"Spørsmålstegn, men ikke tapt, stilt."
"Tot de maskerade voorbij is,
De dagen vervlogen zijn,
De tule haar weg terug naar de bovenste plank van de kast heeft gevonden,
Tot Olijfgroen en Marokkaans rood enkel nog kleuren zijn,
En als zij komt, zal ik haar begroeten, maar ik ga haar niet halen, opzoeken of van verre roepen,
En als hij gaat, zal ik heb gedag zoenen, maar ik ga hem niet uitzwaaien vanaf de straat, nastaren uit het raam of er nog voor een laatste zoen achteraan rennen,
Tot de maskerade voorbij is,
De zaal al uren leeg is op ons na,
Tot jurken en japons hand in hand lopen,
Tot hakken in het zand gezet kunnen worden maar nooit gebruikt worden om het onkruid te schoefelen,
Tot glans de filter voor, na en tijdens iedere herinnering is,
En als zij gaat, zeg ik haar vaarwel, maar geef ik haar nooit mijn zakdoek, een antwoord of een liefdesverklaring mee op de weg,
En als hij komt, zal ik in zijn armen springen, maar niet uit mijn vel, in extase of van mijn stokje,
De maskerade, de maskerade,
Tot de façade ieder geloof tegen tot in omtoverd, iedere twijfel met een enkel schuifel tot een dans bekroond,
Maar ik zal niet wachten, ik kan niet wachten met het masker gestikt, de lokken opgespeld en de ogen bedolven onder de bedrogen schittering,
Ik zal niet zitten, met de pakken neer, tussen de vlinderstikjes of manchetknopen in om het tussen mijn oren te sluiten, ik zal niet zitten om te horen,
Daar sta ik op, daar sta ik op,
Tot de kleur van mijn lippen over je oren en je nek verspreid de avond richting zijn einde breidt,
Tot de schouders elkaar naar huis moeten dragen door het dronken gebrabbel en gegrom heen,
Tot het bed de zachtste landing is en ik me voor een enkel seconde ervan kan overtuigen dat er momenten zijn waarop uit je armen vallen wél heerlijk is,
Tot je geur me wakker en je zacht snurkende tril lipjes me in slaap sussen,
Tot elke maskerade even gewoon het leven blijft en jij twee minuten lang mijn man lijkt."
De dagen vervlogen zijn,
De tule haar weg terug naar de bovenste plank van de kast heeft gevonden,
Tot Olijfgroen en Marokkaans rood enkel nog kleuren zijn,
En als zij komt, zal ik haar begroeten, maar ik ga haar niet halen, opzoeken of van verre roepen,
En als hij gaat, zal ik heb gedag zoenen, maar ik ga hem niet uitzwaaien vanaf de straat, nastaren uit het raam of er nog voor een laatste zoen achteraan rennen,
Tot de maskerade voorbij is,
De zaal al uren leeg is op ons na,
Tot jurken en japons hand in hand lopen,
Tot hakken in het zand gezet kunnen worden maar nooit gebruikt worden om het onkruid te schoefelen,
Tot glans de filter voor, na en tijdens iedere herinnering is,
En als zij gaat, zeg ik haar vaarwel, maar geef ik haar nooit mijn zakdoek, een antwoord of een liefdesverklaring mee op de weg,
En als hij komt, zal ik in zijn armen springen, maar niet uit mijn vel, in extase of van mijn stokje,
De maskerade, de maskerade,
Tot de façade ieder geloof tegen tot in omtoverd, iedere twijfel met een enkel schuifel tot een dans bekroond,
Maar ik zal niet wachten, ik kan niet wachten met het masker gestikt, de lokken opgespeld en de ogen bedolven onder de bedrogen schittering,
Ik zal niet zitten, met de pakken neer, tussen de vlinderstikjes of manchetknopen in om het tussen mijn oren te sluiten, ik zal niet zitten om te horen,
Daar sta ik op, daar sta ik op,
Tot de kleur van mijn lippen over je oren en je nek verspreid de avond richting zijn einde breidt,
Tot de schouders elkaar naar huis moeten dragen door het dronken gebrabbel en gegrom heen,
Tot het bed de zachtste landing is en ik me voor een enkel seconde ervan kan overtuigen dat er momenten zijn waarop uit je armen vallen wél heerlijk is,
Tot je geur me wakker en je zacht snurkende tril lipjes me in slaap sussen,
Tot elke maskerade even gewoon het leven blijft en jij twee minuten lang mijn man lijkt."
Comments