorzagen maar nooit aan elkaar plakte als een aftel, het liever als som, opdat pedanten graag rekenen en weten en zeker, wezen.
Ik weet nog de tijd, waarin wij 'hals over kopje' elke koffie vergaten tot zij koud, omdat de eerste slok deed denken aan de honing zoete druppels van tehé.
Je leek soms jonger. Als een kind dat op vakantie. Als een tiener die voor het eerst vol verbazing en overgave maar zo zenuwachtig. Als een twintiger die stuurloos het roer overdroeg aan de golven van geloof, hoop en liefde.
Je leek soms ouder. Als een bejaarde die uitzichtloos zijn geraniums bekritiseerd. Als een verplicht gepensioneerde op zoek naar een nieuwe zin omdat geven altijd het grootste. Als een ijzeren man die vervangen werd door een machine.
Ik weet nog de tijd, waarin wij twee meters afstand op de bank tot voorspel rekende, al gedachte spelende over de kieteldood, de knuffeldood, of een liefdesdiabetes.
Ik weet nog de tijd, toen hij bestond, als meester als heerser als hardleerse.
Ik ken nu de tijd, waarin tikken de man, het slaan van het uur ons en het op ik, zijn.
Ik ken nu de tijd, waarin slaap kostbaar en dromen ontwakende in het ontwapenende van warm wakker worden wanneer.
Ik ken nu de tijd, waarin hou me vast dagenuitstrekkende als de armen in de morgen en ik ook van jou."
Ik weet nog, de dagen, waarop wij aan het bed gekluisterde elkaar verhalen vertelde over "op een dag" alsof morgen een belofte en over "toen ik nog" alsof vandaag een gegeven.
Ik weet nog, de jaren, waarin wij dragen van ver voorzagen maar nooit aan elkaar plakte als een aftel, het liever als som, opdat pedanten graag rekenen en weten en zeker, wezen.
Ik weet nog de tijd, waarin wij 'hals over kopje' elke koffie vergaten tot zij koud, omdat de eerste slok deed denken aan de honing zoete druppels van tehé.
Je leek soms jonger. Als een kind dat op vakantie. Als een tiener die voor het eerst vol verbazing en overgave maar zo zenuwachtig. Als een twintiger die stuurloos het roer overdroeg aan de golven van geloof, hoop en liefde.
Je leek soms ouder. Als een bejaarde die uitzichtloos zijn geraniums bekritiseerd. Als een verplicht gepensioneerde op zoek naar een nieuwe zin omdat geven altijd het grootste. Als een ijzeren man die vervangen werd door een machine.
Ik weet nog de tijd, waarin wij twee meters afstand op de bank tot voorspel rekende, al gedachte spelende over de kieteldood, de knuffeldood, of een liefdesdiabetes.
Ik weet nog de tijd, toen hij bestond, als meester als heerser als hardleerse.
Ik ken nu de tijd, waarin tikken de man, het slaan van het uur ons en het op ik, zijn.
Ik ken nu de tijd, waarin slaap kostbaar en dromen ontwakende in het ontwapenende van warm wakker worden wanneer.
Ik ken nu de tijd, waarin hou me vast dagenuitstrekkende als de armen in de morgen en ik ook van jou."
Comments