Vertallen
Je 1000 is 37. Je woorden zijn
verheven tot 1,5 jaar. 547,5 dagen. Afgerond 547 of 548. Risico dreigt. Op welke zou ik me moeten voorbereiden? Of
stoppen we dan ook precies om twaalf uur, op de halve dag? “September”. Ik had
me voorbereid te gaan vragen over de halve dag. Ik hoor je september zeggen. Ik
weet je hebt gelijk, ik ben het met je eens, maar mijn hoofd kan niet bij het
gesprek blijven. Ik probeer te tellen. Als ik me maar voor kan bereiden op, dan
volg ik je in iedere keuze. 279 dagen. Dat is 268,5 minder. Paniek. Mijn plan
om nu los te laten en voor realiteit in te ruilen, startte pas op dag 425. Ik
heb tijd te kort. De seizoenen kloppen niet meer in mijn zelfbehoudend ontwerp.
Godverdomme, we praten er zo vaak
over, ik had alles al gereed. Ik moet een nieuw plan uitwerken, webben
overnieuw plaatsen, zodat ik mezelf op kan vangen. De val gaat zwaarder zijn
dan het vallen voor je, daar ik recht in je warme omhelzing viel. Nu wordt het de
koude harde grond. Ik kijk naar mijn vloer. Doe twee paar sokken over elkaar
aan onder de dekens. Ik hoef haar nu nog niet te voelen. Langzaam blootstellen.
Ik begin weer op dezelfde manier. Op mijn tenen loop ik naar de spiegel. Kijk
mezelf vol achterdocht aan, je gaat niet op de snoozeknop drukken voor het
maken van een nieuw plan. Je begint nog, vandaag. Mijn spiegelbeeld is streng,
net als mijn moeder, verteld zij me altijd precies, wat, waar, hoe en wanneer
ik me moet gedragen om “normaal” te zijn. Ik veronderstel dat abnormale
controle behoefte in deze situatie eerder een normaal zonder aanhalingstekens
is. Maar ik haal haar toch graag aan, zo klinkt ze immers altijd.
Haar 8 is 1. Jouw 100 is 26. Mijn 1 is geen. 2 is 3. Altijd 3 blijft 1.
Haar 8 is 1. Jouw 100 is 26. Mijn 1 is geen. 2 is 3. Altijd 3 blijft 1.
Comments